De reeks Liefhebbers zet toegewijde theater-toeschouwers in de kijker. Waarom gaan ze graag naar het theater? Waar komt hun liefde vandaan? Wie zijn ze, de mensen die het publiek met hun trouwe aanwezigheid bezielen? Vandaag: Dirk Vekeman.
Via Floris Baeke, die enkele maanden de hoofdredactie van Etcetera op zich nam, leerde ik Dirk Vekeman kennen. Etcetera-fan van het eerste uur – zo begrijp ik van Floris – maar vooral zijn oud-leerkracht Nederlands-Duits met een grote passie voor theater. Er hangt een vleugje nostalgie in hoe Floris over Dirk spreekt. Het doet me denken aan een recent gesprek met vrienden: over docenten die een onvergetelijke indruk op je maken en zonder dat je het op het moment zelf beseft, mee de richting van je parcours bepalen. Invloedrijke mensen, eigenlijk. Op een koude doordeweekse ochtend bel ik aan bij Dirk, die me binnenlaat in zijn huis, waar tussen de zorgvuldig gekozen meubels hier en daar een retro reclamebord aan de muur hangt.
Wil je jezelf voorstellen? In welke levensfase tref ik je? Wat houdt je bezig?
Ik ben drieënzestig en sinds twee weken op pensioen! Na veertig jaar leraarschap, Nederlands en Duits. Het grootste deel van mijn carrière gaf ik les aan het vijfde en zesde leerjaar, en in het zesde jaar speelde theater een belangrijke rol in mijn lessen. Op de school waar ik werkte – het Sint-Barbaracollege – is dat traditie. Het zesde jaar staat in het teken van retorica, theater en de roman. Retorica, de kunst van het spreken, maakte daar dus een groot deel van uit. Officieel noemen ze dat een spreekoefening, maar ik gaf daar altijd een eigen invulling aan.
Wat kan ik me daarbij voorstellen?
Ik zeg – of beter gezegd, ik zei altijd – dat ik in de verleden tijd moet spreken, dat is even wennen (lacht). Ik zei altijd: ‘Het is een spreekoefening, maar wat mij betreft mag je ook mime of muziek brengen.’ Voor mij draait het om de vraag wat er met je gebeurt wanneer je op het podium staat. Ik liet ze kijken naar leerkrachten: waar laten zij hun handen? Welke trucjes gebruiken zij hiervoor? Sommigen leggen ze op hun rug, anderen stoppen ze in hun broekzak – iets wat twintig jaar geleden overigens niet toegestaan was. De truc die het vaakst gebruikt wordt, zei ik hen dan, is het constant prutsen met sleutels. Het lijkt een onbewuste beweging, maar ik probeerde ze juist op die manier een beetje gevoelig te maken voor wat er gebeurde. Waarom doen we dat? Wat vertellen handgebaren over de manier waarop iemand zich voelt op dat moment?
Eigenlijk ook een soort lichaamsbewustzijn.
Klopt. Vroeg of laat sta je wel een keer op een podium, hetzij letterlijk, hetzij figuurlijk. Of je nu een groep moet toespreken of je familie. En ik moet zeggen, de dingen waar mijn leerlingen mee afkwamen, stukken zelfgeschreven tekst, performances, ik vond het vaak indrukwekkend.
Hoe ben je zelf met theater in aanraking gekomen?
Ik heb Germaanse talen gestudeerd, Nederlands en Duits. Tijdens mijn eerste licentie – nu zou je dat de eerste master noemen – kreeg ik de kans om theaterwetenschappen te volgen als minor. Dat was toen net nieuw in Leuven. Die opleiding opende echt een wereld voor mij. Ik mocht bijvoorbeeld de creatie van De Opdracht van Heiner Müller bijwonen in Arca in Gent. Dat was een regie van Pol Dehert en Herman Gilis. Als snottertje van achttien jaar was ik daar enorm van onder de indruk. Het was ook de tijd, kom, ik ga het een keer zeggen hè, dat Etcetera opgericht is (lacht). Een tijdschrift alleen over theater, ik vond dat geweldig en heb me meteen geabonneerd. Ook de Poëziekrant was toen vrij nieuw, en het Poëziecentrum hier in Gent, waar je gewoon kon binnenlopen. Bovendien werd tweedehandsboekhandel De Slegte geopend, waar je voor een appel en een ei de boeken kon kopen die in de lessen werden besproken. Die drie elementen samen, dat was bijzonder.
