Twee kelken. Een knieling. De stola wat ongelijk om de schouders van de celebrant. Het gepraat van kinderen op de achtergrond. Op de kleine monitor van een Steenbeck-montagetafel in een archiefinstelling in Leuven, in het halfduister van wat ooit een kloosterbibliotheek was, verschijnt een eucharistieviering. De liturgische handelingen zijn herkenbaar, haast alledaags, de setting is dat allerminst. De film voert ons naar de kerk van Joateca, een dorp in El Salvador op een steenworp van de grens met Honduras. Het is februari 1983. We zien verstilde, getekende gezichten van mannen, vrouwen en kinderen. Gitaren op de borst, wapens op de rug. Vier jaar eerder brak in dit kleinste van de Centraal-Amerikaanse landen een bloedige burgeroorlog uit tussen de oligarchische junta en marxistische rebellen. Joateca ligt in het departement Morazán, een ‘bevrijd’ gebied in het noordoosten van het land dat wordt gecontroleerd door het verzet. De mis van vandaag wordt opgedragen aan Óscar Romero, de Salvadoraanse aartsbisschop die drie jaar eerder werd vermoord vanwege zijn kritiek op het regime en daarmee de geschiedenis in zou gaan als het bekendste slachtoffer van de repressie. In dit kerkgebouw wordt hij bezongen, heet hij ‘monseñor’ en ‘profeta’ maar ook ‘commandante de los pobres’ en ‘mi hermano’. Hier wordt Romero niet herinnerd als verheven prelaat, maar als medestander in de strijd voor de bevrijding van het Salvadoraanse volk.
In de zomer van 2019 werden verschillende personen geïnterviewd die op uiteenlopende wijzen betrokken waren bij solidariteitsbewegingen met El Salvador. Deze gesprekken kaderden in het project Romero:Memory, dat tot doel had het erfgoed van solidariteitsbewegingen met Centraal-Amerika, en met El Salvador in het bijzonder, in kaart te brengen. De internationale schokgolf van verontwaardiging na de moord op Romero in 1980 spoelde ook over Vlaanderen en leidde tot de oprichting van verschillende solidariteitscomités en de intensivering van reeds bestaande initiatieven. Het erfgoed van deze bewegingen vond slechts fragmentarisch zijn weg naar archieven. Heel wat van de bewaarde stukken – invulaffiches, gestencilde folders, nieuwsbrieven – hebben immers een efemeer karakter en zijn omwille van hun geringe materiële waarde niet altijd even goed bewaard gebleven.
Behalve deze papieren collecties is ook het archief van de herinnering een even cruciale als delicate bron voor de geschiedenis van de Vlaamse solidariteit met Latijns-Amerika. Een grote rijkdom aan kennis wordt immers niet bewaard in archiefmagazijnen, maar in de kelders, zolders en bibliotheken – en het geheugen – van de betrokkenen zelf. Via interviews trachtten we ook die erfgoedlaag aan te boren. Verschillende van onze gesprekspartners stelden daarbij persoonlijk archiefmateriaal ter beschikking. Een van hen, de Gullegemse priester Roger Ponseele (1939), schonk een 16mm-film over El Salvador. Die zou ons zeker interesseren, al kon hij niet meer zeggen waarover die ook alweer precies ging. Een teken van bescheidenheid of van een fragiele memorie? Hoe dan ook, de celebrant van die Romeroviering in Joateca: dat bleek Ponseele zelf te zijn.
Sembrando la esperanza (1983, 25 minuten) is een documentaire in reportagestijl van Sistema Radio Venceremos, de clandestiene omroep- en mediadienst van de Salvadoraanse guerrillabeweging Frente Farabundo Martí para la Liberación Nacional (FMLN). De film behandelt de positie van de katholieke kerk in de burgeroorlog in El Salvador en haar rol in de bevrijdingsstrijd. Priesters, lekenhelpers en andere christenen werden in toenemende mate het doelwit van onderdrukking en geweld vanwege de overheid. De belangrijkste oorzaak hiervoor was een nieuwe, politieke benadering van het christelijke geloof die overal in Latijns-Amerika opgang maakte. Bevrijdingstheologie, een term gemunt door de Peruviaanse priester Gustavo Gutiérrez (een KU Leuven-alumnus), verenigde marxistische maatschappijkritiek met een politieke lezing van het evangelie.
