december 2022

Pieter Leemans is bij de meesten bekend door zijn prachtige marsen en vooral zijn Mars van de Belgische Parachutisten, maar deze muzikale duizendpoot had veel meer in zijn mars. Rhapsodisch Divertimento, Spokendans, Twaalf Profielen en Valerius Suite (voor mannenkoor en blazers) zijn slechts een paar van zijn werken voor harmonie- of fanfareorkest. Daarnaast schreef hij ook liederen voor kinderkoor en diverse hoorspelen.

Pieter Leemans wordt geboren in Schaarbeek op 31 mei 1897 en overlijdt op 10 januari 1980 in Sint-Lambrechts-Woluwe. Tijdens zijn legerdienst speelt hij alto bij de 4de Carabiniers. Daarna gaat hij piano, harmonie, contrapunt, orkestratie en compositie studeren aan het Koninklijk Conservatorium van Brussel bij onder andere Richard Kips, Martin Lunssens en Paul Gilson. Na zijn studies vindt hij de weg naar het atheneum van Schaarbeek, waar hij als muziekleraar werkt, en vervolgens naar de muziekacademie van Etterbeek. Leemans schrijft in die periode vooral liederen op Nederlandse teksten, die hij waarschijnlijk als lesmateriaal gebruikt. Zijn bekendste school- en kinderliederen zijn Kinderliederen en Vier Kleuterwijsjes – die gebruikt werden voor de montage van kinder- en kleuterkwartiertjes bij de NIR – en vooral de Twaalf Liederen voor de Jeugd.

Pieter Leemans (via Reginald Braet)

Radiocarrière

Op 1 oktober 1932 start zijn radiocarrière bij de toenmalige NIR als musicus-pianist/solist en dirigent-programmator. Pieter Leemans wordt dirigent van het klein orkest, nadien solist-concertantbegeleider van de radiorecitals en vast jurylid bij de radioaudities. Hij wordt ook nog tijdelijk aangesteld als voorzitter van de auditiecommissie voor ernstige muziek. Het klein orkest van Pieter Leemans bestaat aanvankelijk uit 12 muzikanten en wordt later uitgebreid met 7 extra leden en omgevormd tot ‘genreorkest’. Hij componeert in die tijd vooral veel genremuziek voor die bezetting, zoals Fata Morgana voor piano en klein orkest, Aurore en Cortège Orientale. Die laatste draagt hij op aan zijn leermeester Paul Gilson. Al deze traditionele genrewerken tonen de vakkennis en zin voor kleurrijke orkestratie van Leemans.

Het werk van Pieter Leemans strijkt grotendeels langs de rand van wat gewoonlijk als ernstige muziek wordt omschreven: film- en toneelmuziek, schilderende genretaferelen, luisterspelmuziek, volkse liederen, harmonie- en fanfaremuziek vormen inderdaad het overgrote deel van zijn oeuvre. Daarin toont hij zijn vakkennis als boeiend melodicus en zin voor kleurrijke orkestraties.

De componist

Zijn eerste werken voor blaasorkest schrijft Leemans in samenwerking met Franz Wangermée, die hem helpt met de typische orkestratieproblemen voor deze bezetting. Als componist verwerft Leemans vooral naam met zijn uitstekende marsmuziek. Zo wint hij o.a. de compositiewedstrijd voor de Wereldtentoonstelling van 1935, de wedstrijd voor de mars Vieux-Bruxelles en ook de wedstrijd voor de Wereldtentoonstelling van 1958, waarvoor hij niet in de jury wilde zetelen om nog eens zijn kans te wagen. Gemakkelijk te onthouden en opgewekt worden het handelsmerk van Pieter Leemans voor de vele marsen die zullen volgen: de Atomiummars, marsen voor verschillende militaire muziekkapellen zoals het 6de Infanterieregiment en vooral de wereldberoemde en populaire Parachutistenmars. Het zijn maar enkele voorbeelden uit zijn rijke oeuvre van knap geconstrueerde marsen die plechtstatigheid mengen met feestelijkheid of een martiaal karakter, en die soms verrassend virtuoze eisen stellen aan de uitvoerders.

