2021, 3

Eind maart werden de winnaars van de Gedichtenwedstrijd en van De Grote Poëzieprijs bekendgemaakt. Net als elke bekroning wordt deze prijs uiteraard uitgereikt door een jury. Maar wie zetelt daarin? Hoe worden jury’s samengesteld? Hoe gaan ze precies te werk om de vele tientallen bundels die jaarlijks in het Nederlandse taalgebied verschijnen, te beoordelen en daar de beste uit te halen? En slagen gedichtenwedstrijden er werkelijk in talent naar boven te halen?

Ik legde enkele vragen voor aan een twaalftal juryleden van zowel kleinere wedstrijden als van prestigieuze (oeuvre)prijzen. Dit is geen wetenschappelijk noch een exhaustief onderzoek, meer een voelen van het water; hoe ervaren juryleden poëziewedstrijden en welke aanbevelingen kunnen ze doen? Uiteraard zijn hun antwoorden niet normatief of alleszeggend. Soms bleken ze het met elkaar eens, op andere punten uiteraard weer niet, net zoals dat gaat binnen het jurygesprek. Ik citeer hen niet met naam, maar neem hun gewaardeerde bemerkingen mee in meer algemene beschouwingen. Voor facts & figures heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het gesprek met en het onderzoekswerk van Petra Boudewijn omtrent jury’s en literaire prijzen.

Welke Prijs?

De aandacht voor poëzieprijzen is in de brede maatschappij gering. De exclusieve mediabelangstelling voor grote kleppers doet de perceptie ontstaan dat er in de loop der jaren minder wedstrijden of prijzen zijn. Dat klopt niet, al kan er verwarring ontstaan doordat prijzen veranderen van naam of samensmelten. Het leek even alsof de vsb Poëzieprijs afgeschaft zou worden, maar sinds 2019 gaat de opvolger verder als De Grote Poëzieprijs, samen met de voormalige Turingwedstrijd die nu de Grote Gedichtenwedstrijd heet. De Grote Poëzieprijs bekroont de beste Nederlandstalige bundel van het afgelopen jaar met € 25.000. De winnaar van De Gedichtenwedstrijd ontvangt € 10.000, het hoogste geldbedrag voor één gedicht ‘ter wereld’, zo pakt organisatie Prijs de Poëzie uit op de website. Ook de andere prijzen zijn niet mis: de tweede prijs bedraagt € 3.000 en de der­de € 1.500. Het prestige van (of in dit geval: de belangstelling voor) een prijs hangt rechtstreeks samen met het bedrag dat ertegenover staat. Dat geeft ook Boudewijn aan in haar paper met de titel die niets aan duidelijkheid te wensen overlaat: ‘Alleen vette prijzen doen ertoe’.1 Prijzen zonder geld, puur voor het ‘prestige’ zijn onzin, en ervaren dichters nooit als een bekroning. Publieksprijzen kun­nen zinvol zijn maar zeggen weinig, ze zijn vooral bedoeld om meer mensen met poëzie in aanraking te brengen.

Opmerkelijk is ook de hiërarchie in prijzen. Het is een ongeschreven wet dat een auteur of dichter die al een prestigieuze prijs in de wacht sleepte, daarna niet meer bekroond zal worden met een zogenaamd kleinere prijs. Wie al de P.C. Hooftprijs voor zijn oeuvre kreeg, zal niet meer in aanmerking komen voor de Jan Campertprijs, om maar iets te zeggen.

Dag van het woord, Harelbeke

Dag van het woord, Harelbeke

Alle bevraagde juryleden waarderen dat er veel prijzen zijn, waarbij telkens bepaalde selectievoorwaarden voor segmentering zorgen. Debuutprijzen (Het Liegend Konijn, C. Buddingh’, de Poëziedebuutprijs van deAuteurs en Poëziecen­trum), maar ook aanmoedigingsprijzen zoals de Awater Poëzieprijs, A. Roland Holstprijs, Jan Campertprijs voor beste bundels van het afgelopen jaar, of de J.C. Bloemprijs die de beste tweede bundel van een dichter bekroont. Of de recente Sybren Po­letprijs voor experimentele poëzie. De verschillende niveaus zijn nodig om te zorgen dat dichters kunnen doorgroeien en dat ook een keur aan bundels verdiende belangstelling kan krijgen. Een grote oeuvrebekroning is de P.C. Hooftprijs voor Poëzie. Er worden ook nieuwe prijzen in het leven geroepen, zoals de Johnny van Doorn-prijs, kortweg ‘De Johnny’ voor gesproken woord, of de Amai-prijs voor Instagrampoëzie, relatief nieuwe hybride genres die buiten de strakke omlijning van bundels of gedichten op papier vallen.