Deze progressieve religieuze ideeën en praktijken werden door duizenden catechisten, getraind in opleidingscentra in San Salvador en andere steden, verspreid tot diep in het Salvadoraanse achterland. Via de oprichting van coöperatieven en basisgemeenschappen legden ze daar, vaak in de afwezigheid van de officiële kerk, een brede basis voor het georganiseerd verzet tegen het regime.1 Das Kapital en de Bijbel vormden het tweeledig handvest voor de bevrijding van het Latijns-Amerikaanse volk. In El Salvador, waar de grote meerderheid van de bevolking tenminste nominaal katholiek was, had deze bevrijdingstheologie een niet te onderschatten invloed en vormde ze een bedreiging in de ogen van het regime. Ponseele zou in deze beweging een centrale rol spelen. Sembrando la esperanza biedt een unieke inkijk in zijn werk voor de guerrilla in Morazán.
Na het seminarie, de militaire dienstplicht en de priesterwijding werkte Roger Ponseele (°1939), afkomstig uit het West-Vlaamse Gullegem, vijf jaar als leraar in de normaalschool in Torhout. Toen de Brugse bisschop Emiel Jozef De Smedt, in navolging van de herderlijke brief Fidei Donum (1957) van paus Pius XII, een oproep deed voor aspirant-zendelingen naar Latijns-Amerika, vertrok Roger Ponseele in 1969 samen met medepriesters Ludo Van de Velde en Piet Declercq naar Centraal-Amerika. Na een kort verblijf in Panama, waar Ponseele kennismaakte met de taal en het model van de basisgemeenschappen, trok hij door naar El Salvador. Daar werd hij op 6 april 1970 door de San Salvadoraanse bisschop Luis Chávez y González benoemd in een parochie in Zacamil, een arbeidersbuurt in een van de buitenwijken van de hoofdstad. Hier werkte Ponseele tien jaar lang en richtte hij verschillende basisgemeenschappen op.
Net als vele andere missionarissen identificeerde Ponseele zich in de lijn van de Conferentie van Latijns-Amerikaanse bisschoppen in Medellín (1968) met de armen en de onderdrukten. Tijdens die conferentie stonden de armoede en het institutionele geweld op het continent hoog op de agenda. De kerk zou via vakbonden, coöperatieven en basisgemeenschappen het politiek bewustzijn van gelovigen proberen te vergroten. Tot op zekere hoogte handelde Ponseele dus volgens de kerkelijke richtlijnen, maar hij ging daarbij verder dan de meeste andere uitgezonden priesters. Gaandeweg raakte hij immers steeds meer betrokken bij linkse politieke acties en bouwde hij banden op met guerrillagroepen. Hij ontpopte zich bovendien tot een streng criticus van de Salvadoraanse katholieke kerk en haar apologetische houding ten aanzien van het geweld van de militaire junta. Ponseele zocht ook de confrontatie op met de aanvankelijk conservatieve Óscar Romero en beschuldigde hem er tijdens een misviering van ‘champagne te drinken met de rijken’. Later, in februari 1980, zou Ponseele Romero begeleiden tijdens zijn reis naar België, waar hij van de Katholieke Universiteit Leuven een eredoctoraat zou ontvangen.
Bij het uitbreken van de burgeroorlog werden progressieve geestelijken een doelwit van het leger en van doodseskaders die hen verdachten van steun aan de gewapende strijd. ‘Wees een patriot, vermoord een priester’ was de leuze.
Bij het uitbreken van de burgeroorlog werden progressieve geestelijken een doelwit van het leger en doodseskaders die hen verdachten van steun aan het gewapende verzet. ‘Wees een patriot, vermoord een priester’ was de leuze. Toch vluchtte Ponseele niet naar België, ook niet nadat zijn parochiehuis in Zacamil in november 1980 werd opgeblazen. Ponseele vertrok naar Morazán, een door de verzetsbeweging gecontroleerd departement in het noordoosten van El Salvador. Na een lange, moeizame voettocht (‘voor mij was deze reis een echte calvarie’) bereikte hij het plaatsje La Guacamaya, op de grens met Honduras. Daar voegde hij zich bij de guerrilla.
