10, 2/2024

Naar aanleiding van het controversiële WK voetbal in Qatar in 2022 begonnen historici duchtig te zoeken naar geschiedkundige parallellen. Velen kwamen uit bij de wereldbeker voetbal van 1978 in Argentinië die mede werd georkestreerd door de militaire junta onder leiding van Jorge Videla. Zo ontstond er heel wat wetenschappelijke interesse in dat WK, waarbij vooral de transnationale solidariteit aandacht kreeg. Het leeuwendeel van de voetbalminnende academici nuanceerde Videla’s succes – als sportswasher – omdat het tornooi op middellange termijn de internationale kritiek op de junta net deed verscherpen. De wereldbeker gaf een impuls aan het ontstaan van solidariteitsnetwerken in grote delen van West-Europa die tot en met de val van het regime in 1983 de vinger legden op schendingen van de rechten van de mens, de illegitimiteit van de junta en het lot van de zogeheten ‘Dwaze Moeders’. Wat opvalt in deze studies, is het ontbreken van de Belgische casus. Die afwezigheid is op zijn minst bijzonder, aangezien België tijdens de Koude Oorlog fungeerde als een draaischijf voor internationale activisten en transnationale contacten. Dit artikel neemt de Belgische activisten en organisaties bekommerd om Argentinië – waarvan we sporen vinden in de collectie van KADOC – onder de loep en legt de nadruk op de gelaagdheid van transnationaal activisme.

Affiche voor de boycot van het WK in Argentinië, uitgegeven door COBRA (1978).

Affiche voor de boycot van het WK in Argentinië, uitgegeven door COBRA (1978).
 

Om die beruchte wereldbeker goed te begrijpen, keren we twaalf jaar terug in de tijd. Op 6 juli 1966 wees de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) de organisatie van het WK voetbal 1978 toe aan Argentinië, waar zeven dagen eerder generaal Juan Carlos Onganía met een staatsgreep aan de macht was gekomen. Als een ware ‘internationale’ beoogde de FIFA destijds haar tornooien steeds op een ander continent te laten plaatsvinden. Omdat de organisatie van het WK 1974 was toebedeeld aan West-Duitsland, keken de FIFA-afgevaardigden naar de biedingen van Iran, Colombia, Mexico en uiteraard Argentinië. Het was ondertussen de vierde keer dat Argentinië zich kandidaat stelde en na intrekkingen van Iran en Colombia, leek het een tweestrijd te worden met Mexico. Maar ook Mexico trok zijn kandidatuur in nadat het de organisatie van het WK 1970 had toebedeeld gekregen. Argentinië kreeg dus, net als Saudi-Arabië voor het WK 2034, de eer als laatst overgeblevene.

Activisme en de Argentijnse zaak

Wat de afgevaardigden van de FIFA niet hadden zien aankomen, was de gewelddadige staatsgreep waarmee de junta onder leiding van Jorge Videla in 1976 aan de macht kwam. Het repressieve beleid van de junta ten aanzien van de gehele linkervleugel, incluis de peronisten, bracht angst en geweld in de straten van Buenos Aires. Bovenal zorgden de verdwijningen van jonge mannen en vrouwen van meet af aan voor heel wat internationale scepsis en argwaan bij mensenrechtenactivisten. Organisaties zoals Amnesty International versterkten de aandacht voor de Argentijnse zaak in West-Europa en in samenwerking met Nederlandse, West-Duitse of Franse activisten werden overheden aangespoord om hun diplomatieke banden met de militaire junta af te bouwen. Ook in België roerden activisten zich en ontstonden solidariteitsnetwerken zoals het Belgisch Komitee tegen de Repressie in Argentinië (COBRA), Comité Argentin de Solidarité (CAS) en de Belgische sectie van Comisión de Solidaridad de Familiares de Detenidos y Desaparecidos en Argentina (CO.SO.FAM).