Zetelen in een jury heeft voor veel lezers een aura van mysterie en glamour. De geheimhouding en de macht die de jury bezit, spreken wel tot de verbeelding.

Daarnaast zijn er nog behoorlijk wat lokale gedichtenwedstrijden, die vaak een lange traditie hebben en een erg belangrijke stimulans zijn voor beginnend talent. De vrije in­zendingen zijn daar anoniem en af en toe drijft talent echt boven. De Melopee-poëzieprijs van de gemeente Laarne wordt uitgereikt aan een gedicht dat de jury zelf opspoort in de literaire tijdschriften. Kleine en zeker gemeentelijke prijzen komen onder druk te staan, het prijzengeld is niet zelden een begrotingspost die makkelijk geschrapt wordt. Het is lovenswaardig dat sommige steden en gemeenten hun prijs behouden en nieuw leven inblazen. De Julia Tulkensprijs van gemeenten Linter-Tienen-Landen brengt dit jaar een vernieuwend element aan in hun poëziewedstrijd: de toevoeging van de categorie ‘cursiefje’ zonder leeftijdsbeperking. Andere, zoals de Karel van de Woestijneprijs, voegen voor meer belangstelling nu ook een publieksprijs toe voor een geselecteerd gedicht van de genomineerden. De Herman de Coninckprijs heeft deze formule losgelaten sinds de prijs door Behoud de Begeerte wordt georganiseerd. De jury kiest daar nu het beste gedicht uit de zes ge­nomineerde bundels en laat die op posterformaat verspreiden en gratis aanbieden voor wie de bijbehorende bloemlezing van het afgelopen jaar koopt.

Gentlemen of the jury

Opvallend: haast iedereen die ik interviewde, relativeert in eerste instantie zijn/haar jurylidmaatschap en de frequentie ervan. Niemand lijkt voor jurytijger te willen doorgaan, hoewel sommige namen best vaak circuleren. Wie de websites of verslagen van enkele wedstrijden doorneemt, merkt algauw dat er wel degelijk een circuit van juryleden is, hoewel die naar eigen zeggen elkaar niet zo vaak tegenkomen bij verschillende prijzen. De poel om uit te vissen lijkt groot genoeg. Tegenover meer diversiteit in leeftijd, culturele achtergrond en genderevenwicht binnen de jury staan de meeste leden gunstig. Al willen ze in de eerste plaats zetelen met mensen die er iets van kennen en is een zekere continuïteit ook wenselijk. Hun eigen profielen zijn hoofdzakelijk te situeren in het literaire veld: literair journalisten en recensenten, dichters, vertalers, academici. Vaak combineren ze enkele van die rollen. Boekhandelaars of uitgevers, die commerciële belangen zouden kunnen binnenbrengen, wor­den doorgaans niet gevraagd als jurylid.

Dat je voor een jury wordt uitgenodigd, is nogal evident. Je wordt gepolst of aanbevolen door het bestuur van een com­missie of stichting, door de voorzitter of iemand die al langer

zetelt en op die vraag ga je al dan niet in. Sommige respondenten houden er voor zichzelf een zekere hygiëne in om niet te vaak of te kort na elkaar te zetelen en er ook voor te zorgen dat er geen belangenverstrengeling van komt. Enkelen geven aan uitdrukkelijk te passen of het gesprek te verlaten wanneer werk van een goed bevriend dichter ter beoordeling voorligt.