Ponseele ging aan de slag als pastoraal werker en ideologisch adviseur van het Ejército Revolucionario del Pueblo (ERP), een van de vijf groepen die samen ressorteerden onder het FMLN. Zijn zondagsmissen werden integraal uitgezonden op Radio Venceremos. Ponseele beschouwde de gewapende strijd als een ‘pijnlijke noodzaak' en 'pure zelfverdediging’ en zijn rol in deze oorlog als het bieden van ‘spirituele bijstand’ aan het volk en haar legitieme vertegenwoordigers, de guerrilla. Toen de nu geroemde, maar op dat moment nog jonge journalist Chris Hedges in januari 1984 een interview afnam van Ponseele, beschreef hij hem als ‘een van de belangrijkste guerrillaleiders in El Salvador’.
Radio Venceremos werd in 1981 opgericht door de Venezolaan Carlos Henríquez Consalvi als clandestiene radiozender van het FMLN. Vanuit haar geheime basis in het heuvelachtige noorden van Morazán informeerde Radio Venceremos de Salvadoraanse bevolking over de bevrijdingsstrijd. Met de oprichting van de overkoepelende Sistema Radio Venceremos door de Duitse journalist Paolo Luers in 1982 werd het aanbod uitgebreid met film- en televisieproducties, kranten, bulletins en magazines. Heel wat van hun films werden gemaakt voor een Westers, met name Noord-Amerikaans publiek. Met hun cinema verité-aanpak trachten deze producties buitenlandse kijkers het menselijke gelaat van het politieke conflict te laten zien. De militaire aspecten van de revolutionaire strijd komen weliswaar uitvoerig aan bod, toch is er ook aandacht voor de bredere maatschappelijke context waarin het verzet is ingebed. Landbouwers, leerkrachten, radiomakers, priesters: allen dragen ze bij aan het bevrijdingsproces.2
Om de mens en de menselijkheid achter het verzet te tonen, zet Sembrando la esperanza in op contrasterende emoties. In het eerste deel wordt de repressie in beeld gebracht. Dorpelingen leggen getuigenis af over de persoonlijke verliezen die ze leden door het geweld van doodseskaders en bombardementen door het overheidsleger. De vermoorde Romero, opgebaard, de kogelwonde in de borst duidelijk zichtbaar. De beroemde beelden van Lajos Kalános van Romero’s begrafenis, waarbij scherpschutters de rouwende massa onder vuur namen. Vier Amerikaanse zusters vermoord, zes leiders van de oppositiepartij Frente Democrático Revolucionario gelyncht. Deze aangrijpende beelden van rampjaar 1980 moeten duidelijk maken dat een vredevolle uitweg uit het conflict ondenkbaar was geworden.
Een verklaring van Ponseele (‘sacerdote Rogelio Poncell’), precies halverwege, fungeert als scharnier tussen het eerste en het tweede luik van de documentaire. De kijker frontaal aankijkend duidt hij: ‘Hier, in deze bevrijde zone, kunnen we in alle vrijheid werken en ons geloof belijden, zonder daarbij te worden gehinderd door overheid, of nog erger: te worden vermoord. Hier prediken we niet enkel de evangelische waarden, we brengen ze ook in de praktijk.’ In de sequenties die hierop volgen wordt de terreur van de junta uit het eerste deel nauwgezet gecontrasteerd met de atmosfeer in het door het FMLN bevrijde Morazán. Tijdens openluchtmissen worden verbondenheid en respect gepredikt. Guerrillero’s praten broederlijk met krijgsgevangenen en begeleiden hen naar een post van het Rode Kruis. Bij een potje zakenlopen en touwtrekken nemen burgers het op tegen miliciens. Patroonriemen en automatische FAL’s worden achteloos in het gras gelegd. Daarna een kersttoneel. Fanfare.
Religieuze en politieke exegese vloeien in elkaar over. In de homilie van Ponseele zijn de ‘martelaren’ de gevallen verzetsstrijders, die inspireren tot een ‘concrete en radicale’ toewijding aan het arme en uitgebuite volk. Met het nuttigen van de hostie bevestigen de dorpelingen gelijktijdig hun deelname aan het slachtofferschap van Christus en aan de bevrijding van El Salvador door het verzet.