Het klinkt als een tijd waarin cultureel gezien belangrijke dingen gebeurden.
Ja, ik had dat gevoel wel. Ook op vlak van theater verschoven de dingen. Met het oprichten van De Blauwe Maandag Compagnie bijvoorbeeld werd echt een heel andere manier van spelen geïntroduceerd. Voor die tijd ging ik regelmatig naar voorstellingen van het NTG, waar mijn vader in het bestuur zat. Daar was voornamelijk repertoiretheater te zien, waarin een soort kunstmatige theatertaal de boventoon voerde. Toen ik De Blauwe Maandag Compagnie ontdekte, ging er een wereld open. Acteurs als Stany Crets, Peter Van den Begin, Els Dottermans, en natuurlijk Jan Decleir… Het was een totaal andere manier van spelen, een soort toneel dat ik nog niet kende. All For Love onder regie van Luk Perceval staat me nog helder bij, vooral door de acteerprestaties die een enorme naturel uitstraalden. De conventie dat theater een andere spreektaal vereist, werd hiermee volledig doorbroken.
De Opdracht, Arca-Net (1982)
All For Love, Blauwe Maandag Compagnie (1993) © Corneel Maria Ryckeboer
Waren er andere voorstellingen in die periode die een diepe indruk op je maakten?
Een aantal voorstellingen uit mijn studententijd zijn me echt bijgebleven. Zo was ik bijvoorbeeld helemaal ondersteboven van Échafaudages van Radeis, het reizende gezelschap van onder andere Josse De Pauw. Échafaudages was een dialoog tussen mens en machine, waarbij een boormachine letterlijk een rol speelde. Dat werkte zó goed dat je echt begon te geloven dat die machine emoties had. Buitengewoon knap en vernieuwend. Daarnaast was er de Internationale Nieuwe Scene, een gezelschap dat fysiek theater bracht in een circustent. Ik herinner me zowel de ongemakkelijke houten bankjes zonder rugleuning als de eindeloos indrukwekkende voorstellingen. (lacht)
Ze speelden vaak stukken van Brecht. Bij Moeder Courage zag ik een acteur die een paard speelde zonder dat letterlijk uit te beelden. Dat beeld vergeet ik nooit meer. Binnen een half uur wist hij een hele selderij zonder handen naar binnen te werken, het sap liep over zijn bovenlijf. Daarna kwam voor mij de Blauwe Maandag Compagnie. Heel die cyclus rond de koningsdrama’s van Tom Lanoye, dat was een ander niveau. En dan Arne Sierens en Alain Platel, die samen meesterwerken maakten. Allemaal Indiaan was voor mij een hoogtepunt. Ik ben er drie keer gaan kijken. Het was een tekening van Sierens’ eigen jeugd in de Brugse Poort. De voorstelling had niet alleen een schitterend decor – twee huizen op het toneel, met verschillende verdiepingen en scènes die zich op vier plekken tegelijk afspeelden – maar ook het verhaal zelf was ongelooflijk krachtig. Ik herinner me een scène waarin een vader zijn zoon onder zijn voeten geeft. Dat ging door merg en been, het voelde zó echt.
© Samuel Pennynck
Je praat erover alsof je ze gisteren nog gezien hebt!
(lacht) Ja, en ik ben nog niet klaar. Als ik dé twee voorstellingen uit mijn leven moet noemen, zijn het Allemaal Indiaan en The Broken Circle Breakdown. Die laatste, met Johan Heldenbergh en oorspronkelijk Mieke Dobbels, was pure magie. Het publiek zat aan ronde tafeltjes, zoals vroeger in parochiezalen, met mensen die je vaak niet kende. Binnen dezelfde minuut gierde je van het lachen en brak je van verdriet. Voor mij – ik ga een keer een grote uitspraak doen – voor mij is ware kunst dat moment waarop lachen en wenen samenkomen binnen dezelfde minuut. Dat is voor mij de essentie. In die tijd mochten de dingen echt nog pijn doen, meer dan nu, heb ik soms het gevoel.