Fleur Speet achter een spreekgestoelte en voor het logo van de Herman de Coninck-prijs (2019)

Fleur Speet leest het juryrapport van de Herman De Coninck-prijs 2019 voor

Of er al dan niet sprake is van ‘de hoflucht van het nepotisme in literaire jury’s’, zoals Benno Barnard die ergens meende op te snuiven, is voor interpretatie vatbaar. Op het cumuleren van de rollen komt al eens kritiek. Kan een academicus die hedendaagse of actuele poëzie doceert wel zetelen voor een prijs die de canonisering binnen die poëzie beïnvloedt, of maakt hij zo deel uit van zijn eigen onderzoeksterrein? Kan een uitgever van een poëzieblad wel zonder belangen oordelen in een jury? Laat een journalist die een dichter al thuis interviewde wel de literai­re kwaliteit primeren op de persoonlijke sympathie? Staat een recensent die zijn inschatting van een bundel al publiceerde nog onbevangen in het beoordelingsgesprek? Maar het taalgebied is klein, het poëtische speelveld nog kleiner, experten zijn nu eenmaal op verschillende terreinen actief. In sommige jury’s wordt soms iemand van buiten het literaire veld toegevoegd,

een lokale politicus of een mediafiguur die de prijs meer zichtbaarheid of publiek gewicht moet geven. Afhankelijk van hun eigen intrinsieke interesse in poëzie zullen zij zich bewust of onbewust ook laten leiden door trends, smaakmakers, academici en critici. Ze hebben nooit de meerderheid in een jury, dus ze kunnen niet echt hun stempel drukken. Het is echter maar de vraag of ze ook werkelijk voor meer publieke interesse voor de prijs zorgen. Uiteenlopende stemmen in jury’s zijn interes­sant, maar soms botst het gesprek dan op uiteenlopende vormen van kennis en vertrouwdheid, wat het moeilijker maakt tot een breed gedragen consensus te komen.

Genomineerd zijn als dichter is bevorderlijk voor je geloofwaardigheid, het kan een buikbandje rond of een sticker op je bundel opleveren in de boekhandel.

Zetelen in een jury heeft voor veel lezers nog steeds een aura van mysterie en glamour, al is daar in de praktijk niet zoveel van aan. De geheimhouding en de zekere macht die de jury bezit, spreken wel tot de verbeelding, vooral van wie erbuiten staat. Met de komst van sociale media krijg je het fenomeen dat sommigen zichzelf soms enig stardom toedichten op Facebook of Instagram, en daar ook al hints geven over de selectie of uitpakken met de enorme hoeveelheid te lezen bundels. Het kan de aandacht voor de prijs maar ten goede komen, zolang de ge­heimhouding en het reglement niet worden geschonden.

Decennialang waren mannen, voornamelijk van middelbare leeftijd en ouder, in de meerderheid als juryleden, om niet te zeggen dat veel jury’s volstrekt mannelijk waren. Mannen blijven ook nu nog langer als jurylid meedraaien bij dezelfde prijs dan vrouwen. Dat toont Petra Boudewijn cijfermatig aan in haar onderzoek ‘“And the award goes to…”. Women on the Dutch literary award scene’.2 Gestaafd onderzoek geeft aan dat juryleden in eerste instantie (veelal niet bewust) een kandidaat verkiezen die in grote mate op hen lijkt.

Jury van de Grote Poëziewedstrijd '21

Jury van de Gedichtenwedstrijd '21

Toen de tweede Grote Poëzieprijs (2020) als opvolger van de vsb werd uitgereikt door een volledig vrouwelijke jury kwam daarop geweldig veel commentaar, en al evenveel consternatie ontstond er toen bleek dat ook de jury voor de Herman De Coninckprijs 2020 integraal uit vrouwen bestond, die bovendien enkel vrouwen hadden genomineerd. Verschillende (mannelijke) respondenten uitten hun verontwaardiging hierover; dat dit meer een statement dan een beoordeling met kennis van zaken was, dat het onmogelijk was dat enkel vrou­wen in dat jaar kwalitatief werk hadden gepubliceerd. ‘Jury’s die een eigen agenda naar voren brengen waarin gender, ver­ontwaardiging, ideologie… doorwegen, dat zegt meer over de jury dan over de poëzie’, aldus minstens drie respondenten. Daar valt iets voor te zeggen, maar waarom zou een jury geen statement mogen maken? Het wordt vaker gedaan, zeker ook bij de prestigieuze romanprijzen als de Libris die soms verras­send uit de hoek komt of de laatste vsb-prijs (2018) die naar een debuut ging. Al snel luidt het dan dat ‘de slinger van die gender-en andere gevoeligheden te ver begint door te slaan’. De vraag waar die slinger dan met zulke kracht vandaan komt, wordt niet gesteld. In de voorbije eeuw kwamen vrouwen nauwelijks aan bod in jury’s noch in beoordelingen. Dat er nu zoveel vrouwen publiceren en prijzen winnen, komt doordat ze daar de mogelijkheid toe krijgen, wat decennialang amper het geval was. Alice Nahon en M. Vasalis hadden wellicht talloze getalenteerde generatiegenotes die nooit aan publiceren, laat staan prijzen winnen zijn toegekomen. In de poëziescene van de laatste tien jaar worden voornamelijk vrouwen genomineerd en ze winnen vaak – een ander verhaal dan bij prozaprijzen. Een exclusief vrouwelijke jury en eenmalige dito genomineerdenlijst zal de loop van de literatuurgeschiedenis niet ingrijpend veranderen noch vervalsen, maar het is een signaal dat zijn effect niet hoeft te missen.

