Kent u Jacob Kats? Nee, niet die zeventiende-eeuwse dichter en politicus uit Den Haag. Dat was Jacob Cats, met C. De 'Vader Kats' over wie we het hier hebben, met K, was actief in de negentiende eeuw, in Brussel en Vlaanderen. Op wat historici na kent niemand hem nog. Ooit was dat anders. Jacob Kats (1804-1886) organiseerde politieke meetings in heel het Vlaamse land, was actief als publicist, satiricus, toneelauteur, regisseur en acteur. In 1902, zestien jaar na zijn overlijden, huldigde de Pools-Duitse filosofe en politica Rosa Luxemburg hem als 'misschien wel de origineelste van de internationale socialistische pioniers, de schepper van de eerste arbeidersvereniging, van de eerste democratische volksliederen, van het eerste volkstheater in Vlaanderen'.
Jacob Kats wordt geboren in Antwerpen op 3 mei 1804. In 1808 verhuist het gezin naar Lier. Als kind van zes moet Jacob er gaan werken in de weverij waar ook zijn vader aan de slag is. In 1819 verhuist de familie Kats naar Brussel. De kinderen Kats zijn analfabeet. Jacob is al achttien wanneer hij leert lezen en schrijven. Van 1823 tot 1827 volgen hij en zijn broers kosteloos avondonderwijs in één van de 1500 openbare scholen die Willem I tijdens zijn vijftienjarige bewind heeft opgericht in de zuidelijke Nederlanden. (Jawel, vijftienhonderd scholen! Welke regering zou dat vandaag nog klaarspelen in zo korte tijd?) Het aantal kinderen in de lagere scholen verdubbelt in de Nederlandse periode van 150.000 tot 300.000. Jacob brengt het in 1827 tot ‘onderwijzer van de derde rang’.
Drie jaar later wordt België onafhankelijk en worden de openbare scholen … afgeschaft! Een ‘revanche’ van de katholieke kerk die haar monopolie op het onderwijs was kwijtgespeeld door die voortvarende Willem I. In 1831 wordt Jacob en zijn diploma ongeldig verklaard. Twee jaar later komt hij opnieuw als wever aan de schamele kost. En hij zet in diezelfde jaren zijn eerste stappen als sociaal-cultureel activist. In al zijn activiteiten zal hij zijn leven lang consequent en doelbewust werken vanuit zijn ‘vroegsocialistische’ visie.
Met zijn broers en nog enkele arbeiders richt Kats in 1833 de Maetschappij der Verbroedering op. De vereniging richt zich tot het – overwegend ongeletterde – werkvolk en organiseert discussieavonden. Kats wordt geïnspireerd door de sociaal-christelijke visie van de Franse priester, schrijver en filosoof Félicité de Lamennais en andere visionairen. Hij wordt gesteund – ook financieel – door journalist en advocaat Lucien Jottrand, één van de hoofdrolspelers in de Belgische revolutie en nadien lid van het Nationaal Congres. Jottrand erkent in de bevlogen Kats een oertalent: Kats kan grote groepen volksmensen begeesteren en inspireren.
In februari 1835 richt Kats binnen De Verbroedering een toneelgroep op, met mannen én vrouwen. Hij schrijft dat jaar liefst vijf stukken voor zijn groep. Vier daarvan zijn volkse kluchten met een duidelijke, politieke boodschap. Het vijfde stuk, Het Aerdsch Paradys of den zegeprael der broederliefde, bespeelt een ander register. Het is 'onze eerste en enige sociale Utopia', schrijft Julien Kuypers in Het vroegsocialisme tot 1850. Kats’ voorstellingen trekken veel volk. Ze zijn geestig maar ook kritisch en scherp voor het beleid van de overheid en het gekonkelfoes van de clerus.
Geen vrijblijvende zwans. Al in het eerste jaar regent het rapporten van de politiediensten over de ‘dégoutante’ voorstellingen van Kats. Minister van Binnenlandse Zaken Barthélémy de Theux dient een wetsvoorstel in om theatercensuur mogelijk te maken. Het is rechtstreeks gericht tegen Kats en De Verbroedering.
