2022, 3-4

Alle gedichten die je tijdens de 41ste poëziezomer in Watou zal aantreffen (en die je in dit nummer van Poëziekrant vindt), zijn nieuw en voor de gelegenheid geschreven. In situ, speciaal voor deze plek. Sense of Place is de rode draad; het thema dat zich weeft doorheen de wisselwerking van hedendaagse kunst en poëzie met de specifieke locaties.

Tijdens de afgelopen zomer waren niet alleen kunst en poëzie alomtegenwoordig in Watou. Ook ‘Patchwork’ streek er neer, in voorbereiding van de editie 2022 die op 2 juli opent. Een jury selecteerde dertig kunstenaars uit binnen- en buitenland die in de zomer van 2021 in het dorp kampeerden. Ze gingen in dialoog met de inwoners, met de geschiedenis van Watou en met de fysieke omgeving. Zo bracht kunstenaar Tom Bogaert enkele avonden door in de cafetaria en op het terrein van de handbooggilde Sint Sebastiaan. Uit het proces van aftasten, de wat argwanende houding van de schutters en de hele microgemeenschap met eigen codes en geplogenheden die hij daar aantrof, groeide geleidelijk een idee voor een kunstwerk. Precies zoals kunstcurator James Putnam het voor ogen had. ‘De kunstwerken werden dit jaar gekozen om hun link met Watou: elk werk vertelt op directe wijze hoe geëngageerd de kunstenaars omgingen met de locaties die ze hebben bezocht. En hoe ze begrip en waardering tonen voor de lokale cultuur en tradities’, aldus Putnam. ‘Een kunstwerk in de openbare ruimte dient niet enkel ter verfraaiing van een plek, maar moet ook aanzetten tot een esthetische reflectie die verwijst naar die plek. Zo creëert het werk ruimte voor ontmoeting of herdenking. Die Sense of Place biedt ook een sociaal kader dat mensen tot participatie uitnodigt. De betekenis van kunst is een gezamenlijke creatie van kunstenaar en toeschouwer – die tegelijk ook deelnemer is. Daarenboven helpt locatiespecifieke kunst de grenzen weg te gommen tussen realiteit en verbeelding, tussen het politieke en het poëtische.’


 

de curatoren van Watou
De curatoren van Watou (c) Annemie Morisse.

Kunstenfestival Watou is vanouds, inmiddels al voor de 41ste keer, de plaats waar kunst, poëzie, architectuur, ruimtelijke ordening en landschap elkaar vinden. De focus van het festival ligt op de dialoog tussen de lokale en de (internationale) artistieke gemeenschap. ‘Maar net door het hiér te organiseren, roept het festival ook een debat op over het behoud van de lokale eigenheid’, haalt Putnam aan. ‘Hedendaagse kunst wordt gezien als de uiting van een gehomogeniseerde mondiale cultuur. Maar cultuur bestaat uit véle culturen, en kunstenaars ontwikkelen steeds meer nieuwe netwerken, contacten en loyaliteiten, die alle heen en weer laveren tussen steeds meer lokale scenes. Watou schept een kans tot verzet tegen het globale, door het samenbrengen van diverse kunst op een unieke locatie. Een mét Sense of Place’, besluit Putnam.

Toch selecteert hij ook enkele al bestaande kunstwerken, van onder meer co-curator Koen Vanmechelen, die dus niet specifiek in situ gemaakt werden.

Voor de invulling van het poëzieluik zorgt Michaël Vandebril. Hij heeft een hechte band met Watou, als medeoprichter van het Huis van de Dichter, het voormalige woonhuis van Gwy Mandelinck dat sinds 2018 een residentieplek is voor literaire makers. Ook Vandebril is benieuwd naar de interactie tussen plek en dichters, tussen beeldende kunst en poëzie. Hij selecteerde twintig dichters die zich laten inspireren door de kunstwerken van de Patchworkers. Het is een gevarieerde lijst dichters qua gender, stijl, leeftijd en roots. Vandebril: ‘De dichters kregen als creatieopdracht een tekst te schrijven die is geïnspireerd op het werk en het gesprek met de kunstenaar. De dichter behoudt zijn artistieke vrijheid en maakt een autonoom werk dat in dialoog gaat met het kunstwerk. Deze gedichten krijgen een plek naast de kunstwerken: typografisch, via audio, projectie of op een andere manier. Zo zet ik de traditie verder om beeldende kunst en poëzie te verbinden die Mandelinck in Watou heeft geïntroduceerd.’


