8, 2/2023

Conrad Detrez (1937-1985) moet een van de merkwaardigste figuren uit de Belgische literatuur zijn. Hij verafschuwde etiketten en vastgenagelde identiteiten. Zelf was hij de vleesgeworden tegenstrijdigheid. Was hij nu een Vlaming of een Waal? Belg of Fransman? Links of rechts? Homoseksueel of biseksueel? Hij speelde voortdurend een spel met de lezer en creëerde zijn eigen mythe.

Dat gold zeker ook voor zijn religieuze gevoelens. Detrez kon hartstochtelijk antiklerikaal zijn en tegelijk dankbaar putten uit zijn katholieke verleden. In zijn boeken kon hij homo-erotiek met religiositeit vermengen alsof dat een natuurlijk samengaan was. Het zijn misschien wel redenen waarom Detrez vandaag zo jammerlijk vergeten is – onze tijdgeest houdt niet van ambiguïteit.

Conrad Detrez (uiterst rechts) in het benedictijnse bezinningsoord van Chevetogne, in de provincie Namen (1955). [© Paul Letawe]

Conrad Detrez (uiterst rechts) in het benedictijnse bezinningsoord van Chevetogne, in de provincie Namen (1955).

Pirouette

In het begin van de jaren 1980 leek zich in Nicaragua een klein wonder te voltrekken. De sandinisten hadden de dictatuur van de Somoza’s omvergeworpen en een regering op touw gezet die min of meer democratisch leek. In een grijs Europa geplaagd door economische crises sloeg dat meteen aan.

De sandinisten, waren dat geen verbeterde versie van de bebaarde revolutionairen die twee decennia eerder Cuba hadden overgenomen? Ze vermeden in ieder geval enkele grote fouten van de Cubaanse revolutie. Er was bijvoorbeeld veel minder vijandschap tegenover de katholieke kerk. Vele priesters,tot de aartsbisschop toe, hadden zich in de loop der jaren tegen Somoza gekeerd en hun sympathie voor het sandinisme uitgesproken. Daar werden de progressieve ‘bevrijdingstheologen’ voor beloond. Maar liefst vier priesters, onder wie de bekende dichter Ernesto Cardenal, kregen een ministerpost.

Iedereen tevreden? Toch niet. Eind 1984 verscheen in de krant Le Soir een opvallende kritiek op de gang van zaken in Nicaragua. Volgens de auteur van het opiniestuk speelde de bevrijdingstheologie beslist een belangrijke rol, vooral in dictatoriale regimes en in tijden van onderdrukking.

Maar in Nicaragua, waar geestelijken openlijk flirtten met het communisme, was de bevrijdingstheologie niet langer ‘bevrijdend’ gebleven. Het opvallende aan deze vrije tribune was niet enkel de inhoud, maar vooral de auteur. Nee, dit werkstuk was niet geschreven door een rabiate, rechts-conservatieve katholiek die aan de leiband van het Vaticaan liep. De schrijver had ooit het marxisme-leninisme omarmd, stond in de jaren 1960 dicht bij de Braziliaanse guerrilla en had geschriften van Hélder Câmara vertaald. Wie was deze man die ons met zijn zoveelste pirouette in verwarring bracht?

Verzoek om toelating tot COPAL, verzonden door Conrad Detrez op 26 juni 1959.

College voor Latijns-Amerika

Conrad Detrez, zoals de auteur van het stuk heette, kende de katholieke kerk als geen ander. Hij was geboren in 1937 in het Haspengouwse dorpje Rukkelingen-aan-de-Jeker en had zich al op jonge leeftijd voorgenomen priester te worden. In 1957 was hij naar het kleinseminarie in Sint-Truiden gegaan (waar de eerste twee jaren van de priesteropleiding aangeboden werden) om vervolgens, in 1959, in Leuven neer te strijken. Daar combineerde hij zijn priesterstudie met een verblijf in het College voor Latijns-Amerika. Die laatste instelling was in 1953 opgericht, en stelde zich tot doel missionarissen naar de ‘Nieuwe Wereld’ te zenden.

Leuven zou het wereldbeeld van Detrez helemaal overhoop gooien. De Belgische katholieke hoogleraren stonden in die jaren wereldwijd bekend om hun progressieve standpunten (het is bepaald geen toeval dat een aantal onder hen actief betrokken raakten bij het Tweede Vaticaans Concilie). Detrez ontdekte het werk van de tot voor kort nog in de ban geslagen Franse theoloog Teilhard de Chardin, iemand die hij zijn ganse leven bleef bewonderen. Hij maakte kennis met het wereldbeeld van Emmanuel Mounier, de grondlegger van het personalisme, die ijverde voor een dialoog tussen christenen en marxisten. Jean-Paul Sartre en Albert Camus waren in Leuven geen verketterde schrijvers meer, maar interessante stemmen van wie het werk gelezen en geanalyseerd kon worden.