“Het mooiste aan theater is wanneer iets gebeurt dat je zelf nog nooit hebt meegemaakt, maar je het, als het goed gedaan is, toch kunt voelen.”
Wat bedoel je precies met die pijn?
De zaken des levens, echte menselijke emoties. Theater was vroeger misschien harder, maar ook eerlijker. Het hoeft niet altijd kommer en kwel te zijn, maar als je de mens toont, moet je beide kanten laten zien. Ik vertelde mijn leerlingen vaak over een sketch uit In De Gloria die dit perfect illustreert. Frank Focketyn speelt een eenvoudige arbeider die na veertig jaar afscheid neemt van zijn werk. Hij organiseert een afscheid in een kelder, samen met zijn vrouw, gespeeld door Sien Eggers. Alles staat klaar: een tafel, drankjes, en om drie uur zouden de mensen komen. Maar niemand komt opdagen. Het is hilarisch, maar tegelijkertijd diep tragisch en op een manier ontzettend herkenbaar. Ik zei mijn leerlingen vaak dat humor de beste manier is om iets te relativeren. Eerlijkheid eerst, en dan relativeren met humor. Neem een begrafenis: nergens wordt zo hard gelachen als aan de koffietafel.
Allemaal Indiaan, Arne Sierens & Alain Platel © kurt van der elst (2000)
Allemaal Indiaan, Arne Sierens & Alain Platel © kurt van der elst (2000)
The Broken Circle Breakdown, Cie Cecilia (2008)
Het lijkt alsof de manier waarop je het theater van toen beschrijft, ook iets zegt over je eigen levenshouding.
Ik geloof het wel ja.
Is dat altijd jouw houding geweest of werd dat echt gevoed door het theater dat je zag?
Ik denk vooral het laatste. Misschien zat dat altijd al in mij, dat weet ik niet, maar het bewust worden ervan is absoluut door theater gekomen. Het was door het werk van Arne Sierens dat ik dat echt herkende. Hij liet me zien dat zowel het leven als grote kunst draaien om die combinatie van humor en pijn.
Heb je recent nog voorstellingen gezien waarin die kracht zit?
Ik denk aan Fight Night van Ontroerend Goed. Het publiek moet daarin zelf stemmen, wat natuurlijk niet helemaal hetzelfde is, maar voor mij zat daar wel eenzelfde soort absolute eerlijkheid in. Ik was er echt door weggeblazen. Het was zo rauw, zo pertinent. Datzelfde gevoel had ik ook bij The Making of Berlin van Berlin. Hoe ze de realiteit toonden en die tegelijk wisten te relativeren. De hele tijd zat ik met de vraag: wat is echt en wat niet? Die grens tussen realiteit en fictie vond ik ongelooflijk fascinerend.
Waarom is theater belangrijk?
Ik zie theater een beetje op dezelfde manier als literatuur. Ik ben zelf een enorme fan van boeken, omdat ze je uitdagen om anders naar het leven te kijken, naar de realiteit, naar mensen. Zowel als lezer als kijker krijg je een soort afstand tot het gebeuren, waardoor je het vanuit een andere hoek kunt bekijken. Het mooiste is wanneer iets gebeurt dat je zelf nog nooit hebt meegemaakt, maar je het, als het goed gedaan is, toch kunt voelen. Dat is ook wat In De Gloria zo goed maakt: de sketch die ik net beschreef, is me gelukkig niet overkomen, maar het is zo herkenbaar. Het is het gevoel van in de steek gelaten worden – dat raakt iets universeels.
Wat ik zo geweldig vind aan dit gesprek, is dat je ongeveer alle vragen die ik wilde stellen spontaan hebt beantwoord, zonder dat ik ze hoefde te stellen.
Dat is de leraar in mij zeker? (lacht)
Wat brengt de toekomst, nu je met pensioen bent?
Vooral niet meer moeten. Ik heb altijd graag lesgegeven, maar het leven in het onderwijs wordt geregisseerd door de bel. Die bel is er nu niet meer. Ik heb geen concrete plannen, en dat is precies wat ik fijn vind. Ongeremd lezen, meer tijd met mijn kleinkinderen doorbrengen, zien wat op mijn pad komt.
---
Ken of ben jij iemand die zeker niet in deze serie mag ontbreken? Stuur een mailtje naar: simon@e-tcetera.be