De Brits-Keniaanse kunstenaar Grace Ndiritu gaat aan de slag met de museumcollectie van het FOMU. Elk jaar wordt een hedendaagse kunstenaar uitgenodigd om de museumcollectie onder de loep te nemen en een presentatie samen te stellen. Zo wil FOMU een frisse en relevante kijk op de collectie behouden. Ndiritu heeft van april tot september 2023 ook een retrospectieve tentoonstelling in het S.M.A.K. lopen. In 2024 en 2025 zijn respectievelijk Dirk Braeckman en Katja Mater aan de beurt.
In 2021 kocht het FOMU A Quest for Meaning: Painting as a Medium of Photography van Grace Ndiritu aan. Deze installatie vormt nu het fundament van haar collectiesamenstelling voor het museum. A Quest for Meaning is een associatieve verzameling fotografische beelden. Ndiritu – die van opleiding textielkunstenaar is, maar evenveel werkt met schilderkunst, performance, film en ruimtelijke structuren – is hierbij beïnvloed door een sjamanistische reis die ze in 2010 ondernam. Daarbij kon ze vanuit de kosmische bovenwereld in- en uitzoomen op planetenstelsels. Ze bedacht dat dit is hoe een camera de wereld waarneemt.
“Vanuit die overzichtelijke blik probeer ik het universum, van de big bang tot nu, opnieuw te verbeelden, zonder categorieën of hiërarchie: alles bestaat tegelijk in dezelfde spirituele ruimte,” zegt Ndiritu. Onlangs bracht iemand de ‘carrier bag theory’ van Elizabeth Fisher onder mijn aandacht. In 1975 schreef zij over hoe een vorm van drager of recipiënt voor het verzamelen van voedsel het eerste uitgevonden instrument van de mens moet zijn geweest. Het heroïsche jagen, met een speer, komt pas in tweede instantie. Daarvoor komt het verzamelen van voedsel dat aanwezig is in de omgeving. Dit werd vaak door vrouwen gedaan. Ursula K. Le Guin gaat in een artikel uit 1986 verder met deze theorie en legt verbanden met een vrouwelijke blik en een cyclische manier van denken: instinctief, associatief en relationeel.
Eigenlijk handelt Ndiritu in deze tentoonstelling parallel aan die ‘draagtastheorie’. Ze doorbreekt doelbewust elke vorm van categorisering, eigen aan het westers wetenschappelijk denken, en verzamelt alle beelden heel intuïtief en associatief. Ze vertrekt vanuit het verlangen om een universum als geheel te verbeelden, en niet als een hiërarchische of lineair opeenvolgende reeks gebeurtenissen. Ze plaatst geen labels bij de gekozen werken, zodat ook in de beleving van de kijker geen hiërarchie ontstaat op basis van namen of datum. Wel is er een begeleidende catalogus, waarin de beelden in associatieve groepen zijn samengebracht. Deze zijn geordend zoals in de tentoonstelling, volgens de kleur van de zalen en krijgen titels die geen determinerende noemers, maar wel associatieve woordgroepen zijn: Reizen, Zon, Planten, Objecten – Abstract, Afrika, Stilleven, Dier, Kleur, Textiel – Interieurs, Landschappen, Exterieurs, Kristallen – en ten slotte Weven en Stoffen.
De met tapijt beklede zalen van de tentoonstelling hebben aangename, zachte kleuren en zijn vormgegeven met houten draagstructuren en verschillende planten. Voor de scenografie heeft de kunstenaar zich laten inspireren door enerzijds het leven in Keniaanse dorpen en gemeenschappen (met name de hut van haar grootmoeder) en anderzijds haar voorliefde voor Californisch design uit de jaren 1950 en midden-twintigste-eeuws modernisme in het algemeen. Drie vrouwelijke kunstenaars uit die periode waren niet alleen voor de vormgeving, maar ook inhoudelijk haar ‘spirituele gidsen’: Anni Albers (1899-1994), Tina Modotti (1896-1942) en Georgie O’Keeffe (1887-1986).