Wat is de procedure? En dient het de poëzie?

Op jury’s en hun vermeende macht komt al eens kritiek, maar meestal is wel sprake van transparantie in de procedure, is er een reglement en wordt de jury bekend gemaakt – behalve bij de Ultima’s. De impact van een prijs is voor een dichter niet te onderschatten. In de eerste plaats is het geldbedrag aan een bekroning verbonden ook een vorm van inkomen. Daarnaast beïnvloedt de belangstelling voor de winnaar niet zozeer de verkoopcijfers, als wel het symbolisch kapitaal dat ermee gepaard gaat. Zeker voor debuterende schrijvers is de publieke erkenning vaak een lancering. In tijden waarin de recensiecultuur voor poëzie afkalft, zijn prijzen en nominaties een belangrijke indicator voor wat binnen een bepaalde periode literair relevant en van goede kwaliteit wordt geacht.

Nominaties krijgen ook aandacht, persberichten bij bekendmaking van de jury, de longlist, de shortlist… het helpt allemaal om literaire prijzen en dus ook de poëzie zelf in de publieke belangstelling te houden. Genomineerd zijn als dichter is bevorderlijk voor je geloofwaardigheid, het kan een buik­bandje rond of een sticker op je bundel opleveren in de boekhandel. Sommige dichters gaan er jarenlang prat op dat ze genomineerd waren voor deze of gene prijs, het is duidelijk een niet te onderschatten vorm van erkenning. Ook opname in Het Liegend Konijn wordt als een bekroning door een eenmansjury gezien. Zelfs door de uitgever ‘ingezonden’ zijn voor een grote wedstrijd kan al als onderscheiding worden ervaren, waarvan op sociale media graag melding wordt gemaakt.

De impact van een prijs is voor een dichter niet te onderschatten. Het geldbedrag is een vorm van inkomen. Daarnaast beïnvloedt de belangstelling voor de winnaar de verkoopcijfers en het symbolisch kapitaal.

Maar het houdt niet op bij de prijs. Vaak begint het dan net: media-aandacht genereren en de bundel aan de man brengen. Zowat alle juryleden zijn het erover eens dat prijzen ook een didactische functie hebben. Het prestige vermindert hier niet door, integendeel, het zorgt juist voor bredere maatschappelijke relevantie van de prijs. Een traject langs boekhandels en scholen heeft veel impact, meer dan een feestelijke uitreiking op zich. Soms is die impact zelfs groter voor een genomineerde dan voor de winnaar zelf. Het ligt eraan hoe goed en graag die in contact staat met het publiek. Een tournee langs scholen is enkel een goed idee als een en ander zo wordt aangepakt dat de leerlingen er iets aan hebben; als er vanuit het publiek gedacht wordt, niet vanuit de prijs. Daar kruipt veel voorbereidingswerk in. Als daar ruimte voor is, kan dat een enorme invloed hebben. Dat schatten sommige juryleden als veel belangrijker in dan een mediatraject. ‘Ik zou graag een goed georganiseerde, breed aangekondigde poëzieprijs zien voor middelbare scholieren: leerlingen stemmen op een gedicht, als deel van een grote prijs, en scholen mogen ook zelf een selectie gedichten van leerlingen insturen.’ Een interessant voorstel, dat door enkele bevraagden in grote lijnen op vergelijkbare manier wordt geformuleerd.