Uiteraard kon dat allemaal niet zonder gevolgen blijven. Detrez verloor steeds meer binding met het instituut kerk. Hij ontdekte dat hij een geestelijke wilde worden ‘die men herkent aan zijn woorden, aan zijn blik, die men langzamerhand ontdekt door hem te zien handelen, iemand van wie men houdt en niet een personage dat men op het eerste gezicht met eerbied bejegent vanwege zijn kleren, de kleur van zijn sokken of vanwege het merkteken dat zijn schedel tooit en waardoor men zich juist van hem afgesneden voelt.

Conrad Detrez in Volta Redonda (januari 1963).

Op weg naar de Nieuwe Wereld

Net voor Detrez’ verblijf in Leuven had in dezelfde stad de Colombiaanse priester Camilo Torres gewoond. Torres, afkomstig uit een welgestelde familie in Bogotá en een vriend van Gabriel García Márquez, stond symbool voor een nieuw soort geestelijkheid. Hij had een groot bewustzijn van sociaal onrecht,studeerde sociale en politieke wetenschappen in Leuven en paste voor elk conformisme. Hij verzamelde Latijns-Amerikaanse studenten rond zich voor lezingen, culturele activiteiten en politieke debatten. Die geest was nog steeds aanwezig in Leuven toen Detrez er studeerde.

Het College voor Latijns-Amerika werd een unieke plaats voor ontmoetingen tussen Europeanen en latino’s. Uit Latijns-Amerika kwamen niet alleen priesters of seminaristen, maar ook lekenstudenten die aan de Belgische priesters in spe Spaans of Portugees doceerden. Er werd gevolg gegeven aan de kruisbestuiving die de oprichters voor ogen hadden. Europese seminaristen maakten kennis met de cultuur, de mentaliteit en misschien ook wel het temperament van Latijns-Amerika.

Detrez legde gretig zijn oor te luisteren. Hij zag twee werelden die het moeilijk hadden elkaar te verstaan. Zuid-Amerikanen kwamen naar Europa met grootse voorstellingen van traditie, kunst en cultuur. Wat ze aantroffen was een wat ingeslapen, zelfvoldaan continent. Nooit eerder in de geschiedenis werd de Europese beschaving zo ter discussie gesteld. Afrikaanse en Aziatische landen verwierven in sneltreinvaart hun onafhankelijkheid. In Latijns-Amerika, dat in politiek opzicht al bijna anderhalve eeuw bevrijd was, stelden academici een ander soort afhankelijkheid aan de kaak: die van de nationale economieën. Zo verscheen begin jaren 1950 opeens een nieuwe klasse op het internationale toneel, de destijds zogenoemde ‘derde wereld’, een wat amorf geografisch geheel dat noch bij het westerse, noch bij het communistische blok aansluiting wilde vinden.

Het was vooral door de Latijns-Amerikanen dat de geestelijke roeping Detrez als zand door de vingers glipte. De lokroep van de Nieuwe Wereld werd onherroepelijk. Er ging een avontuurlijke, exotische bedwelming van het continent uit. Leuven begon hem trouwens stierlijk te vervelen: ‘De hemel, de muren, de straatstenen zijn grauw, evenals de stenen en de aarde van de pleinen, de schors van de bomen. De gezichten van de bewoners, ontkleurd door maanden regen, vorst en mist, zijn grauw. De huizen langs de oever van de Dijle, die vuile stroom, bieden een aanblik van lange slierten zwarte schimmel met grauwe vlekken.’

Cover van de Nederlandse vertaling uit 1978 van Les plumes du coq (1975) van Conrad Detrez.
 

Camilo Torres versus Hélder Câmara

In 1962 vertrok Detrez naar Brazilië. Hij had zijn priesterstudie simpelweg stopgezet en wilde zich als lekenmissionaris nuttig maken. Hij werkte in de industriestad Volta Redonda en belandde een half jaar later in Rio de Janeiro. Nadat hij zijn priesterroeping al had opgegeven, begon hij nu met zijn geloof zelf te worstelen. Hij ontdekte zijn homoseksualiteit en radicaliseerde op politiek vlak steeds meer naar links. De militaire staatsgreep van 1964 – door vele conservatieve katholieken openlijk toegejuicht – was een kantelpunt. Detrez trad toe tot de verboden linkse beweging Ação Popular en ‘bekeerde’ zich tot het marxisme-leninisme.

