#14 - Solo

Wat deden muzikanten het afgelopen jaar? Behalve livestreams en in de zomer een paar anderhalvemetersessies spelen, brachten ze vooral ook veel tijd op hun eentje door. Dat leverde bijzonder indrukwekkende solosets op. Jazz&mo' #14 duikt onder meer in de klankwerelden van Karen Willems, Lennart Heyndels, Pak Yan Lau en Joachim Badenhorst.

'Ik hou van de afwisseling in klank en fysieke sensaties'

Het plan was om in 2020 een onderzoek te doen naar meer vrijheid en rust, zowel muzikaal als privé. Maar 2020 stak een dikke middelvinger op naar iedereen die plannen maakte en bij Karen Willems deden enkele toevalligheden daar nog een schepje bovenop. Het resultaat? Vier (!) releases.

Karen Willems

KAREN WILLEMS - 'Begin dit jaar trok ik naar Jef Mertens van Taping Policies met de bedoeling om me daar te installeren met mijn instrumenten en wat beeldmateriaal te laten maken, aangezien Jef al mooie documentaires heeft gedraaid. Maar toen ik daar was, groeide het idee om meteen ook opnames te maken en voor ik het wist was Grondwerken Willems 01, mijn eerste solotape, een feit. Op zich was dit geen doel van mijn onderzoek, maar het was mooi meegenomen. Nadat die eerste tape uit was, zaten we opeens allemaal samen in een lockdown, deed ik naarstig verder en had ik steeds meer materiaal opgenomen. Doordat ik nogal onrustig ben, kon ik niet wachten en bracht ik met tussenpozen nog twee tapes uit, telkens op een ander label (W.E.R.F. Records en Esc.rec., red.). Eind 2020 verschijnt mijn vierde en voorlopig laatste, opnieuw op Taping Policies. Daarna laat ik die werkwijze even voor wat ze is en ga ik me opnieuw meer op mijn zoektocht concentreren.

Ik startte in januari op een tapijt met allemaal kleine percussieinstrumenten en contactmicrofoons en dergelijke om me heen. Die klanken combineer ik met field recordings die ik maak als ik ga wandelen, in de natuur van de streek waar ik woon maar  evengoed in Istanbul of op een andere bestemming. De opnames zijn herinneringen die ik verwerk in wat ik maak.

Nu en dan word ik gevraagd om solo te gaan optreden en dat doe ik liefst van al in een kleine setting, dicht bij het publiek. Liever dat dan ergens op een groot podium te staan, met een grote lichtshow en waar je mensen in het publiek met moeite kunt onderscheiden. Bij een optreden voor veertig toeschouwers heb je tenminste voeling met hen.

Als ik ga optreden heb ik niet echt een vaste set-up, maar ik heb wel bijna altijd een deel van mijn drumkit, een lading percussie en een zither mee. Ik hou ervan om af te wisselen in klanken, maar ook in fysieke sensaties van al die instrumenten en materialen. Ondanks die afwisseling betrap ik mezelf er soms op dat ik dan bijna automatisch bepaalde bewegingen en handelingen doe, zelfs al is het bewuste instrument er niet.

Tijdens concerten en doorheen mijn onderzoek ben ik soms hard aan het werken. Zoeken en wroeten, daar hou ik van. Dat is wat me ook aantrekt als ik zelf naar concerten ga: zien en horen dat er iets gebeurt op het podium.’

'Zonder improvisatie word ik zot'

De voorbije jaren was Lennart Heyndels betrokken bij zeven muzikale projecten, en onderweg verschuift de focus al eens. Na vier albums ligt zijn band How Town wat stil en gaat zo goed als alle aandacht en tijd naar zijn eerste soloalbum Halling. Daarnaast vormt Lennart samen met Jens Bouttery Hi Hawaii, is hij bassist in onder meer het kwartet van Ben Sluijs en het trio van Alex Koo.

LENNART HEYNDELS -  ‘Ooit ben ik begonnen op cello, overgeschakeld naar basgitaar en uiteindelijk ben ik op contrabas afgestudeerd als Master in Jazz. Maar op mijn soloplaat is geen contrabas te horen, zelfs geen enkel akoestisch instrument, tenzij je een antieke Singer-naaimachine meetelt als ‘akoestisch instrument’...

