Wat betekent het om in Vlaanderen vandaag de publieke ruimte mee vorm te geven? Voor het architectenduo Pieterjan Gijs en Arnout Van Vaerenbergh is het antwoord even filosofisch als fysiek tastbaar. Al sinds 2008 bouwen ze met hun studio Gijs Van Vaerenbergh aan een oeuvre dat de grens tussen kunst en architectuur oprekt. Hun installaties, vaak monumentaal maar zelden dominant, nodigen uit tot verdwalen, vertragen en verwonderen. Ze duiken op tussen de bomen van het Arenbergpark, tussen de muren van een abdijruïne of als transparant silhouet op een Haspengouwse heuvel.

Hoe esthetisch hun werk ook is, het is Gijs Van Vaerenbergh om meer te doen dan een reeks opmerkelijke objecten te creëren. Hun oeuvre is een zoektocht naar betekenis. En of je dat nu kunst of architectuur noemt, is voor Pieterjan Gijs niet belangrijk: “Je kan er een label op plakken, maar dat verandert niet wat het is.”

Jullie beschrijven je praktijk inderdaad als ‘op de grens tussen kunst en architectuur’. Wat betekent dat concreet?
Pieterjan Gijs: “Arnout en ik zijn opgeleid als architecten, maar we hebben nooit gebouwen ontworpen in de klassieke betekenis. We maken fysieke ruimtes die zintuiglijk en emotioneel werken. Het gaat ons om de ruimtelijke ervaring, wat niks te maken heeft met functie. Of het werk kunst of architectuur is, hangt af van de blik waarmee je kijkt. Neem nu Reading Between the Lines, het doorkijkkerkje in Borgloon. Het lijkt een kerk, maar het is het niet. Het is een plek om te kijken, te voelen, te reflecteren. Het is gebouwd op het idee van de kerk als collectieve plek, maar zonder religieuze functie, zonder muren. Je voelt er het landschap door de structuur heen.”

Het gaat dus om een ervaring?
“Onder andere, maar niet alleen. Een goed werk bestaat altijd uit meerdere lagen, waarbij de zintuiglijke dimensie heel belangrijk is. Een goed werk moet een emotie of gevoel losmaken. Voor Le Corbusier was dit het verschil tussen architectuur en louter constructie. Uiteraard maakt de taal van architectuur deel uit van ons DNA. Maar net omdat onze werken vaak geen klassieke functie hebben, worden ze niet als architectuur gezien. Het is een heel menselijke gewoonte om dingen te classificeren, maar dat is voor ons onbelangrijk.”

Willen jullie mensen anders naar ruimte laten kijken?
“Onze installaties zijn vaak een uitnodiging tot herinterpretatie. We maken gebruik van bekende typologieën – een kerk, een doolhof, een ruïne – en transformeren deze oervormen zodat ook hun betekenis begint te verschuiven. Die spanning zorgt voor een andere blik. Iedereen leest het anders. Die meervoudigheid vinden we boeiend.”

“We maken fysieke ruimtes die zintuigelijk en emotioneel werken. Het gaat ons om de ruimtelijke ervaring, niet om de functie”

Pieterjan Gijs (links) en Arnout Van Vaerenbergh (rechts) in de Dwaaltuin. (Foto: Jan Crab)

Hoe belangrijk is de publieke ruimte voor jullie werk?
“De publieke ruimte is de gedeelde ruimte. De plek waar iedereen elkaar kruist. Ons artistiek onderzoek is een zoektocht om met kunst op die plek in te grijpen. Het is fundamenteel anders dan kunst in een museumruimte. In de publieke ruimte heb je veel betrokken partijen, wat het vaak erg complex maakt. De meeste gebruikers hebben niet gevraagd om met kunst geconfronteerd te worden. Die complexiteit van de publieke ruimte vinden we heel boeiend. In recente projecten zijn we ook meer geïnteresseerd geraakt in het evolutieve karakter van kunst door gebruik te maken van klimplanten. Zoals bij Dwaaltuin in het Arenbergpark (zie kader): een doolhof dat pas over jaren echt dichtgroeit. Die traagheid en onvolledigheid zijn essentieel – zeker in een maatschappij waar alles snel en efficiënt moet zijn. De dwaaltuin dwingt je om aandachtiger te kijken, te vertragen. Je leert jezelf opnieuw oriënteren en intussen kruist je pad dat van anderen. Dat schept verbondenheid.”