Wat volgde waren spannende jaren die bijna op een roman van Hemingway of Malraux leken. Detrez dook onder in het verzet, werd opgepakt, gevangengenomen, het land uitgezet en keerde tot twee keer toe terug. In 1969 interviewde hij in het grootste geheim de leider van de Braziliaanse guerrilla, Carlos Marighella. Een gevaarlijk huzarenstukje, want kort daarna werd Marighella in een hinderlaag vermoord.

In die jaren liet de kerk in Latijns-Amerika opeens een heel ander gezicht zien. Ironisch genoeg maanden nu de communistische partijen vaak aan tot behoedzaamheid, terwijl ontbolsterde katholieken voluit de strijd aangingen. In het geval van Camilo Torres was dat zelfs letterlijk: hij vervoegde de guerrilla in Colombia en stierf in 1966 bij zijn eerste wapentreffen. Torres had voor zichzelf uitgemaakt dat hij niet langer passief mocht blijven. Als hij daarvoor zijn soutane moest uittrekken, dan was dat maar zo.

De katholieke kerk bleef niet blind voor de dilemma’s waar Torres voor gestaan had. Twee jaar na zijn dood werd, uitgerekend in Colombia, een nieuwe doctrine uitgetekend die geestelijken meer bewegingsvrijheid bood. Op een conferentie in Medellín spraken de Latijns-Amerikaanse bisschoppen zich uit voor een principiële keuze voor de bevrijding van de armen. Niet alleen de toon van de congresdocumenten was veranderd, ook de inhoud was nieuw. Ellende en armoede, economische, politieke en sociale wantoestanden, schendingen van mensenrechten, ze werden allemaal bij naam genoemd.

De Vergadering van Medellín in 1968 schudde het sociale geweten van theologen, priesters en leken wakker. Heel wat mensen die onverschillig of zelfs afwijzend tegenover de kerk hadden gestaan, keerden zich opnieuw tot haar. Een minderheid wilde Medellín nog verder in marxistische zin ombuigen. In een poging de klassenstrijd te verbinden met het evangelie werd Christus uitgeroepen tot een hedendaagse revolutionair. Volgens de hardnekkigste bevrijdingstheologen bestond er nog maar één interpretatie van het Nieuwe Testament: een politieke.

Dit was ook de tijd waarin de ster van Dom Hélder Câmara schitterde. De aartsbisschop van Olinda en Recife ontpopte zich in de jaren 1960 tot een messcherp criticus van de Braziliaanse dictatuur. Het fragiele, wat gebogen lopend mannetje in zwarte soutane bevlogen toespraken. En hoewel hij steeds naar Brazilië terug moest, weerhield hem dat nooit zijn regering te kapittelen. Zijn persoonlijkheid maakte ook op niet-gelovigen indruk. In Brazilië durfde men hem met geen vinger te raken. Sterker nog, hij hield de bewindslieden zelf uit hun slaap.

Hélder Câmara was een bekwame koorddanser die met bijna iedereen on speaking terms bleef. Wanneer hij praatte met de machtigen der aarde, kon hij een nederigheid aan de dag leggen die vaak in zijn voordeel uitviel. Hij bleef tegelijk geloofwaardig bij links, door guerrillero’s à la Camilo Torres niet in beschuldiging te stellen, doch respect uit te spreken voor hun keuze. Zelf stelde Hélder Câmara echter geen vertrouwen in het aanwenden van wapengekletter. Vreedzaam geweld, betoogde hij, was een beter middel om af te rekenen met onrecht. Hij spiegelde zich aan figuren als Mahatma Gandhi en Martin Luther King, die met morele pressiemiddelen voor hun zaak gestreden hadden. Men moest volgens hem niet vechten en sneuvelen voor de armen. Men moest hen doen inzien dat ze arm waren, dat zij rechten hadden, dat ze niet in ellende hoefden te leven. Zo’n revolutie was niet voor ongeduldigen.

Twee jaar na de dood van Torres werd een studentenresidentie in Leuven naar hem vernoemd. Niet een vredesstichter à la Hélder Câmara, maar iemand die naar de wapens had gegrepen, viel die eer te beurt. Het is een vaststelling die veel zegt over de toen heersende mentaliteit – het gebouw van de katholieke universiteit staat er overigens nog steeds, met dezelfde naam. Ook linkse katholieken in Zuid-Amerika moesten deze keuze maken: volgden ze de pacifist Câmara of traden ze in de voetsporen van Torres?

Karikatuur van Detrez door Morgan in Le Monde (23 maart 1980).