Ik heb me een maand teruggetrokken in een hutje in Noorwegen om muziek te maken en de composities zijn daar allemaal ontstaan op mijn modulaire synth (een synthesizer die je zelf kan samenstellen en waarbij zo goed als alle parameters van het geluid zelf te manipuleren zijn, red.). Voor ik het wist, had ik voldoende materiaal voor een EP en bwaa. records zag het zitten om die uit te brengen.

Het idee van die modulaire synth is ontstaan toen ik in 2014 naar Berlijn verhuisde, een beetje uit noodzaak. Doordat ik te veel en te intensief geoefend had op contrabas kreeg ik een blessure. Ik kon bijna niet meer spelen. Dus ging ik op zoek naar een manier om toch muziek te kunnen blijven maken, met die fysieke beperking. Zo kwam ik algauw bij elektronica en meer bepaald modulaire synths uit. Eigenlijk ben ik daarmee eerst op zoek gegaan naar de bouwstenen van geluid en muziek, om daarna met die kennis en ervaring verder aan de slag te gaan.

Die synth ontdekken was vooral veel dingen uitproberen en improviseren, wat voor mij als muzikant toch wel één van de belangrijkste facetten is. Als er geen improvisatie in zit, word ik zot. Ook al is het elektronica, ik benader het instrument vanuit mijn achtergrond als jazzmuzikant. Dat zorgt volgens mij toch voor een andere klank. Je hebt enerzijds jazz als genre - met een bepaalde klank en instrumentarium - maar anderzijds is jazz ook een soort van filosofie, een manier van denken en doen.

Het album bestaat grotendeels uit improvisaties en op die manier is Halling toch ook een beetje een jazzplaat geworden.’

'Mijn instrumenten ademen vergankelijkheid'

‘Jullie zijn een jazzmagazine, toch?’. Geluidsavonturier Pak Yan Lau is aangenaam verrast wanneer Jazz&mo' haar spreekt. Tegelijkertijd is ze teleurgesteld dat het festival OORtreders net werd afgelast, zeker nadat het releaseconcert van Bakunawa de avond ervoor zo goed liep. Met dit nieuwe ensemble breit ze een logisch vervolg aan haar eerste soloplaat. Flashback naar 2015...

PAK YAN LAU - ‘Ik ben geschoold als klassieke pianiste, maar had al snel het gevoel dat ik vrijheid miste. Na een korte uitstap in jazz schoof ik mijn piano aan de kant en verhuisde naar Brussel. Daar ontdekte ik de improscene! Ik kocht een speelgoedpiano en ging experimenteren met synthesizers en de Hohner Pianet, ook wel ‘the poor man’s Rhodes’. Na een tijd voelde ik de nood om dit vast te leggen op een soloplaat.

Books bestond uit drie delen. In het eerste, Book of Wood, keerde ik terug naar de piano door te improviseren op een prepared piano. Deel twee, Book of Star, draaide rond electronics en in het derde ging ik elektro-akoestisch met enkele toy pianos, effecten en gongstaven voor droneklanken. Die laatste zijn de staven in grootmoeders staande klok die op het uur zo’n typische dum-dum-dum door het huis laten klinken. Ik ontdekte ze in de kelder van het Dommelhof, waar ik muziekstages begeleid voor kinderen, en was er meteen weg van. Ze zijn ‘ontstemd’, slecht gestemd, en dat geeft interessante boventonen.

Het moet niet allemaal perfect zijn voor mij. In feite ademt heel mijn instrumentarium vergankelijkheid: druk je te hard op een toets van een speelgoedpiano dan is die kapot, ben je niet voorzichtig genoeg dan is een gongstaaf snel gebroken. De factor toeval wordt op die manier groter, want als je een gongstaaf vervangt, verandert in één keer heel de sound. Maar goed, het is dat derde deel - Book of Toy - dat nu een staart krijgt in Bakunawa.

Waarom ik er andere muzikanten bij wou? Ik kwam handen tekort. En toen ik een ring modulator op een toy piano zette, kreeg ik een soort gamelanklank. Waarom geen variant op een gamelanorkest maken, dacht ik. Ik haalde er een harpiste bij en medebandleden van Going als João Lobo. Maar ik blijf zeker solo optreden.

