Tijdens de eerste week van november 2024 vond voor het eerst in ons land in een groot cultuurhuis een spoken word-festival plaats: Word of Mouth in Viernulvier. Volgens curator Sarah Bekambo was het daarvoor hoog tijd, want we kunnen niet meer om spoken word heen. Maar waar liggen de wortels van het genre? Wat is er zo specifiek aan? En krijgt spoken word in het literaire veld de erkenning die het verdient?

‘Ben je een spoken word-artiest?’ Het is een vraag die ik vaak krijg. Soms aarzel ik wat, maar uiteindelijk antwoord ik steeds: ja. Geen slammer (waar de nadruk eerder ligt op het evenement), maar wel een spoken word artiest. Die aarzeling heeft te maken met het feit dat ik aan de historische context van het genre recht wil doen, het niet zomaar wil appropriëren omdat ik poëzie breng op een podium. De wortels van spoken word liggen in de VS, en meer specifiek in het Afro-Amerikaanse activisme in het kader van de Harlem Renaissance, de Black Arts Movement en de burgerrechtenbeweging. In die context ontstond spoken word als diep subversieve verzets- of bevrijdingspoëzie die zich afzette tegen academisch formalisme en de poststructurele focus op geschreven tekst.

De dichters spraken zich uit tegen onder meer imperialisme, sociale ongelijkheid, racisme en seksisme, met belangrijke figuren als Amiri Baraka, Gil Scott-Heron, Nikki Giovanni, Sonia Sanchez, June Jordan, Saul Williams en collectieven als The Nuyoricans en The Last Poets, die werden opgericht nadat Martin Luther King en Malcolm X werden vermoord. Ook vandaag, en dichterbij huis, delen veel dichters die zich als spoken word artiest identificeren in hun teksten kritiek op racisme, klassisme, seksisme, validisme, homo- en transfobie en andere intersecterende vormen van onderdrukking. Vaak worden spoken word ruimtes – zoals bijvoorbeeld bij Mama’s Open Mic, dat samen met o.a. Seckou Ouologuem een belangrijke rol speelde in de introductie van het genre in Vlaanderen – ook expliciet ingericht als safe(r) spaces.

Sacred’ ruimtes

Dat laatste heeft veel te maken met het communale aspect dat bij spoken word zo belangrijk is. Spoken word gaat niet enkel over het individu, maar over de gemeenschap, en een diepe betrokkenheid in die gemeenschap. Dat is niet alleen inhoudelijk het geval, maar dat zie en voel je ook wanneer je naar evenementen gaat van spoken word-collectieven: die communities doen in de eerste plaats dienst als ontmoetingsplekken, ook voor jongeren, die zich hier kunnen uiten op een manier die elders niet mogelijk is.

“Spoken word gaat niet enkel over het individu, maar over de gemeenschap, en een diepe betrokkenheid in die gemeenschap.”

De communities werken daarnaast ook drempelverlagend en als belangrijke opstap voor artiesten die niet het klassieke parcours van een prestigieuze kunstschool hebben genoten. Dat legt Samira Saleh uit in het interview voor De Standaard dat ik met haar en Sarah Bekambo voerde naar aanleiding van Word of Mouth: die community is niet alleen voor de kunstenaar essentieel en een voorwaarde voor hun werk, maar ook voor het publiek. Er is een wisselwerking op basis van wederzijds respect en het gevoel dat iedereen zich tot op een bepaalde hoogte veilig voelt om zichzelf te zijn zonder beoordeeld te worden. Op die manier worden spoken word-ruimtes meer dan zomaar een evenement ook echt ‘sacred’ ruimtes.

Dat is ook iets dat ik ervaar. Tijdens sommige optredens, van mezelf en van andere dichters, lijkt er iets magisch plaats te vinden, een energetische uitwisseling en alchemie, waarbij zowel dichter als publiek getransformeerd worden. De artiest geeft, het publiek geeft terug – al dan niet fingersnappend (sommigen knippen met de vingers wanneer een zin hen raakt, om de performance niet met applaus te overstemmen) – versregel per versregel. Zo is een spoken word gedicht voor mij in het beste geval iets dat samen wordt uitgesproken. Dat is ook bij geschreven poëzie in zekere mate het geval, maar die collectieve ervaring is bij spoken word erg tastbaar; het hangt in de lucht.

