nr 93 - Zorgen

Kapitale vergissing, dissidente omwenteling

De neoliberale newspeak van het beleidsplan onderwijs slaat de bal al bij de titel mis. Vijf jongeren formuleren bij NTGent een antwoord: wees dissident. Nele Buyst, zelf werkzaam bij het Gentse stadstheater, roept op om ons eigen taalgebruik onder de loep te nemen en te ontdoen van ongepast managementjargon.

‘Mijn allermooiste 1 september ooit’, noemde Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) de start van dit schooljaar. Nu de coronapandemie de Vlaamse scholen niet meer in een houdgreep heeft, wil Weyts zich opnieuw maximaal concentreren op het verbeteren van de onderwijskwaliteit, zo zei hij aan VRT NWS. De vraag is alleen: kwalitatief onderwijs, wat betekent dat?

Bij zijn aankomst aan de Brugse hotelschool, een van de haltes op zijn heuglijke eerste schooldag, kreeg Weyts een open brief overhandigd door enkele jongeren uit de cast van de theatervoorstelling Dissident, een productie van stadstheater NTGent en theatermaker Lara Staal die eind november in première is gegaan. Haroun Couvreur, Seppe Jacobs, Siham Lamrini, Isaac Van Weyenberg, Eliaz Bello Medrano en Serdi Faki Alici worden op school stuk voor stuk omschreven als ‘probleemgevallen’, in de voorstelling krijgen ze de kans om hun kant van het verhaal te doen. Deze keer onderwijzen zij niet alleen het publiek, maar ook de leerkrachten en directeurs in Vlaanderen, en de bevoegde minister.

In hun brief klagen ze zijn visie op het onderwijs aan als ‘een ontkenning van wat onderwijs écht is’. ‘Leerkrachten omschrijft u als vermogensbeheerders, en leerlingen zijn het startkapitaal. Ze moeten zo veel mogelijk kennis verwerven en liefst zo snel mogelijk, om later maximaal de economie te dienen.’

Startkapitaal?

Startkapitaal. Het beleidsplan onderwijs dat Weyts en zijn medewerkers voorstellen voor de periode 2019-2024 bulkt van het managementjargon. Waar de titel Ons kapitaal nog tongue-in-cheek tussen aanhalingstekens staat, wordt in de daaropvolgende paragrafen kapitaal zonder verdere vragen of voetnoten gebruikt om jongeren mee aan te duiden. Met alle associaties van dien: wat verwachten we van ons kapitaal? Wat doen we ermee? Op welke manier moeten we het investeren en vooral: wat geeft het ons terug?

In het Klein lexicon van het managementjargon lijsten auteurs Rudi Laermans, Lieven De Cauter en Karel Vanhaesebrouck een reeks woorden op die besmet zijn door de neoliberale ideologie. Het motto van George Orwell (uit 1984) aan het begin van het lexicon zegt het al: The purpose of Newspeak was not only to provide a medium of expression for the world-view and mental habits proper to the devotees (…) but to make all other modes of thought impossible.

Het management-jargon heeft zich een weg gebaand door ons hele denken.

Het managementjargon heeft zich een weg gebaand door ons hele denken. Woorden als talent, competentie, effectiviteit en groei doen neutraal aan, maar houden ons in wezen gevangen in een neoliberaal discours dat elke tak van de samenleving, elk individu als een bedrijf ziet. Het efficiënt ontwikkelen van competenties met het oog op een grotere output? Wat kan je daar tegen hebben?

Zo werken we allemaal mee aan assessments, laten we ons doorlichten, zijn we ervan overtuigd dat onze kwaliteiten in cijfers te bevatten zijn die je kan laten oplichten in een excelsheet, om ze voor te stellen op de volgende bestuursvergadering.

NTGent - Dissident (c) Michiel Devijver

‘Beoordelen is waarderen en normeren met symbolische macht, maar in assessments probeert juist deze macht zich onzichtbaar te maken door het inroepen van algemeen aanvaarde standaarden of het oordeel van experten’ stellen Laermans, De Cauter en Vanhaesebrouck. Van de Franse socioloog Pierre Bourdieu hebben we de idee dat symbolische macht het eenzijdig opleggen van contingente normen en achterliggende waarden is, zonder toe te laten dat er een debat over hun keuze ontstaat. Ons taalgebruik is er tegelijk oorzaak en gevolg van dat we niet kunnen ontsnappen aan de productiviteitslogica.

Als het gaat over onderwijs, zorg en cultuur, kan je makkelijk argumenteren dat winst heus niet het doel is. Waarom dan wel het discours volhouden?