Tijdens de lockdown bracht ik nog een opname van een solo-optreden in het Londense Café Oto uit. Wanneer ik tour, is mijn set-up kleiner, maar mijn muzikaal universum blijft iets vloeibaars met suggesties van melodieën en een reis van de ene emotie naar de andere.

Binnenkort komt er nog een 7 inch uit waarop ik mijn stem gebruik voor extra kleur. En ik zoom ook in op popping candy, knetterend snoep. Een geweldig geluid, toch?’

'Ik heb eraan gedacht om met een masker op te treden'

Afgelopen nazomer pakte hij Jazz Middelheim nog in als Zero Years Kid, een zoveelste etappe in een boeiend traject als soloartiest. Joachim Badenhorst vertelt hoe zelfs zijn klarinet uit beeld verdween, om even later weer terug te keren.

JOACHIM BADENHORST - ‘Ik ben altijd gefascineerd geweest door soloalbums, omdat je daar zoveel kanten mee uit kan. Voor mijn eerste soloalbum in 2012 ben ik gaan luisteren naar wat anderen deden: klarinettisten, saxofonisten, drummers, mensen uit de freejazz, Lee Konitz... Ik nam uiteindelijk negen improvisaties op sax en klarinet op in de Bijloke. Na dat solodebuut ging ik steeds meer alleen optreden en zo slopen er stilaan patronen in mijn improvisaties. Nummers kregen vorm en die besloot ik uiteindelijk op te nemen tijdens een residentie in Parijs. Daar ben ik beginnen spelen met de omgeving. Ik nam de nummers op in verschillende ruimtes in het oude gebouw waar ik zat, van een kerkje tot een droge ruimte. Soms deed ik het raam open waardoor je ook vogeltjes of bijen hoorde.

Op Kitakata (album uit 2016, red.) deed ik dit nog nadrukkelijker. Ik was een week op residentie in Kitakata, Japan, en wou een soort dagboek maken met geluiden van dat dorpje. Je hoort me spelen in een veld, je hoort een beekje, de supermarkt... Later maakte ik op Typhoon Days (2018, red.) weer een portret van een plek, deze keer de levendige buurt rond het De Coninckplein in Antwerpen. Je hoort op dat album vooral field recordings met slechts hier en daar klarinet en elektronische muziek.

Toen ik op reis trok naar China nam ik ook mijn recorder mee. Een pak van die opnames belandden op het album van Zero Years Kid en geven de elektronica iets organisch. Ik startte het project met Sean Carpio, maar hij woont in Dublin en toen hij een keer moest afzeggen, ben ik dan maar alleen het podium opgestapt. Dat was een grote stap: voor het eerst in twintig jaar optreden zonder sax of klarinet. En ik ging ook nog eens zingen! Ik heb erover nagedacht om met een masker op te treden, Zero Years Kid was ook van in het begin een alter ego. Maar ik wou niet dat mensen dachten dat ik cynisch deed over deze stap in de pop en elektronica. Tegenwoordig speel ik zelfs als Zero Years Kid/ Joachim Badenhorst. Gaandeweg ben ik de sax en klarinet weer gaan integreren, zo komen die werelden toch nog samen. Dit jaar maakte ik een soort audiodagboek. Ik was in Kyoto toen corona uitbrak en geraakte niet terug. Ik heb dan maar een tweedehands keyboard gekocht en ben beginnen opnemen. Je hoort m’n baby meegillen en op het keyboard kruipen, er zijn field recordings van Kyoto… Zo wisten ze thuis waar we zaten. Ik nam alles op met mijn iPad en werkte alles ook daarin af. Die ontdekking heeft ervoor gezorgd dat ik nu nog altijd sneller werk.’

Deze vier muzikanten zijn een orkest op zich. Er zijn er ook die solo diep in hun instrument duiken. In Jazz&mo'#14 lees je onder meer over de legendarische soloset van Jozef Dumoulin op zijn Fender Rhodes, over Jef Neve op piano, Tuur Florizoone op accordeon, Julien Tassin op gitaar...

Bij het nummer hoort een inspirerende playlist!