Melopee 2018

Aan De Grote Poëzieprijs zijn publieksprogramma’s en educa­tieve trajecten verbonden die naar eigen zeggen een beeld geven van de actuele stand van zaken van poëzie in het Nederlandse taalgebied. Ook trajecten met Poëziecentrum, Poetry Internati­onal, Poëzieweek, of initiatieven van uitgeverijen zelf naar aan­leiding van een prijs of nominatie brengen de dichters bij het publiek. Bij de Herman De Coninckprijs hoort ook een bloem­lezing van de genomineerde gedichten getiteld De 44. Ook de Grote Gedichtenwedstrijd verspreidt de Top 100 als bundel. Op die manier wordt de exposure nog vergroot en de aandacht breder gedeeld en is er een blijvende neerslag van de selectie van het jaar.

Radna Fabias en juryvoorzitter Jeroen Dera bij de uitreiking van de C. Buddingh'-prijs 2018

Alle mensen aan wie ik de vraag stelde, betreuren de invoering van inschrijfgeld voor prijzen, sommigen vinden het ronduit schandalig. Het bedrag dekt de organisatiekosten en fungeert ook min of meer als buffer tegen inzendingen in eigen beheer, hoewel die veelal expliciet zijn toegelaten in het reglement. Toch wordt op deze manier indirect al een eerste selectie gemaakt, niet op grond van literaire kwaliteit, maar van wat een uitgever zich kan permitteren om in te sturen. 55 € per ingestuurde bundel (bij De Grote Poëzieprijs) is een investering waarvan de return ongewis is, vaak is het sop de kool niet waard. Zeker een kleine uitgever denkt dus wel twee keer na en zal wellicht enkel aanbieden wat potentieel heeft, waardoor buitenissige maar kwalitatieve werken vrijwel geen kans krijgen. De geselecteerde bundels staan ook te koop aangeboden op de website, waardoor het een betaalde vorm van reclame kan lijken. De selectie berust dus vaak op lobbywerk vanuit grote uitgeverijen en vanuit een vooroordeel ten opzichte van kleinere collega’s; wie niet bij een groot huis zit, zal wel minder goed zijn. Terwijl veel van het interessantste wat momenteel verschijnt, juist zit bij kleinere uitgeverijen die wel enig risico durven te nemen.

De beraadslaging

Hoe verloopt een jurygesprek? Meestal wordt de discussie ten gronde gevoerd, met argumenten en verwijzingen, in het beste geval worden poëziefragmenten voorgelezen en enthousiast verdedigd, als daar de tijd voor is. Zo selecteert de jury na een eerste oplijsting enkele kandidaten. Bij grote prijzen wordt die selectie openbaar gemaakt met een long- en een shortlist, om de spanning erin te houden. Bij De Gedichtenwedstrijd worden maar een paar honderd gedichten voorgelegd aan de eigenlijke jury, de eerste filter van de meer dan duizend inzendingen gebeurt door anonieme medewerkers die weliswaar ook thuis zijn in de poëzie. De meeste grotere prijzen werken met rondes, met een puntensysteem of met een onderverdeling; twee of drie juryleden lezen dezelfde bundels. Wie leest welke bundel als eerste? Dat kan invloed hebben en tot vertekeningen leiden, maar het moet ook werkbaar blijven. In de meeste jury’s wordt bij tegenstrijdige bevindingen gestreefd naar consensus. Een consensuswinnaar hoeft geen slappe middelmaat te zijn op wie niemand iets tegen heeft. Het kan ook de keuze zijn na een intens gesprek met pro’s en contra’s, waarin de jury toch voldoende kwaliteit ziet om unaniem mee naar buiten te komen. De meeste bevraagde juryleden maakten nog nooit een stemming mee; dat lijkt het allerlaatste redmiddel om de knoop ultiem door te hakken, maar het wordt ervaren als een zwaktebod.

Bepaalde prijzen hebben na verloop van tijd wel een zeker aura. Sommige (zeker kleine gemeentelijke prijzen) kiezen voorzichtiger en vaak meer bezadigd, tijdschriftprijzen durven experimenteler te gaan. Voor de driejaarlijkse Karel van de Woestijneprijs was de jurysamenstelling de afgelopen drie keer identiek. Continuïteit kan een voordeel zijn, maar binnen het gesprek over de poëzie kan het ook nadelig zijn, omdat strategische overwegingen kunnen doorwegen als de juryleden elkaars smaak en oordeel kennen en vooraf inschatten.

