Italië blijft net als Oostenrijk en Duitsland als een van de laatste Europese landen loyaal aan de Israëlische regering, ondanks het aanhoudingsbevel van het Internationaal Strafhof tegen Benjamin Netanyahu wegens oorlogsmisdaden en het VN-rapport van 16 september waarin Israël van genocide beschuldigd wordt. Nu gaan er in die drie landen honderdduizenden mensen de straat op om hun regeringen onder druk te zetten. Nu hij in Rome in de laatste repetities zit voor de Italiaanse première van La lettre (De brief) richt de intendant van de Wiener Festwochen Milo Rau een andere brief aan zijn Italiaanse collega’s en bij uitbreiding aan de hele Europese theaterwereld: een oproep voor verzet tegen de oorlogsmisdaden in Gaza.

Protesterende menigte met Palestijnse vlag

Ken je dat? Je wordt ergens uitgenodigd, je hebt een cadeau gekocht, je hebt ook een klein briefje geschreven. Een poëtische brief, een menselijke brief. Maar onderweg naar het feest merk je dat er iets niet klopt. Dat het zo niet langer gaat, dat alles verkeerd voelt. Dat ervaar ik vandaag, terwijl in Italië honderdduizend mensen de straat op gaan om de genocide in Gaza te beëindigen en ik mijn nieuwe voorstelling afwerk voor haar Italiaanse première: La lettre.

In La lettre gaat het over de relaties van kinderen tot hun ouders, van acteurs tot hun publiek. Het gaat over Tsjechov, over Jeanne d’Arc en een paar andere iconen van Europa. Het gaat over liefde en verdriet. En het gaat vooral over ons aller verlangen naar gemeenschap en schoonheid. Maar weet je? Hier en nu lijkt het stuk vreemd genoeg misplaatst. In een tijd waarin er elke dag bommen op Gaza neervallen en de hulpvloten die onderweg zijn om de genocide te stoppen, zelf worden tegengehouden, komen de schoonheid, het verdriet, de humor van mijn brief over als een groot stilzwijgen, een leugen zelfs.

Misschien ken je dat gedicht van Bertolt Brecht: ‘Wat zijn dat voor tijden, waarin een gesprek over bomen haast een misdaad is, omdat het een zwijgen over zoveel wandaden inhoudt.’ Ja, zo voel ik mij: als iemand die met veel omhaal zwijgt. Daarom heb ik gauw nog een tweede brief geschreven die je hier leest: een politieke, directe brief. Natuurlijk is er niets lachwekkender dan op het podium je vuist te ballen, of in een theater praatjes en utopieën te verkondigen. Dat wist ook Brecht al: erger dan het socialistische realisme is alleen het sociaaldemocratische realisme. Het podium is geen plek voor morele eenduidigheid, maar juist voor tegenstrijdigheden. Het theater waar ik van houd, is een duistere, tragische, belachelijke, kwetsbare plek, een plek die tot nadenken stemt. Maar vandaag, mijn lieve vrienden, vandaag moeten we eenduidig zijn. We moeten zeggen wat we denken. We moeten onze aandacht verleggen naar dat wat er buiten gebeurt, in de wereld. En we moeten ophouden met erover te zwijgen.

“Nooit eerder werd een genocide op zo’n expliciete, zichtbare en ondertussen wereldwijd onomstreden wijze ten uitvoer gebracht. En wat hebben wij gedaan? We hebben maanden, zelfs jaren verspeeld met linguïstische beuzelarijen.”

Wat betekent het vandaag om als kunstenaar niet te zwijgen? Ten eerste: laat je niet in de war brengen door diegenen die zeggen dat je een kant moet kiezen. Het is misschien een cliché maar de menselijkheid heeft maar één kant. Als je het over Gaza wilt hebben, houdt dat in dat je de misdaden van de Israëlische soldaten even streng veroordeelt als de misdaden van Hamas. Niet zwijgen betekent aan de kant te staan van zij die op straat komen om te protesteren tegen de genocide in Gaza: of dat nu Palestijnse, Israëlische of Europese burgers zijn. Want een misdaad tegen de menselijkheid richt zich niet tegen het ene of het andere volk, het richt zich tegen alle mensen, tegen de menselijkheid zelf.

Vervolgens: spreken en niet zwijgen houdt in dat je de dingen bij hun naam noemt. Een paar weken geleden, op 16 september 2025, deed de rechts-radicale Eyal Mizrahi, voorzitter van de vereniging Amici de Israele, een beruchte uitspraak in een live uitzending van een Italiaanse talkshow, toen hem gevraagd werd naar de kinderen die in Gaza gedood werden: ‘Definieer kinderen.’ Diezelfde zin hoor je wel eens als je de term ‘genocide’ in de mond neemt, een term die door de VN ondubbelzinnig wordt gebruikt voor de Israëlische oorlogsvoering in Gaza: ‘Definieer genocide.’ Alsof we ons in een academisch hoorcollege bevinden, alsof er niet elke minuut terwijl je deze brief leest mensen in Gaza aan het sterven zijn, door bommen, door honger, door ziekte.

“Als we nu niet handelen, als we nu blijven zwijgen, worden we niet alleen medeplichtig. We maken niet enkel onze menselijkheid kapot maar ook onze vrijheid, en vroeg of laat, de vrede. Als wij vandaag zwijgen, zullen we morgen mogen strijden zoals onze grootouders en overgrootouders gestreden hebben.”

