Doordat taal een weergave is van de werkelijkheid en doordat we taal onbewust gebruiken, weerspiegelt ze de heersende verhoudingen in de maatschappij. Ook als die onrechtvaardig zijn. Daarom is het nodig de taal te dekoloniseren, schrijft scenarist en opiniemaker Raf Njotea. Maar omdat taal zo ongrijpbaar is, werken opgelegde regels niet goed. Wat wel werkt, is sensibilisering.
Arrival is een film over buitenaardse wezens zoals je ze zelden ziet. Er zijn geen bloeddorstig schreeuwende creaturen, geen heldhaftige piloten die de mensheid dankzij een ultiem manoeuvre op het nippertje van de totale uitroeiing weten te redden. De film, een pareltje uit 2016 van regisseur Denis Villeneuve, gaat over taalkundige Louise Banks (Amy Adams). Wanneer er plots twaalf gigantische ruimteschepen opduiken die op verschillende plekken vlak boven het aardoppervlak blijven zweven, wordt Banks door het Amerikaanse leger ingehuurd om contact te leggen met de wezens in een van die schepen.
De wezens blijken te communiceren aan de hand van een soort inktwolk die ze in de lucht spuiten in enigmatische cirkels, zonder duidelijk begin of einde. Terwijl Banks stukje bij beetje meer inzicht krijgt in de mysterieuze taal, merkt ze dat ze visioenen begint te krijgen, beelden van het verleden en van de toekomst.
Wat blijkt? Net zoals de vreemde wezens begint Banks het concept tijd onbewust als iets circulairs te zien in plaats van iets wat in een rechte lijn van het verleden over het heden naar de toekomst loopt. Door in een andere taal te denken, verandert haar denkpatroon, haar manier van naar de wereld te kijken.
Het idee dat taal niet alleen een manier is om gedachten uit te drukken, maar dat ze die gedachten ook beïnvloedt of zelfs bepaalt, bestaat al langer. Die zogenaamde Sapir-Whorf-hypothese is bepaald niet onomstreden. Het bekende voorbeeld van Inuit die een veelvoud aan termen zouden hebben voor verschillende soorten sneeuw, spreken veel linguïsten ondertussen stellig tegen. Maar dat er een verband is tussen de taal die we spreken en de manier waarop we naar de wereld kijken, daarover is bijna iedereen het eens.
Dat komt doordat taal werkt aan de hand van beelden in ons hoofd. Doordat het een soort weergave is van de werkelijkheid. Zo is het woord boek zelf uiteraard geen boek, maar roept het wel het beeld op van een boek. Wanneer we nu kijken naar woorden die minder neutraal zijn, woorden met een bepaalde connotatie of bijklank, wordt het interessant. Het woord slet bijvoorbeeld. Dat is een oneerbiedig woord om te verwijzen naar vrouwen die veel seks hebben. Blijkbaar is er nood aan een woord om dat aan te duiden. Proberen we nu een woord te vinden met een gelijkaardige negatieve lading voor mannen, dan blijkt dat veel moeilijker. Kanshebbers zijn misschien player, donjuan of rokkenjager, maar die zijn allemaal veel positiever getint. De laatste jaren duikt weliswaar het woord fuckboy vaker op, wat op zich een positieve evolutie is, maar dat woord is hoegenaamd nog niet zo ingeburgerd als slet voor vrouwen.
Er bestaat in het Nederlands simpelweg geen specifiek woord voor een mannelijke slet. En dat zegt eigenlijk alles over hoe we naar de waarde van vrouwen kijken, hoe we denken over vrouwelijke promiscuïteit. Eenzelfde bedenking zou je kunnen maken over het woord neger, maar dan ten opzichte van witte mensen. Er is in de Nederlandse taal geen woord om met eenzelfde denigrerende lading over blanken te praten.
De woorden slet en neger zijn maar twee voorbeeldjes die tonen hoe taal duidelijk iets zegt over het heersende perspectief op de wereld. Over hoe we naar respectievelijk vrouwen en gekleurde mensen (kunnen) kijken. Het opvallende is dat het zo goed als altijd in die richting gaat: voor minderheidsgroepen bestaan er woorden met een negatieve lading, voor de zogenaamde meerderheidsgroep bestaan dat soort woorden niet. Dat komt doordat taal de neiging heeft om mee te bewegen op het ritme van die dominante groep. Het is namelijk de groep die meer vertegenwoordigd is in machtsposities, die vaker in de media verschijnt, die de beleidsnota’s opstelt en de communicatie doet, de groep die kortom het meest zichtbaar is en de grootste maatschappelijke invloed heeft.
Dat gebeurt niet bewust. Een van de moeilijkheden van taal is juist dat we haar bijna altijd onbewust gebruiken. We communiceren ermee, maar denken er verder niet over na. Daardoor houden we via onze taal het heersende perspectief mee in stand. Meer nog: als we niet oppassen, kunnen we het zelfs versterken. Het is tenslotte onmogelijk om in dezelfde negatief geladen termen over de meerderheidsgroep te praten: die woorden bestaan simpelweg niet. Zo dreigen minderheidsgroepen in hun mogelijk zwakkere positie bestendigd te worden door de taal die we gebruiken. En dat is exact waarom het belangrijk is taal te dekoloniseren.