‘The poetic is the political’

Maar dat is niet altijd het geval. Ik heb het ook al meegemaakt dat een publiek onveilig voor me voelt, dat er weinig openheid is of interactie ontstaat. Spoken word wordt almaar populairder, en daar haken veel organisaties en instellingen op in. Hoewel dat op zich positief is, is er ook het risico dat door die toenemende commercialisering en institutionele coöptatie van spoken word (onder de noemers van ‘urban’, ‘hip’, ‘jong’), het genre haar subversieve kracht dreigt te verliezen. Vanuit die verzetsoptiek is bijvoorbeeld het optreden van Amanda Gorman tijdens de inauguratie van Joe Biden als president in 2021 eigenlijk een anomalie. Spoken word wordt soms ook geïnstrumentaliseerd: spoken word-artiesten – vaak impliciet begrepen als een token persoon van kleur – worden verwacht de boze stem te vertolken en het publiek met de neus op de feiten te drukken, waardoor het stereotype van de angry brown of black woman wordt bestendigd, en de instelling zelf zich kan verstoppen achter die ‘activistische stem’ zonder zelf standpunt in te nemen.

“Door de toenemende commercialisering en institutionele coöptatie van spoken word onder labels als ‘urban’, ‘hip’ en ‘jong’, dreigt het genre haar subversieve kracht te verliezen. Vanuit die verzetsoptiek is bijvoorbeeld het optreden van Amanda Gorman tijdens de inauguratie van Joe Biden als president in 2021 eigenlijk een anomalie.”

Dat is misschien wel de meest gehoorde kritiek op spoken word. Dat het wel erg direct is, ‘in your face’, zoals een student het laatst zei tijdens de les. In tegenstelling tot bij mijn student hangt er bij de literaire gatekeepers ook een waardeoordeel aan vast: spoken word is wel krachtig, klinkt het daar vaak, maar poëzie kun je het niet echt noemen. Voor Sarah en Samira heeft die kritiek onder meer te maken met het feit dat je weinig afleidende elementen hebt bij een spoken word performance: het is heel ‘puur’, er is geen muziek, geen scenografie, geen dramaturgie. Bij spoken word bij speel je geen rol.

Daarnaast heeft die kritiek volgens mij van spoken word teksten, en wordt spoken word door de dominante meerderheid voornamelijk als ‘in your face’ of ‘expliciet’ ervaren omdat er stemmen klinken die eerder geen platform hadden. Zoals Abiodun Oyewole zegt: ‘It became an outlet that many people could jump on and express themselves in ways they didn’t think they could express themselves before’. Spoken word artiesten zijn, en dat hoeft gelet op de geschiedenis van het genre niet te verbazen, vaak stemmen uit de marge, die in het literaire veld eerder geen plek hadden, en nu op het podium ongemakkelijke waarheden benoemen. Als het al waar zou zijn dat spoken word artiesten direct zouden zijn, dan is dat voor mij in de eerste plaats zo omdat onze belichaamde, dagelijkse realiteit maakt dat we ons moeten verhouden tot maatschappelijke structuren van geweld en onderdrukking op een manier waarop stemmen die wel tot de norm behoren dat niet moeten doen. Voor spoken word artiesten is poëzie politiek – ‘the poetic is the political’, aldus Amerikaanse dichter Aja Monet – omdat het persoonlijke en het politieke niet uit elkaar te halen zijn. En wanneer dat laatste geweld en uitsluiting behelst, wordt luid en direct zijn een noodzaak. Dat is iets waar meer geprivilegieerde stemmen – die vooralsnog het gros van de gatekeepers en literatuurcritici uitmaken – zich weinig bij kunnen voorstellen.

Er zijn trouwens genoeg voorbeelden in de Nederlandstalige gecanoniseerde poëzie die expliciet zijn, de eenvoud en het alledaagse opzoeken, maar waarbij niemand zich zal afvragen of dit nu ‘échte poëzie’ is. Ik denk aan de poëzie van bijvoorbeeld Remco Campert en Herman De Coninck, die zich kenmerken door verstaanbaarheid en helderheid bij een breed publiek. Ook parlando-poëzie is een goed voorbeeld: heldere, toegankelijke, spreektalige, jawel: expliciete, taal wordt net gezien als een stijlkenmerk van dit soort gedichten, in plaats van als een reden om hun poëtische kwaliteit in vraag te stellen of hun meerduidigheid uit te sluiten. Bij spoken word gebeurt dat wel, en wordt de performance vaak gezien als iets dat dat te betreuren tekort compenseert.

Belichaamde poëzie

Bovendien gaat de kritiek dat spoken word te direct en expliciet zou zijn, te persoonlijk  – voorbij aan het feit dat spoken word zoveel meer is dan dat. Veel spoken word artiesten doen meesterlijke, heel erg poëtische dingen met de taal, en daarbij is het muzikale, het orale en het belichaamde van essentieel belang. In spoken word staat volgens voornoemde dichter Amiri Baraka immers de vraag centraal: ‘How do you sound’? Meer dan andere vormen van poëzie is spoken word voor mij een vorm van poëzie waarbij het lichaam prominent aanwezig is, hoorbaar, voelbaar, onlosmakelijk deel van het gedicht, en de voordracht.

“Meer dan andere vormen van poëzie is spoken word voor mij een vorm van poëzie waarbij het lichaam prominent aanwezig is, hoorbaar, voelbaar, onlosmakelijk deel van het gedicht, en de voordracht.”