1835 is een superdruk jaar voor Kats. Hij schrijft zijn eerste vijf toneelstukken voor De Verbroedering, regisseert ze ook, acteert erin mee en organiseert discussieavonden… En alsof dat nog niet genoeg is, gooit hij zich ook nog in de journalistiek. Op uitnodiging van Pierre-Armand Parys, die datzelfde jaar al een paar van Kats’ toneelteksten heeft uitgegeven, begint hij met het satirische zondagsblad Uylenspiegel. Uylenspiegel verschijnt van 30 augustus 1835 tot 24 juni 1838. Het wordt uitgegeven ‘om allerlei huichelarij, boeverij, schelmerij, schalkerij, hovaardij, stroperij,
bedriegerij, verdrukkerij, ketterij, aperij en paperij in zijn spiegel aan te tonen’. Zo heet het in een bericht in de editie van 31 januari 1836 (jg. 2, nr. 5).
Het blad nodigt zijn lezers uit om ‘zulke streken bekend te maken’ en belooft volstrekte discretie. En de lezers hebben blijkbaar wel één en ander te melden. Nummer na nummer verschijnt een eindeloze reeks smeuïge en pijnlijke anekdotes over bisschoppen, pastoors, onderpastoors en andere kwezels die het niet nauw nemen met Gods gebod van naastenliefde of met de gelofte van kuisheid. Een favoriete kop van jut is de conservatieve kardinaal
Sterckx, in het blad ook ‘Sterkus, de koning van Mechelen’ genoemd. Koning Leopold I heet dan weer Leopoldus van Papenland, Leopoldus den Papenluffer, de Papengek. Om kort te gaan:
Christus droeg een kruis van hout,
Elke bisschop een van goud
Uylenspiegel en het Franstalige zusterblad Méphistophélès worden door de politiediensten nauwlettend in het oog gehouden, zeker vanaf 1836 wanneer de meetings in Brussel beginnen en een sterke impact blijken te hebben. Na één jaar neemt Kats afscheid van Uylenspiegel. Hij wil focussen op zijn politieke actie. Zijn toneelvoorstellingen zullen de vorm aannemen van politieke meetings. In de aanloop naar dat eerste evenement verschijnt het eerste nummer van Kats’ eigen weekblad, Den Waren Volksvriend, later gewoon Den Volksvriend geheten. Het geldt als het 'eerste Vlaamsche arbeidersblad, het orgaan van de Vlaemsche Meetings'. Het verschijnt van juni 1836 tot februari 1840. Er moeten zowat vierhonderd nummers gedrukt zijn, amper zestien zijn bewaard gebleven.
Op donderdag 11 augustus 1836 is het zover: in ’t Lammeken, een café in de Hoogstraat, hartje Marollen, wordt de eerste politieke meeting gehouden. De meetings hebben altijd plaats in cafés. En al snel trekken Kats en zijn vrienden ook naar andere steden: Leuven, Antwerpen, Gent, Mechelen, Kortrijk, Temse. De Verbroedering houdt de vergaderingen binnenskamers en staat op een ordelijk verloop. Soms stuurt de politie provocateurs op de evenementen af die de boel op stelten zetten, dat geeft de ordediensten een excuus om in te grijpen.
Tijdens één van de meetings lokt een dronken politiecommissaris een incident uit. Kats wordt preventief aangehouden en pas ruim een maand later vrijgelaten. Om de kosten van het proces tegen hem te dekken wordt een solidariteitscampagne opgezet. De oproep vindt gehoor in het hele land én in Engeland. Dat leert ons dat de prille arbeidersbeweging toen al internationale connecties
had en dat het werk van Kats van meet af aan een sterke impact had. In maart 1839 wordt Kats samen met enkele kompanen voor de tweede keer aangehouden, wegens ‘opruiende taal’ i.v.m. het Verdrag der 24 Artikelen dat nog niet is goedgekeurd. Op 19 april wordt het Verdrag ondertekend. Op 23 mei wordt Kats voor het Assissenhof van Brabant vrijgesproken. Op 31 januari 1840 dient politiecommissaris Vanbersel klacht in tegen Kats wegens ‘lasterlijke aantijgingen’
Na een alweer geprovoceerd incident, verdwijnt Kats in 1840 voor de derde keer achter de tralies. Op dinsdag 11 augustus moeten Kats en drie anderen zich melden in de gevangenis in de Kleine Karmelietenstraat. Een stoet van honderden aanhangers brengt ze er joelend naartoe. Kats is de enige die zijn zes maanden straf helemaal moet uitzitten. Daarna zit hij financieel aan de grond, maar in alle omstandigheden krijgt Kats steun van Jottrand, zijn mentor en sponsor.