Erfgoed lijkt een terugkerend thema in jullie werk. Hoe gaan jullie om met historische contexten?
“Met respect, maar zonder nostalgie. Erfgoed is een van de lagen die deel uitmaken van een grotere geschiedenis. We reconstrueren zelden letterlijk wat ooit was, maar bouwen een interpretatie. In Herkenrode herinterpreteerden we het verdwenen abdijklooster met een abstract werk in staal. En in Policoro in Zuid-Italië werken we aan een ‘hangende ruïne’. We kiezen bewust voor abstractie en geven onszelf ook artistieke vrijheid. Daarom moeten we ook niet altijd historisch correct zijn. Onze werken zijn met andere woorden geen replica’s, maar eerder hedendaagse echo’s. Zo blijft er ruimte voor verbeelding.”

Heeft Vlaanderen daarvoor de juiste context?
“Vlaanderen is een wonderlijke mix van historische gelaagdheid en ruimtelijke chaos, van stad en platteland. Doorheen de jaren hebben we in al die verschillende contexten kunnen werken, wat tot een heel divers oeuvre heeft geleid. Vaak hebben die plekken een rijke geschiedenis. Omdat onze werken ontstaan als een reactie op de context, speelt de geschiedenis vaak een belangrijke rol.

Het doorkijkkerkje in Borgloon blijft een hit op sociale media: geen dag zonder foto’s. Streven jullie naar dat soort succes in het ontwerp?
“Totaal niet. Dit is ook iets heel onvoorspelbaars. Het heeft ons wel geleerd hoe beeldcultuur werkt vandaag, in tegenstelling tot vroeger. Sociale media kunnen een werk een tweede leven schenken en je bereikt gemakkelijker een wereldwijd publiek. Dat creëert nieuwe mogelijkheden. En ja, we krijgen nog altijd foto’s binnen van dat kerkje, dertien jaar na oplevering. Dat is bijzonder. Maar het mag nooit het vertrekpunt zijn. Eerst moet het werk fysiek en inhoudelijk kloppen.”

Wat betekent samenwerking voor jullie? Jullie zijn met twee, al vijftien jaar.
“Het samenwerken is deel van ons DNA geworden. Het werkt omdat we een visie delen, wat niet wil zeggen dat we nooit van mening verschillen. Maar meningsverschillen zijn altijd productief, ze dwingen ons om uit te spreken waarom we iets goed of niet goed vinden en zo kom je sneller tot de essentie van een project. De dialoog in onze studio is ook geëvolueerd over de jaren. In het begin was er die tussen Arnout en mij, maar ondertussen hebben we een vijftal studiomedewerkers die een cruciale rol spelen in de realisatie van onze projecten.”

Vijf iconische creaties van Gijs Van Vaerenbergh

1. Reading Between the Lines (2011, Borgloon)
Het iconische doorkijkkerkje in Haspengouw is uitgegroeid tot een internationale trekpleister. Opgebouwd uit horizontale staalplaten laat het bezoekers letterlijk en figuurlijk door de architectuur heen kijken. Wat lijkt op een kerk is een sculptuur, een visuele illusie die verandert met elke stap. Het werk nodigt uit tot stilte, verwondering en reflectie.
2. Dwaaltuin (2025, Arenbergpark Leuven)
Gecreëerd voor de 600ste verjaardag van de KU Leuven: een labyrint van stalen rasters die in de komende jaren langzaam zullen dichtgroeien met klimplanten. De installatie roept op tot vertraagde ervaring en laat bezoekers letterlijk verdwalen tussen architectuur en natuur.
3. Labyrint (2015, C-mine Genk)
Een vroege verkenning van het thema doolhof: een geometrisch stalen rasterwerk dat uitnodigt tot ronddwalen en verdwalen. De installatie speelt met de klassieke labyrintvorm, maar door de geometrische vormen ontstaan bijzondere ruimtes en doorzichten.
4. Clausura (2017, Abdijsite Herkenrode)
Een hedendaagse interpretatie van een verdwenen kloosterkern. In opdracht van Herita werd een stalen sculptuur opgetrokken als echo van een verdwenen religieus gebouw. Het werk is geen reconstructie, maar activeert het geheugen van de plek.
5. Inverse Ruin (in opbouw, Herakleia, Zuid-Italië)
In een archeologisch park in Policoro werkt het duo aan een ‘omgekeerde ruïne’: een volume opgehangen in een stalen raster reconstrueert het bovenste deel van de verdwenen Griekse tempel. Een krachtig eerbetoon aan de ruïne als vorm.