De zalen baden in verschillende zachte kleuren, die Ndiritu selecteerde vanwege specifieke associaties. “Het lila kan staan voor lente, bloeien, liefde; het citroen roept associaties op met energie, vreugde, optimisme; het blauw met vrijheid, open lucht, kalmte; het perzik met een zonsopgang, familiariteit, zachtheid en het muntgroen ademt frisheid. Samen vormen ze een positief, verkwikkend palet,” verklaart ze. Bezoekers worden uitgenodigd om hun schoenen uit te trekken en in de tentoonstelling een ruimte voor rust, meditatie en vertraging te vinden. “De scenografische context en de meditatieve uitstraling van de ruimte zorgen ervoor dat je de dingen anders ziet. Alle aanwezige elementen, inclusief de kunstwerken, versterken bepaalde kenmerken in elkaar.” Gestimuleerd door de omgeving kunnen we anders (leren) kijken.
Opvallend: in geen enkel beeld van de tentoonstelling is een menselijke figuur te zien. Een bewuste keuze van Ndiritu, die een subtiele vorm van kritiek inhoudt. Doorheen de geschiedenis van fotografie en (historische) musea is een significant deel van portretten gewijd aan de tentoonspreiding en ethnische categorisering van niet-witte mensen, onder de noemer van documentatie, geschiedenis of wetenschap. Hier plaatst Ndiritu een vraagteken bij, door het genre als geheel weg te laten. Ze plaatst de wereld, het universum zelf, centraal op de voorgrond, en niet de mens.
Het moeilijkste object in de tentoonstelling is het Keizerpanorama, dat in 1905 door Joseph Maes (1838-1908) gebouwd werd voor de Antwerpse Zoo. Het gigantische gevaarte bestaat uit vijfentwintig stereoscopische kijkers en evenveel krukjes. Binnenin bevinden zich vijftig foto’s, die, aangestuurd door een motor, kunnen ronddraaien. Het is ruim een decennium geleden dat het nog werd getoond in het FOMU, maar na restauratie is diens aanwezigheid de enige vereiste voor de komende vijf jaar aan collectiepresentaties. Hoewel de kleuren (het muntgroen van de wanden en het smaragd van de nieuwe fluwelen bekleding van het panorama) even aangenaam zijn als de rest van de expo, botst dit toch enigszins met de vrijheid die Ndiritu kreeg. Een collectiepresentatie is toch onvermijdelijk een compromis.
De uitnodiging van Ndiritu als externe en kritische blik op de FOMU-collectie is amper verrassend, want sinds 2012 voert Ndiritu onder de titel Healing the Museum een langlopend onderzoek rond het museum als instituut. “Als kunstenaar vind ik het belangrijk om kritisch naar instituten te kijken. Wat is de rol van een museum vandaag, in het artistieke veld en daarbuiten? Wat wordt en verzameld en waarom? Deze vragen spelen een centrale rol in mijn artistieke agenda en praktijk,” vertelt ze. Healing the Museum wordt ook de titel van haar overzichtstentoonstelling in S.M.A.K. vanaf april 2023, die parallel loopt aan de expo in FOMU.
Dat het FOMU zelf over die vragen nadenkt, blijkt overigens ook uit de andere lopende tentoonstellingen. Het museum verwelkomt de video-installatie When the body says yes van melanie bonajo (die haar naam bewust zonder hoofdletters schrijft), die eerder al te zien was in het Nederlandse paviljoen op de Biënnale van Venetië, en daarnaast een retrospectieve van de Amerikaanse Susan Meiselas (°1948), die u misschien kent van de Molotov Man-foto uit haar reeks rond de Sandinista-opstand in Nicaragua. Zowel een meer historisch als een heel hedendaags verhaal bieden een frisse en geëngageerde blik op de werkelijkheid, en vormen een mooie dialoog met Ndiritus alternatieve blik op fotografie. In de verrassende symbiose tussen de drie tentoonstellingen positioneert het FOMU zich als een relevante en dynamische plek voor uitwisseling.