In 1943 wint hij de wedstrijd voor schoolliederen en in 1945 wint hij uit 102 inzendingen een prijs voor zijn Dirge for the Fallen Heroes, een treurmars ter ere van de oorlogslachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Daarnaast componeerde Leemans ook verschillende marsen voor amateurverenigingen, zoals de festivalmars Boos Izegem, die eenvoudiger en speelser zijn.

Naast zijn marsrepertoire schreef Pieter Leemans ook koorwerken en werken voor harmonie- en fanfareorkest zoals Salvius Brabo (1929), Twaalf profielen van Grote Meesters naar een klein Volksliedje (1963), Spokendans, Rhapsodisch Divertimento (1927) en Moskwa (1931, arr. Gustaaf De Roeck).

Van in zijn vroegere jeugd trad hij op als pianist bij stomme films. Wellicht verklaart dit waarom veel van zijn latere orkestwerken sterk illustratief en sfeerscheppend zijn en soms dicht aanleunen bij het music hall-genre. In composities zoals bijvoorbeeld Chinese Contrasts, Merry Napoli en Congosuite gebruikt hij uiterst handige orkestratie en melodische, ritmische en harmonische wendingen die een stereotiep beeld schilderen van hoe de luisteraar verwacht dat China, Napels of Congo er muzikaal zouden uitzien. Veel partituren voor luisterspelen en filmmuziek schrijft hij in opdracht van het Ministerie van Openbaar Onderwijs en het Franse Commissariaat voor Marokko, waarvoor hij de muziek componeert voor een tienal documentairefilms.

Oeuvre voor blaasorkest

Rapsodisch Divertimento is geen gewone potpourri, maar een gevarieerde rapsodie van melodieën uit onze rijke volksliederenschat met veel afwisseling in tempo, karakter, toon- en maatsoorten. Aangenaam om naar te luisteren, maar uitdagend om te spelen! Dit was het verplicht werk van het Antwerpse stadstoernooi in 1961.

Salvius Brabo is een briljante ouverture die krachtig begint met massieve akkoorden vol ernst en mysterie, daarna volgen pittige staccato’s die uitmonden in een brede melodie met als titel ‘Kunst gaat voor Kracht’, naar een gelijknamig volkslied. Een ode aan de held Salvius Brabo, die de reus Druon Antigon versloeg en diens hand in de Schelde wierp, waardoor de naam Antwerpen ontstond.

In Twaalf profielen (van Grote Meesters naar een klein Volksliedje) behandelt Leemans een kort volksmelodietje in de stijl van twaalf grote muzikale meesters, waaronder Bach, Mozart, Wagner Prokofiev en Gilson. Met dit werk krijgen spelers en luisteraars een unieke kans om de verschillende periodes en stijlen in de muziekgeschiedenis te leren kennen.

Zijn wereldberoemde Mars der Belgische Parachutisten werd voor het eerst uitgevoerd door de Muziekkapel van het Eerste Gidsenregiment onder leiding van Luitenant Franz Wangermée tijdens een galaconcert op 8 mei 1946. De mars is opgedragen aan Edouard Blondeel die in 1942 in Groot-Brittannië een compagnie parachutisten en een 'troop' commando's had opgericht. Leemans baseerde zijn beroemde inleiding op een imitatie van een doedelzak, een knipoog naar Schotland, de streek waar de eerste militairen gelegerd waren voor ze op operatie vertrokken.

Het werk Moskwa kreeg als ondertitel Russische rapsodie. Doorheen zijn compositie verwerkt Leemans een aantal Russische volksliederen waarvan de melodieën de luisteraar een muzikaal beeld geven van dit onmetelijke land, dat zich uitstrekt over ijsvlaktes, steppen en woeste gebergten, en de vele bevolkingsgroepen die er wonen.

Ontdek hier welke werken van Pieter Leemans aanwezig zijn in het documentatiecentrum van VLAMO.