Verloopt het gesprek altijd even vlot of zijn er nog legendarische loopgravengevechten zoals ten tijde van de roemruchte postmodernen? Dat valt wel mee, zo blijkt, het gaat er beschaafd aan toe, hoewel niet iedereen in zijn kaarten laat kijken, uiteraard. Een en ander verloopt echter niet altijd even gesmeerd. ‘Een carrièreprijs waarvoor geen lijst van kandidaten is. Aan tafel zitten met mensen die een aantal grote namen niet kennen. Juryleden die een aantal bundels niet hebben gelezen, en daar onbeschroomd voor uitkomen. Op twee uur tijd de hele Vlaamse literaire productie scannen in alle genres, zonder voorafgaande lijst, om daar een winnaar uit naar voren te duwen. Een unanieme beslissing die enkele dagen later door de juryvoorzitter wordt herroepen ten voordele van een andere kandidaat, om niet geheel duidelijke redenen. Vaststellen dat een gedeeld kader en de drang om je volledig te documenteren niet meer aanwezig zijn.’ Het zijn mankementen en ergernissen die soms de kop opsteken. Veel juryleden doen echt wel hun best, andere zijn ook pragmatisch of door tijdsgebrek niet in staat om alles te lezen.

Roberta Petzoldt ontvangt de C. Buddingh’-prijs uit handen van Els Moors, 2019

Wat het meest betreurd wordt, is het onevenwicht Vlaanderen-Nederland. Zowel in numerieke vertegenwoordiging als in grondige kennis van of interesse voor elkaars poëtische aanbod, zijn er vaak lacunes. Daarbij wordt meestal met lede ogen vanuit het Zuiden naar boven de Moerdijk gekeken. Volgens een rapport van de Taalunie is meer dan 80% van de juryleden in Nederlandse prijzen ook Nederlander. Vlamingen zitten veelal in een minderheidspositie, ook in de verdediging van tendensen die in Vlaanderen enigszins anders zijn dan in het Noorden. Weinig Vlaamse namen dringen door tot de grachtengordel, de appreciatie ervoor is veelal minimaal. Doordat de meerderheid beslist, ervaren Vlaamse juryleden in gemengde jury’s frustratie, ‘alsof je je rol niet kan spelen’ en ‘er vooral zit om de Nederlandse kandidaten die worden voorgedragen nog meer legitimiteit te geven.’

Prijzen zonder geld ervaren dichters nooit als een bekroning. Publieksprijzen kunnen zinvol zijn maar zeggen weinig, ze zijn vooral bedoeld om meer mensen met poëzie in aanraking te brengen.

Wanneer dichters een prijs winnen met enige renommee, krijgen hun bundels vaak een tweede en misschien een derde druk, maar het zorgt niet voor een grote toeloop in de boekhandels. Door een prijs uit te reiken, doe je een uitspraak over de stand van zaken in de poëzie. Houden jury’s rekening met wel­ke andere bekroningen een dichter al kreeg? Het ‘geval-Radna Fabias’ wordt door veel juryleden aangehaald. Sommigen vinden het ‘makkelijk’ om één winnaar alle prijzen te geven, noemen het een ‘aanschurken tegen media-aandacht’ of meedeinen op enig exotisme. Anderen zien geen reden om niet nog een prijs toe te kennen wanneer dat volgens de jury verdiend is. Habitus was voor velen ook een buitengewoon overrompelend debuut, zij zien het niet als onverdedigbaar dat het alle debuutprijzen won. Maar de druk die nu op Fabias rust, moet het haar erg lastig maken een vervolgbundel te schrijven. Het juk van de prijs en de jubel gold in zekere mate ook voor Lieke Marsman, Lize Spit, Willem Jan Otten of Hannah van Binsbergen. Bovendien: ‘Iedereen gunt je de prijs, tot je hem krijgt…’

Tendensen

Zien de juryleden tendensen door de jaren heen? ‘Gevoe­ligheden worden groter, de expliciete impact van de problema­tieken in de samenleving op de poëzie is veel groter geworden dan pakweg dertig jaar geleden.’ #MeToo en dekolonisering missen hun effect niet. Machopoëzie of eenvoudigweg belijdenispoëzie of gedichten waarin een man een vrouw toezingt die niets terugzegt, het maakt vandaag steeds minder kans met een prijs beloond te worden. Sommige juryleden vrezen dat dit leidt tot een zekere ‘censuur’ bij uitgevers – maar gaat het wel om die gevoeligheden, dan wel om de relevantie en commerciële interesse? Is er echt sprake van een ‘nieuwe ethiek’ die uitgespro­ken ‘politiek correct’ is of zijn het gewoon tendensen eigen aan de tijd? Van echte censuur is haast nooit sprake, tenzij wanneer een jurylid een manuscript weigert ‘omdat er pis en kak in voor­komt’ (echt gebeurd).