 

logo watou

Universele Watoukop

Hoe laat je poëzie zo bij kunst aansluiten dat kruisbestuiving (een graag gebruikt woord in de Watousfeer) mogelijk is? Anne Provoost vormt een duo met Tom Bogaert. ‘Ik ben van deze streek afkomstig, de omgeving hier spreekt al mijn hele leven tot mij, hoewel ik uit Poperinge ben weggegaan. De vraag voor dit project kreeg ik in volle oorlogstijd, toen de Oekraïnecrisis losbrak. Het werk van Tom met de staande wip, pijl en boog, dat ‘universele gezicht’, het verleden van de Westhoek … ik kon niet anders dan een gedicht over oorlog te schrijven. Niet specifiek, het gaat over altijd iemands vader, altijd iemands kind. The Universal Soldier, zeg maar. En de vraag die me daarbij heel persoonlijk trof: wat doe ik met mijn pacifisme?’

Anne en Tom ontmoeten elkaar in Watou op de locatie, daar aan de staande wip van de handboogvereniging. ‘Na de gesprekken met de schutters, toen de eerste argwaan en reserve wat gezakt waren, had ik het concept voor wat ik wou maken in mijn hoofd’, vertelt Tom. ‘Een weergave van dé Watounaar, door de tijden heen, opgesteld in de korf van de staande wip zodat die mee omhoog kan slingeren. Hiervoor plukte ik foto’s van internet en sociale media met mensen in Watou. Een computerprogramma voegde al die beelden samen, in Photoshop maakte ik ook manueel laagjes achter elkaar van honderden foto’s. Beelden van Gwy Mandelinck en Jan Hoet, van alle dichters, schrijvers, bekende kunstenaars die hier in de loop der jaren aanwezig waren. En vooral heel veel beelden van onbekende mensen die zich in Watou bevonden en gefotografeerd werden. Zo ontstond een kritische massa aan gezichten, waaruit het “gemiddelde” werd gedistilleerd. Een nogal monsterachtige kop in 3D, een zware sterke kerel. Want opmerkelijk: ik had kennelijk vooral foto’s van mannen gevonden. Heel weinig mensen van kleur ook. Ik twijfelde of ik het bij een buste zou houden of de “Wij” ook een lichaam zou geven, als volwaardig mens.’

Anne vult aan: ‘Ik zag het beeld van een Colossus voor me, een bewaker van de stad, de natie. Associaties met de onbekende soldaat kwamen meteen bij me op: het gewiste gezicht dat iedereen herkent, maar de persoon die niemand nog kent. Ik zag het dan ook liever beperkt tot het hoofd.’ Er is veel interactie en overleg geweest tussen auteur en kunstenaar. Ze merken een zekere tegenstelling in hun manier van werken. Bogaert, die sterk betrokken is bij mensenrechtenactivisme, neemt bij voorkeur donkere materie als onderwerp. In de materiaalkeuze en de manier waarop zijn werk in de ruimte verschijnt, tracht hij een zekere lichtvoetigheid, zelfs een vorm van humor aan de dag te leggen. Voor Provoost was het bij dit werk net belangrijk dat een zekere zwaarte voelbaar bleef. De ernst van de situatie, de kooi van de staande wip die ze met vrijheidsberoving associeert, en het beeld van de muilkorf dat ze erin ziet, waren nodig voor het gedicht.
 