De Franse wetenschapssocioloog en filosoof Bruno Latour stelt vast dat een jargon dat eigen is aan een bepaald domein een autoriteit in zich draagt. Wanneer we dat jargon verhuizen naar een ander domein geloven we dat de autoriteit mee verhuist, terwijl die in het nieuwe domein niet per se van toepassing is. De soms ongebreidelde winsten waar grote bedrijven achteraan hollen zijn op zichzelf al problematisch genoeg, getuige de vele offers die worden gemaakt op vlak van leefmilieu en gezondheid. Als het gaat over sectoren als onderwijs, zorg en cultuur, kan je makkelijk argumenteren dat winst heus niet het doel is. Waarom dan wel het discours volhouden?

Tijd voor een strijd met gelijke middelen. Laten we de beleidsnota onderwijs van Ben Weyts even doorlichten: hoe besmet is dat taalgebruik eigenlijk? Het kritisch lexicon van Laermans, De Cauter en Vanhaesebrouck telt een honderdtal termen. Ik selecteerde er een kleine twintig binnen de onderwijscontext en doorzocht (Ctrl + F) het 98 pagina’s tellende beleidsplan onderwijs: arbeidsmarkt: 29 keer, competenties: 26 keer, doorlichting: 4 keer, effectief en effectiviteit: samen 17 keer, efficiëntie: 21 keer, excelleren en excellent: samen 10 keer, groei: 10 keer, kapitaal: 14 keer, kwaliteitscontrole: 8 keer, ondernemerschap en ondernemerszin: samen 6 keer, opportuniteit: 3 keer, potentieel: 3 keer, prestatie: 24 keer, rendement en renderen: samen 8 keer, (leer)winst: 26 keer.

‘Noem mij dus gerust een kapitalist’, besluit Weyts enthousiast zijn inleiding.

Noem hem gerust een kapitalist

In een maatschappelijk discours waar realiteit doorgaans wordt gebruikt om het budgettair haalbare aan te duiden, kan het zinvol zijn een stap achteruit te doen en ons eigen taalgebruik onder de loep te nemen. Waar willen we aan meewerken, en waar werken we aan mee zonder het gewild te hebben? Kan het woord realiteit misschien ook andere betekenissen hebben? Kan het doel misschien op een andere manier geformuleerd worden dan als winst?

Waar willen we aan meewerken, en waar werken we aan mee zonder het gewild te hebben?

Daar houden de dissidenten in de voorstelling ons een spiegel voor: wij samen houden het systeem in stand. Waarom dat problematisch is? Omdat het de grootste ecologische en humanitaire crisis sinds het begin van de mensheid heeft opgeleverd?

Terug naar de vraag: Wat is dat eigenlijk, kwalitatief onderwijs?

Alles van waarde is weerloos, hebben we van Lucebert geleerd. Hoe kwantificeer je de band die een leerkracht met een leerling opbouwt? Hoe beloon je de mate waarin jongeren leren samenwerken, verdraagzaam zijn, een open geest hebben voor elkaar wanneer je werkt binnen een systeem dat individuele excellentie verlangt? Hoe geef je cijfers aan maturiteit in gedrag, aan persoonlijke groei? Hoe leg je die specifiek culturele ontwikkeling naast zogenaamd internationale meetstandaarden?

In hun brief aan Ben Weyts formuleren de dissidente jongeren het als volgt:

‘Schooltijd is een tijd om collectief en fysiek samen te komen. Om samen te oefenen en zorg te dragen. Een tijd die te maken heeft met een ontmoeting tussen een oudere en een nieuwe generatie. School mag daarom niet gaan over een zo snel mogelijke overdracht van kennis en vaardigheden, maar over een trage overdracht, waar ruimte is voor vragen over de inhouden die wij leren.’

‘De vertraging die wij eisen maakt het ook voor leerkrachten mogelijk na te denken over wat er moet worden doorgegeven. School is geen productieplaats, maar een plaats waar we gezamenlijk vorm kunnen geven aan een gedeelde wereld. Niet het individu en het individuele leertraject zouden op de eerste plaats moeten staan, maar juist de dingen die we delen.’