In bredere zin zijn ontwikkelingen in de poëzie bezig die emanciperend werken, bijvoorbeeld in het genre van gesproken woord of digitale poëzie, die vanzelf een bredere sociale laag aanspreken. Het veld is kleiner, de toegankelijkheid gro­ter dan bij romans, misschien is poëzie wendbaarder en tekenen progressieve golven zich hier sneller af?

Winnaar van de Gedichtenwedstrijd 2021 Sascha Beernaert

Volgens een rapport van de Taalunie is meer dan 80% van de juryleden in Nederlandse prijzen ook Nederlander. Vlamingen zitten veelal in een minderheidspositie.

Vissen jury's talent op?

Laureaten van gedichtenwedstrijden zoals die van de stad Oostende of Harelbeke komen vaak nog terug in andere wed­strijden en worden na enige tijd opgepikt door een uitgeverij. Een ander segment blijft rondgaan in het wedstrijdcircuit, maar lijkt er moeilijker in te slagen tot een consistente bundel te komen die evenzeer wordt opgemerkt. Helaas wordt van een groot aantal winnaars na een lucky shot weinig tot niets meer vernomen. Dat geldt in het circuit van de kleinere prijzen, maar is net zo goed het geval bij de Grote Gedichtenwedstrijd en diens voorganger Turing. Sommige namen van winnaars klinken bekend of breken door, veel andere deemsteren volledig weg. Anderzijds lijken ook een aantal degelijke dichters die wel op algemene erkenning en waardering kunnen rekenen zelden of nooit in de prijzen te vallen. In die zin geeft een paar bevraagde juryleden tot slot aan dat er niet meteen nood is aan nog meer poëzieprijzen, maar wel aan betere en meer coaching, bijvoorbeeld door een bredere beschikbaarheid van literaire beurzen. Die vormen voor veel dichters een bestaanszekerheid die hun toelaat voldoende tijd en aandacht aan hun poëtische evolutie te besteden. Een prijs die erin bestaat een traject met een redacteur intensief door te maken, zou ook interessant kunnen zijn – iets minder glamoureus, maar er valt bij te winnen.

Met dank aan Petra Boudewijns, Jeroen Dera, Carl De Strycker, Anneleen De Coux, Dirk De Geest, Kila van der Starre, Herman Leenders, Bart Van der Straeten, Sarah Posman, Yves T’Sjoen om me te woord te staan.

Wat is er fijn aan jurylid zijn?

‘Niet iedereen wenst deel uit te maken van een jury. Het is een hoop werk. Je moet er tijd voor vrijmaken en je krijgt een overdosis poëzie toegediend. Ik doe het met veel plezier.’

(Herman Leenders)

‘Je moet kleur bekennen, je poëticale visie uitleggen en aangeven wat je belangrijk vindt voor het literaire veld.’

(Bart Van der Straeten)

‘Je kan met mensen van heel divers pluimage over poëzie praten. Waar krijg je nog die kans?’

(Kila van der Starre)

‘Aan universiteiten praat je onder collega’s nauwelijks over literatuur. Een goed gesprek met mensen die even bevlogen zijn over poëzie geeft veel voldoening.’

(Yves T’Sjoen)

‘Werk ter harte nemen en goed inlezen maakt het gesprek interessant en waardevol. Het kan ervoor zorgen dat je beeld wordt bijgesteld door de andere visies te horen. Jurylid zijn is een vorm van dienstbaarheid aan de poëzie.’

(Dirk De Geest)

‘Het jurygesprek helpt om bij te blijven en de eigen benaderingen en oordelen bij te stellen.’

(Jeroen Dera)

‘Als je het idee hebt dat je echt diepgaand het gesprek kan aangaan, raak je zelf geïnspireerd, verfrist je blik en ben je geneigd om te herlezen.’

(Anneleen De Coux)