In zo goed als alle West-Europese landen ontsproot de solidariteit met het Argentijnse volk als een symbiose tussen Argentijnse ballingen en progressieve activistische middens. Activisten hadden vaak een verleden in de Vietnam- of Chili-bewegingen en maakten deel uit van wat men later ‘nieuw links’ zou noemen. Net als in die bewegingen vormde morele verontwaardiging niet de enige motor voor mobilisatie. De Argentijnse casus, en dan vooral de onderdrukking van linkse groeperingen, fungeerde als een doek waarop Belgische activisten hun agendapunten projecteerden. 

De grootste frustratie van die activisten was de beperkte maatschappelijke aandacht voor de Argentijnse zaak. Zeker in vergelijking met Chili trok de mobilisatie ten behoeve van Argentinië zich maar matig op gang. Waar de Nederlandse Chili-comités erin slaagden subsidies te verkrijgen – vaak via sociaal-democratische politici en hun fascinatie voor de ‘Chileense weg naar het socialisme’ –, kreeg het Solidariteits Komitee Argentinië-Nederland (SKAN) maar moeilijk voet aan de grond. Argentijnse ballingen namen een dubbele standaard waar en verwezen naar de Chilenen als de ‘door Europa verwenden’. Bovendien distantieerde SKAN zich initieel van elke associatie met politieke partijen; hun strijd ging om de rechten van de mens en die overstegen elke vorm van politiek. 

Het in 1977 opgerichte Belgische COBRA daarentegen vloeide voort uit de Belgische trotskistische beweging en bekommerde zich vooral om het fascistische gevaar dat uitging van de militaire junta. Die focus was het resultaat van de nauwe banden die de organisatie onderhield met de Argentijnse ballingen van de extreemlinkse oppositiebeweging Ejército Revolucionario del Pueblo (ERP). CAS werd dan weer geleid door een revolutionaire peronist: de Argentijnse dokter Néstor Scipioni. Ook hij stelde het regime onder Videla voor als een fascistische dictatuur. Die duidelijke politieke positionering deden COBRA en CAS sterk verschillen van de initiatieven in Nederland of West-Duitsland. Daar vonden de gedepolitiseerde mensenrechtenidealen van Amnesty International veel meer bijval. De nauwe link met Argentinië zorgde er wel voor dat CAS en COBRA steun vonden bij het christelijke Wereldverbond van de Arbeid.

Kommentaar, het tijdschrift van Pax Christi Vlaanderen, met zowel in tekst als beeld een verwijzing naar het WK en de mensenrechtenschendingen (april 1978).

Kommentaar, het tijdschrift van Pax Christi Vlaanderen, met zowel in tekst als beeld een verwijzing naar het WK en de mensenrechtenschendingen (april 1978).
 

Nederlandse en Duitse counteraanval

Het WK 1978 bood nieuwe kansen voor de Argentinië-comités in heel Europa. Reeds in februari van dat jaar lanceerde de West-Duitse sectie van Amnesty International haar campagne: ‘Voetbal: Ja, Martelingen: Nee!’ Het initiatief kreeg meteen heel wat aandacht van verschillende West-Duitse Chili-comités. Het Chili-Latijns Amerika Documentatie Centrum uit Frankfurt slaagde erin om de Argentijnse situatie uitgebreid aan te kaarten in de grootste kranten en ook de Pforzheimse werkgroep voor Chili publiceerde pamfletten waarin het WK 1978 werd vergeleken met de Olympische spelen van 1936, georganiseerd door Hitler. Amnesty’s campagne en leiderschap konden rekenen op heel wat steun van het West-Duitse middenveld. Het magazine van de West-Duitse vakbond DGB informeerde zijn lezers over de martelingen onder het Videla-regime en bekritiseerde de verwrongen relatie tussen sport en politiek. Maar ook conservatieve kranten en tv-kanalen lichtten de burgers in en verscherpten zo de maatschappelijke commentaar op de West-Duitse overheid en voetbalbond.