Tijdens jureringen van bijvoorbeeld het Nederlands of Belgisch Kampioenschap (het wedstrijdformat waarbij kandidaten het met teksten van maximaal drie minuten tegen elkaar opnemen) is dat iets wat bij collega-juryleden en mezelf steeds terugkomt. Wanneer ons wordt gevraagd waarop we tijdens het jureren zullen letten, antwoorden we steevast: zowel de tekstuele, poëticale, talige laag, als op de performance. Meer nog, eigenlijk zijn die voor mij – en voor vele anderen – in spoken word zodanig verknocht dat het onmogelijk is, en zelfs gewelddadig voelt, om ze uit elkaar te halen.

Aan dat belichaamde element van spoken word, die diepe vervlochtenheid van tekst en lichaam, woord en klank, wordt volgens mij vaak nog te weinig recht gedaan. De toehoorder blijft haken op wat hij ervaart als een directe, expliciete tekst, en gaat daarin voorbij aan het belichaamde aspect, het vaak ijzersterke, genuanceerde, complexe taal- en klankspel. Nog niet lang geleden zei iemand over een (spoken word) gedicht van me dat het eerder een ‘pamflet’ was dan poëzie, het was zo direct, te weinig beeldend. De rijke muzikale, talige laag bleef voor haar onzichtbaar, onhoorbaar.

Autoriteit van het geschreven woord

Ik denk dat dat veel te maken heeft met de dichotomie tussen geschreven en gesproken woord die nog zo dominant is in het letterenveld, een dichotomie die ook een hiërarchie in zich draagt en een koloniaal nalatenschap heeft. Zeker in koloniale contexten is de relatie tussen oraliteit, performance en (on)geletterdheid dan ook complex: ‘During the colonial era, the authority of the written word was used to discredit oral forms of knowing and non-European performance rituals’, lees ik in the Cambridge Companion to Postcolonial Poetry. In veel spoken word en postkoloniale poëzie in het algemeen staat net die belichaamde ervaring en beleving van taal centraal, en die belichaamde dimensie wordt door westers geschoolde critici, die zich al dan niet bewust focussen op de geschreven tekst, vaak over het hoofd gezien, of toch onvoldoende aandacht en erkenning gegeven.

Tegelijkertijd is spoken word voor veel spoken word artiesten ook geen theater, en ligt de oplossing er dus ook niet in om met die theatrale lens te lezen of te luisteren. Enkele jaren geleden gaf ik lessen Spoken Word aan de! Kunsthumaniora, en soms werkte ik daarin samen met een leerkracht spel/theater. Zij deed soms ingrepen in de spoken word-voordrachten van mijn studenten die voor mij niet klopten, omdat ze die voordrachten alleen als een theatermonoloog zag.

“Spoken word de erkenning geven die het verdient als volwaardig literair genre is een oefening in het dekoloniseren van onze blik op literatuur en het (her)waarderen van orale literaire tradities.”

© Burezi

Dekolonisatie

Wat ik vooral wil zeggen, is dat veel vragen en beweringen die gemaakt worden over spoken word onlosmakelijk verbonden zijn met macht en machtsposities: wie beslist dat iets poëzie is, en wanneer, onder welke voorwaarden? Deze vragen zijn niet louter theoretisch, ze hebben voor veel spoken word-dichters ook materiële gevolgen. Zo stonden de werkbeurzen bij Literatuur Vlaanderen lange tijd alleen open voor auteurs die in geschreven vorm gedebuteerd zijn, waardoor de orale literatuur die vele spoken word-artiesten al jaren maken niet meetelde. Buiten de Johnny van Doorn-prijs, zijn er voor zover ik weet ook geen literaire prijzen meer voor spoken word of orale literatuur in het algemeen.

Spoken word de erkenning geven die het verdient als volwaardig literair genre is voor mij dan ook niet zozeer een kwestie van literatuur vernieuwen en verjongen, dan wel een oefening in het dekoloniseren van onze blik op literatuur en het (her)waarderen van orale literaire tradities (veel spoken word artiesten schrijven zich naast in de specifieke context van spoken word met hun werk ook in op de orale traditie van hun voorouders, gaande van Somalië tot Marokko, van Nigeria tot Rwanda).

In dat verband zijn er zeker positieve ontwikkelingen, zoals recent het Word of Mouth Festival, (of Babs Gonds als Dichters des Vaderlands), de Commissie Podiumliteratuur die dit jaar door Literatuur Vlaanderen in het leven werd geroepen, of de gelijkaardige regeling Literatuur buiten het Boek van het Nederlands Letterenfonds. Het zijn kleine, maar belangrijke stapjes op een nog lange weg naar de dag waarop werkelijk gehoord kan worden wat in spoken word allemaal wordt gezegd.