(c) Annemie Morisse
(c) Annemie Morisse

Zo werd het kunstwerk beïnvloed door de poëzie, evoluerend tijdens het creatieve proces en wat afwijkend van de oorspronkelijke intentie. Toch blijven de oorspronkelijke elementen er in essentie in aanwezig. Bogaert noemt het werk ‘Wij, Gwij, Popingay’. Een verwijzing naar Mandelinck, naar Poperinge, en naar ons allen. De Wij die gemeenschap vormt; de lokale boogschutters en de ‘vreemden’ die elk jaar in Watou neerstrijken. De dorpsbevolking die het verenigingsleven en de volkssport probeert door te geven aan de weinig geïnteresseerde jongere generatie. Of de ‘wij kunnen dat ook’ waarmee ze argwanend het jaarlijkse kunstenfestival ondergaan? De ‘Wij allen’ die alom in beeld worden gebracht op internet, die met facial recognition onze vrijheid onbewust ingeperkt zien. Wij allen, de onbekende soldaten in een oorlog die de onze niet is. De crisis vandaag en die van honderd jaar geleden, die totaal verknoopt is met het lokale verleden. ‘je richt de pijl / we laten de boog zakken’ ‘Zijn we offensief of defensief? Het gedicht stelt vragen, maar biedt geen antwoorden’, stelt Provoost. ‘Met die mindset ben ik weer naar Tom getrokken, om een vergelijkbare toon in ons werk te kunnen treffen. Niet dat het kunstwerk in een gedicht wordt gegoten noch dat de kunst de woorden verbeeldt. Poëzie is geen code die gekraakt moet worden. Kunstwerk en gedicht bestaan perfect naast elkaar, maar het ene laadt het andere onvermijdelijk op met betekenis. Zo zijn er vele interpretatielagen.’ Tijdens het creatieproces, dat pas voltooid is bij de vernissage, merkt Bogaert hoe zijn waardering voor poëzie en de afstand die hij aanvankelijk ervoer, transformeerden van schroom naar verwondering om de taal. ‘Kunst maakt het gedicht. En vice versa. Zonder dat ze rechtstreeks op elkaar plakken.’
 

curatoren Koen Vanmechelen, James Putnam, Schepen van Cultuur Loes Vandromme en Michaël Vandenbril bij de persvoorstelling van Watou 2022 (c) Annemie Morisse
Curatoren Koen Vanmechelen, James Putnam, Schepen van Cultuur Loes Vandromme en Michaël Vandenbril bij de persvoorstelling van Watou 2022 (c) Annemie Morisse

Herfst in de zomer

Stijn Vranken werd aan Anne ten Ham gelinkt. Ze kenden elkaar niet, Vranken was ook niet vertrouwd met het werk van de installatiekunstenaar. Van bij aanvang gingen ze er beiden van uit dat zijn gedicht niet in directe interactie zou gaan met het kunstwerk. Het concept voor haar realisatie lag immers al vast.

Vranken: ‘Ik sta nogal sceptisch tegenover conceptuele kunst, maar Anne communiceert in haar kunst heel direct en niet simplistisch. Haar werk is ook toegankelijk voor wie niet vertrouwd is met de kunstgeschiedenis. Dat sprak me meteen aan.’ Ten Ham vulde voor ‘September’ een kamer met een dikke laag herfstbladeren. De geur van de herfst wordt steeds sterker wanneer je de trap op loopt. De licht vervallen, wat herfstige staat waarin Kasteel De Lovie zich bevindt, bepaalt voor haar mee de betovering van de locatie. ‘September’ verwijst ook naar de leegstand in de Westhoek, en naar het ritselend potentieel dat hier aanwezig is.

‘Mijn gedicht heeft een andere toon’, stelt Vranken. ‘Het is zeker geïnspireerd door dit werk. Poëzie en installatie raken elkaar wel aan, maar mijn tekst is er ook van weggewandeld. De link is er, meer hoeft niet. Het kunstwerk spreekt voor zich. We wilden allebei vermijden dat het gedicht een commentaar of explicitering bij het werk zou zijn. De poëzie van dode bladeren, herfstige melancholie zou te zeer voor de hand liggen. Hoewel het gevoel van einde en begin, van geborgen en opgeborgen zijn wel in mijn poëzie is geslopen. En ongemerkt is het door een onverwachte wending misschien ook wel een liefdesgedicht geworden, wie weet.’

Vranken heeft wel vaker gedichten bij kunstwerken geschreven, onder andere voor het Middelheim. ‘Dat triggert een manier van kijken. Er is een aanzet, een nieuwe invalshoek waar je anders niet zou opkomen. Een werk dat je raakt, brengt iets teweeg. Zo’n opdracht is niet moeilijker dan “vrij” schrijven, maar zorgt voor een nieuwe blik en is daarom minstens zo creatief. Ik wil dat mijn gedicht ook op zichzelf kan staan, zonder het werk erbij, het moet universeel en onafhankelijk kunnen spreken. De taal moet communiceren, ook voor wie gewoon voorbijkomt en niets met poëzie heeft.’