In Nederland initieerde in januari 1978 het cabaretduo Nederlands Hoop in Bange Dagen, bestaande uit Freek de Jonge en Bram Vermeulen, het protest tegen de Nederlandse deelname aan het WK. Het duo toerde onder meer door het land met Bloed aan de paal, een theatervoorstelling waarin de tegenstellingen tussen het voetbalfeest en de wandaden van de militaire junta scherp werden voorgesteld. De opbrengsten van de show en de andere campagnes gingen integraal naar Amnesty International en SKAN. Toch was er geen eensgezindheid voor een boycot. Heel wat Argentijnse activisten, en dan vooral de aanhangers van de links-peronistische Montoneros, beschouwden het WK voetbal net als een opportuniteit voor politieke ademruimte. Het volk kon zich aan het scherm kluisteren om de kunsten van Argentijnse topspelers als Mario Kempes en Daniel Passarella te bewonderen, terwijl de internationale pers zich kon vastbijten in de misdaden van de staat. 

En zo heeft de geschiedenis zich ook ongeveer voltrokken. Argentinië won de finale met 3-1 van Nederland, het Argentijnse volk verkeerde in extase en Videla was de man achter zowel de organisatie van het WK als de eerste Argentijnse wereldbekeroverwinning. Al was dat uiteraard niet het einde van het verhaal. Het WK 1978 bleek een cruciaal kantelpunt voor de Nederlandse maatschappelijke bekommernis om Argentinië. Nadien ontstonden heel wat nieuwe organisaties ten behoeve van het Argentijnse volk. Dankzij enkele Nederlandse journalisten werden de Moeders van de Plaza de Mayo, ook wel bekend als de ‘Dwaze Moeders’, een groep moeders van ontvoerde jonge oppositieleden die dagelijks verzamelden aan het presidentieel paleis, voor veel Nederlanders het gezicht van de vreedzame Argentijnse oppositie. Videla stond sindsdien regelmatig op voorpagina’s van Nederlandse kranten, niet als messias van het Argentijnse voetbal maar als repressieve dictator. Bovendien ontpopte de Nederlandse minister Max van der Stoel zich na 1978 tot prominente internationale voorvechter van de Argentijnse mensenrechten. De Nederlandse historicus Bram Daanen spreekt daarom over Videla’s pyrrusoverwinning.

Pagina uit Kering, het tijdschrift van Kristenen voor het Socialisme, met een onrechtstreekse verwijzing naar de eigen critici (mei-juni 1978).

Pagina uit Kering, het tijdschrift van Kristenen voor het Socialisme, met een onrechtstreekse verwijzing naar de eigen critici (mei-juni 1978).

De Mundial 78 in België

In België zagen ook COBRA en CAS mogelijkheden om, ondanks de niet-kwalificatie van de Rode Duivels, de maatschappelijke interesse in Argentinië aan te wakkeren. COBRA schaarde zich meteen achter de Europese boycotcampagne. Het verzamelde handtekeningen ten voordele van de actie, verspreidde affiches en spoorde zijn leden aan om Robby Rensenbrink en Johnny Dusaba, twee Anderlechtspelers uit de Nederlandse selectie, persoonlijk brieven te sturen die eveneens aanstuurden op een boycot. COBRA’s trotskistische oorsprong en identificatie met onderdrukte linkse groeperingen in Argentinië zorgden voor heel wat belangstelling vanuit links-activistische organisaties. In zijn streven vond COBRA steun bij verschillende andere Vlaamse organisaties met diverse ideologische voorkeuren zoals onder meer de Jong Socialisten, Oxfam België, de Kommunistische Partij - federatie Brugge, KAJ-verbond Brugge en Pax Christi Vlaanderen. Daarnaast onderlijnde de organisatie naar haar leden toe het transnationale karakter van de boycotcampagne: ‘Van Zweden tot in Zwitserland verzamelden mensenrechtenorganisaties, handtekeningen, geld en mensen’ ten voordele van de Argentijnse zaak. Een boycot was volgens COBRA de beste optie, aangezien Amnesty’s slogan ‘Voetbal: Ja, Martelingen: Nee!’ de tegenstrijdigheid van het tornooi in stand hield. Want wanneer ‘de voetbal doorgaat,gaan ook de folteringen door’, stelde een van de leiders van COBRA. In Wallonië stimuleerden CAS en CO.SO.FAM, twee organisaties met vooral Argentijnse leden, de solidariteit met Argentinië. In aanloop naar het WK slaagden enkele leden van CAS erin om een interview door de RTBF af te dwingen.