Detrez als vertegenwoordiger van de Franse ambassade in Nicaragua tijdens een eerbetoon aan Pierre Grosjean in Léon (Nicaragua) in april 1983. Die jonge Franse arts was een maand eerder omgekomen bij een aanslag door de Contra’s, een gewapende beweging die zich, met Amerikaanse steun, verzette tegen de sandinistische regering.

Postkatholiek

Detrez zou een tussenpositie kiezen. Hij was gefascineerd door de guerrilla, maar zou zelf nooit de wapens opnemen. Nadat de Braziliaanse grond hem te heet onder de voeten werd, zocht hij overigens andere oorden op. Hij woonde een tijdje in Brussel, gaf les in Algerije en werd radiojournalist voor de RTB in Lissabon. Ondertussen was hij ook een schrijverscarrière begonnen. Na een moeizame start, met bijna ontelbare afwijzingen, behaalde hij in 1978 de zeer hoog aangeschreven Renaudotprijs in Frankrijk. Zijn prijswinnende roman, L’Herbe à brûler, was een sterk autobiografische vertelling over zijn wederwaardigheden in het Braziliaanse verzet.

Begin jaren 1980 leek Detrez aan een soort writer’s block te lijden. Zijn uitgevers waren niet langer geïnteresseerd in verhalen over zijn verleden in Brazilië – dat was intussen genoegzaam bekend. Hij sloeg daarom een opmerkelijke richting in en begon, schijnbaar geheel tegen de tijdgeest in, weer te koketteren met zijn religieuze achtergrond. Zijn afrekening met het kerkelijk instituut lag al lang achter de rug, hij geloofde niet in een persoonlijke God en zijn opvattingen kwamen nog het dichtst in de buurt van het pantheïsme.

Detrez was echter ook tot de conclusie gekomen dat hij de erfenis van zijn katholieke verleden niet zomaar mocht wegspoelen. De mens kon zonder godsdienst leven, maar niet zonder transcendentie. Die laatste vond hij onder meer in de Schrift of bij de middeleeuwse mystici. ‘Ik ben een ongelovige katholieke schrijver’, zei hij in een interview, en het klonk bijna als een hernieuwde belijdenis. Hij voelde zich op dit vlak overigens erg verwant met de Italiaanse schrijver en cineast Pier Paolo Pasolini, meer een post- dan ex-katholiek.

En om dezelfde reden bewonderde hij Jean Genet, wiens bijna volstrekt amorele werk volgens hem van religiositeit doordrongen was. De roman die hij in 1981 uitbracht, Le dragueur de Dieu, keert aanvankelijk terug naar een wereld die Detrez als jonge twintiger goed gekend had. De verteller is een jonge novice uit het noorden van Frankrijk die in Parijs een verdwenen vriend wil opsporen. Van de mystieke kloosteromgeving komt hij terecht in een schimmig milieu van tippelzones en cabarets, in het vaarwater van travestieten en homoprostituees – dat alles beschreven met een vreemdsoortige zedigheid en onschuld, in een dubbelzinnig spel waaraan Detrez ongetwijfeld veel plezier beleefd heeft.

Die vermenging van religie en erotiek – zijn fascinatie voor ‘de verborgen en doorgaans niet toegegeven affiniteiten van christendom en homoseksualiteit’ – werd een echt literair handelsmerk van Detrez. Het was een van de elementen die zijn werk tegelijk zo origineel en voor sommigen zo verwarrend maakten.

In 1982 nam het leven van Detrez weer een opvallende wending. Hij liet zich tot Fransman naturaliseren en werd diplomaat in Nicaragua. Het algemene enthousiasme over het sandinisme zou hij nooit delen. Ook al noemde hij zichzelf nog steeds marxist, hij was op politiek vlak een pak gematigder geworden. Hij zag autoritaire trekken in Nicaragua die anderen liever met de mantel der liefde bedekten. Na zijn terugkeer in Frankrijk schreef hij enkele polemische stukken over het land. Hij publiceerde ook een roman over Nicaragua, La ceinture de feu, die helemaal niet zo optimistisch klonk.

Het waren helaas zijn laatste wapenfeiten. Detrez’ gezondheid verslechterde zienderogen, hij keerde terug naar Frankrijk en bracht meer tijd in het ziekenhuis door dan hem lief was. De nieuwe taboeziekte aids werd hem in 1985 fataal. Wat volgde was het grote vergeten: Detrez is vandaag weggevaagd uit het literaire geheugen.

Alle gebruikte bronnen en citaten zijn afkomstig uit: Peter Daerden, Revolutie in Rio. Conrad Detrez tussen God en guerrilla, samba en saudade (Uitgeverij TZARA, 2023).

Peter Daerden is historicus en schrijver. Hij publiceerde in diverse literaire en historische tijdschriften en is auteur van een recente biografie over Conrad Detrez.