In de breedste zin van het woord betekent dekoloniseren het doorbreken van structuren en dynamieken die nadelig zijn voor bepaalde groepen in de maatschappij. Maar hoe doe je dat met taal? Eén ding dat al zeker niet werkt, is het opleggen van regels. Daarvoor is taal te ongrijpbaar.
In de breedste zin van het woord betekent dekoloniseren het doorbreken van structuren en dynamieken die nadelig zijn voor bepaalde groepen in de maatschappij
De beelden in ons hoofd aan de hand waarvan taal werkt, veranderen immers naargelang de tijd en de context waarin ze gebruikt worden. Zo was het meest neutrale woord om te verwijzen naar iemand die homo is tot in de jaren 1980 homofiel. Dat woord heeft nu een onkies, negatief kantje. Ook homoseksueel, dat nadien de standaard werd, klinkt ondertussen niet meer helemaal lekker. En zelfs homo lijkt stilaan plaats te ruimen voor gay of queer als meest neutrale omschrijving.
Er zijn nog talloze andere voorbeelden van woorden die mettertijd andere beelden zijn beginnen oproepen in mensen hun hoofd. Telkens duiken dan andere woorden op die beter bij het oorspronkelijke beeld passen. Maar ook de context bepaalt wat voor beeld een bepaald woord heeft. Een woord zoals wijf draagt een heel andere lading wanneer het op een feestje onder vriendinnen passeert dan wanneer het door een minister in het parlement zou worden gebruikt. Regels over welke woorden je wel en niet mag gebruiken, zouden dus altijd achter de feiten aanlopen.
Juiste of foute oplossingen zijn er niet. Nee, de enige manier om taal te dekoloniseren, is door mensen bewust te maken van de taal die ze gebruiken. Met name op drie domeinen: eerst en vooral de contexten waarin bepaalde woorden misschien niet meer aangewezen zijn, ten tweede het feit dat woorden voor sommige groepen kwetsend kunnen zijn, en ten slotte ook de lading die woorden kunnen meedragen.
Juiste of foute oplossingen zijn er niet. Dekoloniseren doe je door mensen bewust te maken van de taal die ze gebruiken
Als we bijvoorbeeld kijken naar de woorden wit en blank, dan zien we dat blank door de meeste mensen lang gezien werd en nog steeds wordt als het neutrale woord om naar mensen met een lichte huidskleur te verwijzen. Maar de laatste jaren is steeds vaker geopperd dat blank eerder een positieve lading heeft, met connotaties van reinheid of zuiverheid. De mensen die dat zeggen, vinden wit het meer neutrale woord. Gezien de overeenstemming met zwart als neutraal woord voor mensen met een donkere huidskleur, klinkt dat ergens logisch. Maar net doordat wit nu vaak gebruikt wordt in een context van actief antiracisme vinden sommigen het dan weer een negatieve bijklank hebben, een connotatie van beschuldiging.
‘Wit’ in plaats van ‘zwart’ heeft als voordeel dat het mensen even doet nadenken over hun taalgebruik
Zoals gezegd is er in dit soort gevallen geen juist of fout. Zelf gebruik ik soms wit en soms blank, waarbij ik vind dat wit het extra voordeel heeft dat het mensen even doet nadenken omdat het nog steeds minder vaak gebruikt wordt en daardoor harder opvalt. Het maakt mensen even bewust van hun taal, en dus van hun wereldbeeld. Het laat hen er even bij stilstaan dat blank ook een kleur is, dat wit zijn niet de norm is.
Dat is natuurlijk maar een kleine daad van verzet. Het zijn media en instituten die echt een voortrekkersrol kunnen spelen in de dekolonisering van onze taal. De Vlaamse krant De Morgen probeerde het een tijdje door het woord allochtoon niet meer te gebruiken omdat het beeld dat het woord opriep in mensen hun hoofd niet meer overeenstemde met de eigenlijke definitie ervan. Of neem Merriam-Webster, het oudste Amerikaanse woordenboek, dat officieel een extra betekenis toevoegde aan het woord they, namelijk die van de non-binaire derde persoon enkelvoud. Daardoor is het nu volgens hen grammaticaal correct om te zeggen: Sam lost their phone – Sam heeft hun (Sams) telefoon verloren. Dat zijn kleine, maar belangrijke stapjes in het bewustmaken van mensen over de taal die ze gebruiken.
Puur door het erover te hebben, zijn we onze taal aan het dekoloniseren
Dat soort ingrepen zullen altijd gepaard gaan met maatschappelijke fricties bij sommigen. Maar dat is niet erg. Door het gesprek erover te voeren, worden we verplicht er als samenleving bij stil te staan en er bewuster mee om te gaan. Puur door het erover te hebben, zijn we onze taal dus aan het dekoloniseren. Dat zal op termijn mee leiden tot veranderingen in ons wereldbeeld, die tot op zekere hoogte ook in de werkelijkheid zullen doorwerken.
Wie goed op onze taal let, kan zo misschien wel, zoals de aliens in Arrival, een glimp opvangen van de toekomst van ons wereldbeeld en – wie weet – onze wereld.