Opvallend is toch ook de aanwezigheid van de katholieke vredesbeweging Pax Christi Vlaanderen, waarvan de nationale voorloper een bepleiter was geweest van politieke 
toenadering tussen Oost- en West-Europa. In wat destijds de ‘derde wereld’ werd genoemd, mobiliseerde de organisatie steevast tegen schendingen van de mensenrechten. Met het WK in aantocht trad de Argentijnse zaak plots op de voorgrond. Hierin positioneerde de vredesbeweging zich minder drastisch dan de verschillende Argentinië-comités. Ondanks de samenwerking met COBRA spoorde Pax Christi Vlaanderen eerder aan tot een bredere maatschappelijke bewustwording dan tot een boycot. Aan de hand van een brievencampagne stuwde Pax Christi vanaf april 1978 aan op een informatieve omkadering van het WK, waarin de wandaden, de schendingen van mensenrechten en het repressieve karakter van het regime aan bod kwamen. Pax Christi drong daarom aan bij Sporta, de organisatie voor het katholieke sportapostolaat, om uitdrukkelijker stil te staan bij de relatie tussen politiek en topsport. De toenmalige BRT, Sporta en De Standaard ontvingen in de lente van 1978 heel wat brieven van de katholieke vredesbeweging. Op die manier sloot het streven van Pax Christi nauw aan bij de campagnes van Amnesty International. 

Onder impuls van Pax Christi Vlaanderen bleken ook andere katholieke organisaties geïnteresseerd in de Argentijnse zaak. Zo organiseerde de Vereniging van Universitaire Parochies, een koepelorganisatie voor universitaire parochies, een weekend in april 1978 ter bewustmaking van de situatie in Argentinië. In het maandblad van de vereniging verscheen bovendien een getuigenis van twee Franse zusters die ontvoerd waren in Buenos Aires. Ook in Kering, het tijdschrift van de progressieve linkse beweging Kristenen voor het Socialisme, kreeg de ‘keerzijde’ van het tornooi aandacht met onder andere een paginagrote veroordeling van het regime van Videla. Het thema leefde echter niet alleen in de meer actiegerichte kringen van de katholieke zuil. Ook in het katholieke middenveld vond het tornooi enige weerklank. In een themanummer over Latijns-Amerika van De Volksmacht liet ook het Algemeen Christelijk Werknemersverbond zijn leden kennis maken met de dubbele bodem van het tornooi. Zij die genieten van het voetbalspektakel, ‘moeten wel beseffen tegen welke achtergrond het spel wordt gespeeld… en met welke politieke doeleinden het wordt misbruikt’, stelde het artikel over de Mundial 78. Daarnaast toonde het artikel een affiche van het Argentinië Komité Utrecht met de slogan: ‘Ook de kogel is rond.’ Even later ging het weekblad in gesprek met Jan Mulder, de Nederlandse ex-voetballer van Anderlecht en Ajax, over de boycotcampagne in Nederland. Toen de wereldbeker goed en wel bezig was, publiceerde het progressieve flamingantische weekblad De Nieuwe scherpe reportages van de Nederlandse correspondent Jan van der Putten, die werden geïllustreerd door huiscartoonist GAL.

Een van de vele tekeningen waarmee GAL voor De Nieuwe de dubbele moraal van het WK aan de kaak stelde (2 juni 1978).

Een van de vele tekeningen waarmee GAL voor De Nieuwe de dubbele moraal van het WK aan de kaak stelde (2 juni 1978).

Ook in Wallonië bleken progressieve katholieke bewegingen de Argentijnse zaak een warm hart toe te dragen. In januari 1978 hadden enkele militanten van de Jeunesse Ouvrière Chrétienne na afloop van de wedstrijd Charleroi - Anderlecht pamfletten uitgedeeld aan de ingang van het stadion. Daarop stond te lezen: ‘Les Belges n’iront pas en Argentine: tant mieux’, en bevatte een uiteenzetting van Marek Halter, de bezieler van de boycotcampagne in Frankrijk. De Franse opzet had duidelijk impuls gegeven aan deze groep katholieke jongeren.