De precieze rol van Ponseele en die van de kerk en het christelijke geloof in het verzet wordt in dit tweede deel gaandeweg duidelijker. Hij refereert aan het Oude Testament als een voorafspiegeling en legitimatie van de Salvadoraanse bevrijdingsstrijd: ‘Net als het joodse volk dat zich na een harde strijd uit de slavernij bevrijdde en het beloofde land bereikte, gaat ook in El Salvador een verdrukt en uitgebuit volk op zoek naar zijn bevrijding.’ Wanneer Ponseele mis viert in een dorp dat kort daarvoor door het verzet is ontzet, vloeien religieuze en politieke exegese in elkaar over. In zijn homilie zijn de ‘martelaren’ de gevallen verzetsstrijders, die inspireren tot een ‘concrete en radicale’ toewijding aan het arme en uitgebuite volk. De ‘bevrijdende boodschap van Christus’ is die van een door het volksleger bevrijd El Salvador, en zijn slachtofferschap wordt gecelebreerd als voorbeeld voor de opoffering van het individu voor de bevrijding van het Salvadoraanse volk. In deze christologische benadering van het verzet verkrijgt de communie, waartoe Ponseele de aarzelende, schijnbaar niet helemaal overtuigde omstaanders met wenken uitnodigt, ook een uitdrukkelijk ideologische betekenis. Met het nuttigen van de hostie bevestigen de dorpelingen immers gelijktijdig hun deelname aan dit christelijke slachtofferschap en aan de bevrijding van El Salvador door het verzet.
De medewerking van Ponseele aan Sembrando la esperanza was geen eenmalig optreden. Als hoofd van de propaganda-afdeling van het ERP raakte hij al snel nauw betrokken bij de werking van Sistema Radio Venceremos. Dat blijkt onder meer uit foto’s in de collectie van het Museo de la Palabra y la Imagen in San Salvador. Die tonen Ponseele terwijl hij radioboodschappen inspreekt en missen registreert. Daarnaast kreeg Ponseele ook in andere verzetsgezinde producties een centrale rol toebedeeld. Zo is hij te zien en te horen in La Decisión de Vencer (1981, 75 min), een documentaire van het Salvadoraanse filmcollectief Cero a la Izquierda over het dagelijkse leven in de bevrijde gebieden in Morazán.
Als internationaal uithangbord en tussenpersoon was Ponseele van grote waarde voor het FMLN. In 1985 rolt bij Ediciones Sistema Radio Venceremos het boek Marxismo y Cristianismo en Morazán van de pers, de weerslag van een gesprek tussen Ponseele en de Cubaanse journaliste Maria López Vigil. Vertalingen verschenen in het Duits, Engels, Frans, Portugees en ook in het Nederlands: El Salvador, de mooiste bloem een wonde: gesprekken met Roger Ponseele verscheen in 1988 en werd verzorgd door Bart Vonck, die verbonden was aan de Romerostichting en het Leuvense El Salvadorcomité.3 In een interview met Radio Venceremos in december 1982 in het plaatsje Corinto in Morazán sprak Ponseele over zijn inzet voor El Salvador, over het begin van de repressie en de vervolging van priesters en over de onvermijdelijkheid van gewapend verzet. De neerslag van dit gesprek werd een jaar later in België gepubliceerd door de Romerostichting als Priester in bevrijd gebied.
Aldus fungeerde het Belgische netwerk van Ponseele en zijn collega’s in Centraal-Amerika als een doorgeefluik van revolutionaire propaganda. Ondanks de significante bijdrage van Roger Ponseele en andere Belgische priesters aan het Salvadoraanse verzet, engagementen die tot op vandaag doorlopen, is dit verhaal in België nauwelijks bekend. Nieuw aan het licht gekomen bronnen zoals Sembrando la esperanza brengen deze opmerkelijke gedeelde geschiedenis van België en El Salvador - letterlijk - beter in beeld.
Jonas Van Mulder is historicus en verbonden aan KADOC-KU Leuven, waar hij werkt rond gedeeld erfgoed en participatie.
Linde De Vroey, schrijver, historica en filosofe en medeoprichter en zaakvoerder van het creatief/historisch collectief Wilderhistories interviewde Roger Ponseele en de andere deelnemers aan het project.