Een focus op kwetsbaarheid

In haar essay ‘The Vulnerable Subject and the Responsive State’ draait de Amerikaanse juriste Martha Fineman de premisse om. Eerder dan uit te gaan van het sterke autonome individu, definieert volgens haar net kwetsbaarheid de condition humaine. Die kwetsbaarheid bepaalt onze positie tegenover elkaar, en heeft tot gevolg dat de overheid een verantwoordelijkheid draagt tegenover haar burgers, of, omdat ook die term beladen en begrenzend is: inwonenden. Die verantwoordelijkheid kan ze opnemen via organisaties en instituten die instaan voor het ‘sociale goed’: welvaart, gezondheid, werkgelegenheid, veiligheid... Een samenleving die autonomie als hoogste goed formuleert, stelt andere vragen aan haar overheid dan een samenleving die uitgaat van de kwetsbaarheid van het individu. Waar die eerste samenleving vooral weinig inmenging verlangt, duwt die tweede zorg als verantwoordelijkheid haar richting uit.

Hoe komt het dat menselijke fragiliteit, materiële noden en rommelige afhankelijkheid zo vaak afwezig zijn in politieke beleidsplannen?

Het neoliberale discours, dat het individu beschouwt als CEO van zijn eigen kleine bedrijf, dat ervan uitgaat dat iedereen zichzelf moet waarmaken, dat iedereen zich met zijn unique selling points competitief in de markt moet zetten, veronderstelt een overheid die competitie tussen mensen bevordert, die inzet op ‘excelleren’. Volgens Fineman moeten we ons afvragen wiens belangen worden gediend door meer belang te hechten aan de autonomie van het individu dan aan een zorgzame relatie tussen individuen onderling, tussen de gemeenschap en haar overheid, tussen het individu en de instituten waarmee dat te maken krijgt.

Als menselijke fragiliteit, materiële noden en rommelige afhankelijkheid in het echte leven niet kunnen worden genegeerd, hoe komt het dan dat ze zo vaak afwezig zijn in politieke beleidsplannen? In plaats van ze daar een plaats te geven, worden zorgnoden vaak geprivatiseerd naar het sociale instituut van het gezin, comfortabel onzichtbaar gemaakt voor de buitenwereld.

De lat hoger leggen als een systeem al zoveel uitval kent, zowel bij leerkrachten als leerlingen, is eigenlijk nalatigheid op het misdadige af.

Hoewel kwetsbaarheid een universeel gegeven is, is de mate waarin en manier waarop ze voorkomt ook erg specifiek. Wanneer we kwetsbaarheid als organiserend principe gebruiken voor wetgeving en beleid, kunnen we de vaak secundaire gevolgen van kwetsbaarheid op sociaal en economisch vlak helpen te verlichten. Een kind, familielid met bijzondere noden vergt meer tijd van de personen die voor hen zorgen, met als gevolg dat die vaak minder kunnen gaan werken, financieel kwetsbaarder worden, enzovoort.

Kwetsbaarheid als organiserend principe gebruiken is veel gevraagd, en klinkt ook weinig concreet, maar het uitgangspunt is radicaal anders. De instituten of organisaties die het beleid vormgeven en de concrete behoeftes kennen, kunnen dat elk voor hun domein invullen. Niet autonomie maar kwetsbaarheid is het gegeven: de overheid moet zorgen.

Excelleren is leuk, maar per definitie niet aan iedereen gegeven. De lat hoger leggen als een systeem al zoveel uitval kent, zowel bij leerkrachten als leerlingen, is eigenlijk nalatigheid op het misdadige af.

Wees dissident

Na de aanklacht, de oplossing. Ook dat eist de neoliberale gedachte, in wiens bed net zo goed deze auteur ziek ligt. Zomaar een aanklacht formuleren is weinig constructief. Kunnen we dus een alternatief bedenken? In Dissident delen de jongeren in een reeks lessen hun eigen inzichten:

1. Leren is gebaseerd op een verouderd curriculum: waarom leggen beleidsmakers het leerprogramma niet vast in overleg met leerlingen?

2. Iedere school heeft een specifiek publiek in gedachten: introduceer pluriformiteit in het DNA van de scholen.

3. Scholen willen van leerlingen winnaars maken: laat het niet enkel over groei gaan, maar ook over onthaasten, rondkijken, introduceer een heel ruime waaier aan activiteiten.

4. Weg met zogenaamde objectieve meetstandaarden: onderwijs mag over meer gaan dan wat kan getest worden via internationale meetstandaarden, over meer dan wiskunde, wetenschappen en leesvaardigheden.

5. De verhouding tussen leerling en leerkracht is nodeloos ongelijkwaardig: het schoolsysteem zorgt ervoor dat leerkracht en leerling vastzitten in een onevenwichtige rol. Laat leerkrachten af en toe op stap gaan met leerlingen, met geen ander doel dan samen buiten te zijn.