Ook de vormgeving speelt daarbij een grote rol. ‘Oorspronkelijk zou mijn gedicht op de traptreden komen. Praktisch stelt dat het probleem van de leesrichting; lees je tree per tree van beneden naar boven of het hele gedicht van boven naar onder? En zijn de traptreden niet te dwingend, is er voldoende ruimte? Daar houd ik wel een beetje rekening mee. Maar ook niet te lang. Benieuwd hoe het zijn plek zal vinden en van een afstand met de herfstinstallatie in dialoog gaat’, besluit Vranken.

Communicatie centraal

Amina Belôrf en Tomas Bachot bezochten een plaatselijke kunstenaar, Roland Deketelaere, die in het woonzorgcentrum De Lovie woont. Bachot leerde hem kennen via zijn fascinerende schrifturen in de archieven van studio Artîlerie, het atelier waar Deketelaere urenlang geconcentreerd bladen en grote stukken behangpapier volschreef. Belôrf schrijft een gedicht geïnspireerd op het werk dat Tomas en Roland deze zomer tentoonstellen. Hun samenwerking is op zich een verhaal over intermenselijk contact. Over het aftasten van de grenzen van communicatie, over ontmoetingen die groeien tot bijzondere verbindingen.


 

Tomas Bachot, Roland Deketelaere en Amina Belôrf (c) Tomas Bachot
Tomas Bachot, Roland Deketelaere en Amina Belôrf (c) Tomas Bachot

De kunstenaars-makers van De Reuringdienst gaan samen met slammers Giovanni Baudonck en Marie Darah op zoek naar grensverhalen bij de lokale bewoners. Wanneer heb je voor het laatst een grens overschreden? Of ben je er tegenaan gelopen? Met antwoorden op deze vragen maken ze drie objecten onder de noemer ‘Ontvouwen grenzen’. De slammers creëren hierbij los van elkaar een ‘teruggeeftekst’. Darah, Europees Slamkampioen 2021, getuigt over de grenzen die ze samen tijdens het proces zelf ervaarden. Een openingsvraag hoe het is om te leven aan de fysieke landsgrens, stelden ze aan Watounaars in het Engels. Darah spreekt geen Nederlands en Bouke Bruins van De Reuringsdienst geen Frans. Engels bleek de gemeenschappelijke taal, hoewel de dorpsbewoners die niet altijd machtig waren. Meteen een adequate uitdaging in het proces dat communicatie centraal zet. Darah: ‘Zelfs in mijn eigen moedertaal is het niet evident me te uiten en contact te leggen en ook goed begrepen te worden. Ik kan in gesproken teksten kwijt wat op papier moeilijker gezegd raakt. Spelling en grammaticale moeilijkheden houden me vaak tegen.’ Hoe ontstaat een tekst dan? Over Watou maakte Darah een gedicht dat in eerste instantie redelijk klassiek aandoet. ‘Het lijkt aan het begin een gedicht, maar het komt steeds sterker los van de klassieke structuur, hoewel de herhaling een vast element is. Dat komt vanzelf. Ik had al snel een ritme in mijn hoofd, al tijdens de dag toen we ter plaatse waren. Zo begint de tekst zich te schrijven in mijn hoofd. Ik “hoor” die als het ware; het stemmetje in mijn hoofd laat de woorden over elkaar heen buitelen. Aan het eind van de dag moet ik het gewoon opschrijven om het niet meer te vergeten. En hier en daar wat schaven, maar essentieel is hoe het klinkt.’ De opname waarin Darah de tekst brengt, zal afgespeeld worden in de tunnelstructuur die De Reuringsdienst construeerde.
 

Giovanni Baudonck en De Reuringdienst (c) Bouke Bruins
Giovanni Baudonck en De Reuringdienst (c) Bouke Bruins

Naast het werk van nog heel wat andere dichters staat er wat de poëzie betreft nog meer op het programma: residentensessies van het Huis van de Dichter, de Poëzieradio (een podcast van Alex Deforce), de Nationale Dag van de Traagheid (i.s.m. VONK & Zonen) en een hommage aan Bernard Dewulf. De Sense of Place van Watou is uniek ter plaatse te beleven.

Marie Darah (c) Bouke Bruins
Marie Darah (c) Bouke Bruins

Watou 2022 Sense of Place van 02.07 tot 04.09.2022