Nooit eerder werd een genocide op zo’n expliciete, zichtbare en ondertussen wereldwijd onomstreden wijze ten uitvoer gebracht. En wat hebben wij gedaan? We hebben maanden, zelfs jaren verspeeld met linguïstische beuzelarijen. Het volstaat om één enkel van de ondertussen talloze rapporten van de Verenigde Naties en allerhande onderzoekscommissies te lezen, het volstaat om een paar kranten open te slaan. Het misdrijf is kraakhelder, en simpelweg alle instanties die we na de Tweede Wereldoorlog hebben opgericht om juist dat te verhinderen wat er in Gaza gebeurt, hebben het een niet mis te verstane naam gegeven: genocide.

Het is één ding om dat woord op te schrijven en uit te spreken, klaar en duidelijk. Het is iets anders om daaruit de consequenties te trekken. Wetten zijn niet gemaakt om voorgedragen te worden zoals gedichten. Wetten bestaan om ze uit te voeren. Het is zoals Jezus in het Nieuwe Testament zegt: ‘We moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden.’ Wetten, woorden, instellingen die niet gebruikt worden maar toch blijven bestaan, verworden tot ornamenten van het onrecht en de onmenselijkheid. En uiteindelijk worden ze, nadat ze hun macht zijn verloren, afgeschaft – en met hen de democratie en de vrijheid.

Deze brief is aan jullie gericht, die theaters leiden, die de instellingen van de vrijheid verdedigen: wees een voorbeeld, wees vrij. Spreken en niet zwijgen houdt in dat je niet bang moet zijn. Wees niet bang om je job te verliezen, wees niet bang om de waarheid te zeggen met woorden die hier op hun plaats zijn. We mogen niet meer zwijgen uit angst om tot de verliezers van de geschiedenis  te behoren. Want zoals Brecht elders zei, kort voordat het fascisme in Duitsland zegevierde en hij in ballingschap moest gaan: ‘Van nu af aan en voor lange tijd zullen er geen overwinnaars meer zijn, alleen nog maar overwonnenen.’

“Wij hebben geen recht van zwijgen. Duitsland en Oostenrijk, waar ik woon en werk, Italië, waar ik volgende week mijn stuk La lettre zal opvoeren: wij zijn de drie naties van het klassieke fascisme.”

Want als we nu niet handelen, als we nu blijven zwijgen, worden we niet alleen medeplichtig. We maken niet enkel onze menselijkheid kapot maar ook onze vrijheid, en vroeg of laat, de vrede. Als wij vandaag zwijgen, zullen we morgen mogen strijden zoals onze grootouders en overgrootouders gestreden hebben. Als we onze waarden in vredestijd verraden, als we hier en nu zwijgen zonder bedreigd te worden: hoe zullen we ons dan in de modderpoel van de werkelijkheid bewijzen?

En ten slotte: wij hebben geen recht van zwijgen. Duitsland en Oostenrijk, waar ik woon en werk, Italië, waar ik volgende week mijn stuk La lettre zal opvoeren: wij zijn de drie naties van het klassieke fascisme. Niet zo lang geleden hebben wij een genocide gepland en uitgevoerd, de genocide op de Europese joden, de verschrikkelijkste genocide aller tijden. Ook toen hebben we gezwegen en hebben we gewoon verder gedaan. We hebben ons gebukt uit angst om onze posities te verliezen, omdat we de zaken ‘niet eenzijdig’ wilden bekijken. Omdat kunst haar eigen waarde heeft en de situatie nu eenmaal complex is. Ook toen was alles kraakhelder, en ook toen hebben we het verschrikkelijkste achter eufemismen verborgen.

“Waar wachten we nog op? Hoeveel honderdduizenden mensen moeten nog op straat gaan voordat wij als kunstenaars, curatoren, regisseurs en festivalorganisatoren eindelijk onze verantwoordelijkheid nemen?”

Op 16 september besloot de VN-onderzoekscommissie dat de Israëlische regering de ‘specifieke intentie heeft om genocide te plegen’. De leden van de commissie citeren uit toespraken, bevelen, en officiële mededelingen van de Israëlische premier Benjamin Netanyahu en zijn ministers en generaals, waaronder een televisietoespraak van Netanyahu waarin hij de operatie in de Gazastrook met een ‘heilige oorlog van totale vernietiging’ uit de Hebreeuwse Bijbel vergelijkt. Waar wachten we nog op? Hoeveel honderdduizenden mensen moeten nog op straat gaan voordat wij als kunstenaars, curatoren, regisseurs en festivalorganisatoren eindelijk onze verantwoordelijkheid nemen? Voordat onze podia veranderen van plekken van veelbetekenend zwijgen in plekken van verzet?

Er is een versregel van Joods-Amerikaans dichter Delmore Schwartz waar ik van houd: ‘Time is the school in which we learn, time is the fire in which we burn.’ Laten we tegelijkertijd branden en leren, tegelijkertijd kunstenaar en activist zijn. Laten we ophouden met zwijgen. Laten we eenduidig een standpunt innemen. Alleen dan kunnen we onze kunst, het theater, redden: die kwetsbare en bedachtzame plek waar we samen op zoek gaan naar gemeenschap en schoonheid.

Milo Rau, Wenen, 4 oktober 2025


Vertaling: Kaatje De Geest.