6. Neutraliteit op school is dikke zever: leer leerkrachten lesgeven over maatschappelijk gevoelige onderwerpen aan een diverse groep, zonder dat ze hun eigen positie als neutraal moeten voorstellen.

7. Ons onderwijs zit vol blinde vlekken: laat leerkrachten en beleidsmakers zich bijscholen over het probleem van de witte canon. Diversifieer en verrijk leerplannen.

8. De hiërarchische indeling van schoolniveaus vergiftigt de samenleving. Wat moeten we met een vorm van onderwijs die de ene groep een superioriteitsgevoel, en de andere groep een minderwaardigheidscomplex aanpraat?

9. Laat 50% van de lessen buiten plaatsvinden.

10. Autoriteit verkrijg je niet door te straffen.

11. De leerkracht is meer dan een saaie ambtenaar: de leerkracht moet beter betaald worden, vaker geraadpleegd worden door de politiek, meer spreektijd krijgen in de media en stijgen in het aanzien van de samenleving.

12. Naast een hoofd, hebben we ook een hart. Laat het onderwijs ook gaan over de ingrijpende dingen in het leven: over liefde, dood, rouw, ziekte, vriendschappen… Laat leerkrachten zich bijscholen over de mentale ontwikkeling van jongeren, angstaanvallen, depressie, het belang van sociaal contact, de uitdagingen van sociale media en seksualiteit.

Een spijtig slot

Toen ik deze tekst begon, was mijn geliefde naast begenadigd kunstenaar ook een begaan kunstleerkracht, iemand met een oog voor leerlingen die het moeilijk hadden, die tijd nam voor hen, die tijdens klassenraden zijn stem gebruikte om hen te verdedigen als de algemene teneur negatief werd, iemand die met zijn leerlingen ging wandelen als daar nood toe was, die hen meenam naar buiten, iemand die bewust vaststelde dat hij misschien meer vrouwelijke kunstenaars, meer niet-westerse kunstenaars moest introduceren (maar ook uitsprak dat zijn kennis ontoereikend was, zijn reflexen misvormd: er was te weinig aandacht aan besteed in zijn curriculum kunstgeschiedenis). Zijn eigen kwetsbaarheid maakte hem ontvankelijk voor de kwetsbaarheid van jongeren die hij onder zijn hoede kreeg.

Ik ben nog meer overtuigd van hoe kwalijk een beleid is dat door het negeren van kwetsbaarheid een samenleving opdeelt in winners en losers.

Toen we samen naar de try-out van Dissident gingen kijken, stelden de jongeren de vraag: wie uit het publiek werkt, of heeft gewerkt, als leerkracht? Twijfelend en laag stak hij zijn hand op. Was hij niet trots? Waren de ervaringen van deze jongeren met onderwijs voor hem te confronterend en wilde hij zich niet vereenzelvigen met het systeem dat zij zo kritisch aankaartten? Vond hij dat hij als kunstenaar gefaald had omdat hij ook als leerkracht werkte? Of misschien voelde hij zich enkel kunstenaar?

Ik heb het hem niet gevraagd die avond, en intussen ben ik hem helaas verloren aan de donkere gedachten, kan ik het niet meer vragen. En hoewel het zeker niet de enige, noch de directe oorzaak is, ben ik nu nog meer overtuigd van hoe kwalijk een beleid is dat economisch belang als hoogste goed beschouwt, dat door het negeren van kwetsbaarheid een samenleving opdeelt in (al zijn het zelfverklaarde) winners en losers, dat over haar mensen spreekt als was het kapitaal dat moet renderen.

Lieve leerkrachten, wees zo dissident als je maar kan.

Daarom iedereen, neem onze taal terug. Investeren doe je met geld, dat is een handig middel, maar wanneer werd het meer dan dat? Persoonlijke ontwikkeling hoeft niet per se te renderen. Niet alles is meetbaar. Een opgebouwde band, een inspirerende ontmoeting, een kritische vraag … het zijn de momenten die ons vormen, en die tellen.

Lieve leerkrachten, wees zo dissident als je maar kan. Emancipeer je taalgebruik en claim je tijd. Wees alert voor de signalen van je leerlingen, leer van hen bij en wees daar blij om. Meet hun groei aan de hand van het traject van de leerling zelf, niet aan externe standaarden. Onthoud dat jullie een van de meest betekenisvolle jobs hebben, een van de zwaarste ook. Jullie verdienen het daar trots op te zijn.

Minister Weyts, verruim je blik, ga kijken naar Dissident. Je kaartje ligt klaar. En herschrijf dan alsjeblieft dringend je nota.