In de aanloop naar het tornooi ondernamen COBRA, CAS en CO.SO.FAM nog enkele pogingen om de beweging tegen de Argentijnse junta op straat te krijgen. Zo organiseerde COBRA op 31 mei 1978 een betoging op het Antwerpse Sint-Jansplein, waar zo’n duizend activisten hun stem lieten horen tegen de organisatie van het WK voetbal in Argentinië. De door CO.SO.FAM georganiseerde manifestatie in Brussel twee weken nadien trok daarentegen amper vijftig deelnemers. Het enthousiasme voor een grootschalige mobilisatie ten behoeve van de Argentijnse zaak was dus eerder beperkt te noemen,zeker in vergelijking met de initiatieven in Nederland, Frankrijk en West-Duitsland. Na het WK stierven de meeste betrokken organisaties bovendien een stille dood. De betoging op het Sint-Jansplein was nagenoeg het laatste wapenfeit van COBRA en ook de publicaties van CAS en CO.SO.FAM verminderden drastisch. CO.SO.FAM, van meet af aan meer gericht op het lot van de ‘Dwaze Moeders’, kende nog een korte opleving in de herfst van 1979, waarbij enkele Argentijnse leden op de koffie mochten komen bij Henri Simonet, de toenmalige socialistische minister van Buitenlandse Zaken.

In het algemeen kende de Belgische solidariteit met Argentinië een minder zichtbaar bestaan. De verschillende Argentinië-comités en de sympathiserende vredesbewegingen wisten de Belgische of Vlaamse massa niet te beroeren, met als belangrijke uitzondering progressieve christenen zowel in Vlaanderen als Wallonië. De Standaard rapporteerde hoofdzakelijk over het protest en het boycotdebat in Nederland, terwijl Le Soir focuste op de bewegingen in Parijs, waar grote groepen activisten op straat kwamen. Nederlandse en Franse activisten wakkerden de Belgische vlam aan, maar die bleek snel uitgedoofd.

De eindscore

Toch illustreert deze korte inzage in de Belgische beleving van de Mundial 78 enkele belangrijke inzichten in de geschiedenis van transnationaal activisme. De ontwikkeling van een succesvolle transnationale beweging is net als een puzzel. Bij het ontbreken van enkele stukken kan de actie niet of moeilijk tot stand komen. In België vonden de verschillende Argentinië-comités weinig aansluiting bij de klassieke en grotere middenveldorganisaties, wat mogelijk te wijten was aan de nauwe banden van CAS en CO.SO.FAM met peronistische militanten en ERP-leiders. COBRA daarentegen wist dat isolement gedeeltelijk te doorbreken, niet vanwege zijn trotskistische oorsprong, maar dankzij de nauwe banden met verschillende links-katholieke groeperingen. Vooral tijdens de korte aanloop naar de wereldbeker stimuleerde COBRA het activisme van een groep progressieve christenen. Hun steun en interesse werden echter, in tegenstelling tot in Nederland, niet gevolgd door een grootschalige actie ten voordele van de ‘Dwaze Moeders’. Bovendien kan ook een meer prozaïsch gegeven als het ontbreken van de Rode Duivels de desinteresse van de grote massa verklaren. Een debat over boycot was daardoor immers gewoonweg niet aan de orde. Ten slotte hebben historici reeds gewezen op de notie van donor-fatigue waarbij de veelheid aan activistische doelen de massa vermoeiden. De jaren 1970 stonden bol van transnationale solidariteitsoperaties, denk aan de vele initiatieven ten behoeve van Vietnam, Chili of Zuid-Afrika. Net als marktaandelen streden en communiceerden solidariteitscampagnes om de beroering, het geld en de mobilisatie van de Belg. In de puzzel van het transnationale activisme voor de Argentijnse zaak in België ontbraken zo enkele cruciale stukken die een breed gedragen mobilisatie verhinderden. Het is dus het falen, en niet het slagen, van die bewegingen die de Belgische casus zo boeiend maakt.

Manuel Herrera Crespo werkt als historicus voor KADOC-KU Leuven en bereidt een proefschrift voor over transnationaal activisme tijdens de jaren 1980 en 1990.