De verkiezingsuitslagen waren nog niet lauw en Bart De Wever waande zich terug keizer. Fier stapte hij uit zijn gesubsidieerde wagen vergezeld door zijn twee zonen, van wie één een staf droeg. Bovenop de staf prijkt een gouden adelaar, met daaronder de letters ‘SPQA’. Toen ik het beeld zag, werd ik instinctief misselijk. Het is een overduidelijk politieke instrumentalisering van het artistieke en theatrale apparaat. Maar hoe moeten we deze nationalistische performatieve interventie betekenis geven?

De Wever zet de opzichtige staf natuurlijk niet willekeurig in. Het symbool refereert rechtstreeks en veelvuldig naar het lang vergane Romeinse Keizerrijk. De adelaar is op zich al een onmiskenbaar teken, en de letters ‘SPQA’ verwijzen naar ‘SPQR’, een afkorting om te zeggen dat iets van of voor het Romeinse volk en haar senaat gebeurde. Deze ‘R’ van Rome, werd in deze siertocht de ‘A’ van Antwerpen.

Het is niet echt noodzakelijk om de link tussen De Wever en het Romeinse Rijk hard te proberen maken, omdat het simpelweg geen geheim is. ‘Rome heeft gewonnen’ waren de eerste woorden van zijn overwinningsspeech. Hij kondigde het einde aan van zijn strijd tegen de PVDA, die hij steevast framede als een strijd tussen ‘Rome en Moskou’ — zeer bijzonder voor een partij die banden heeft met figuren als Geert Verekem en Kris Roman, en deel uitmaakt van dezelfde Europese fractie als Orbán. Maar van waar komt het verlangen van een Vlaams politicus, wiens paradepaard de Vlaamse identiteit is, om te pronken met symbolen van een dood rijk? En dan nog eens eentje waarvan de hoofdstad zo’n 1500 kilometer verwijderd is van het Schoon Verdiep? 

Nostalgie om politiek te legitimeren

Doorheen de geschiedenis heeft het dode Imperium Romanum voor vele andere bewegingen en naties als inspiratie gediend. Het meest sprekende voorbeeld is Benito Mussolini, de uitvinder van fascisme, wiens Nationaal Fascistische Partij ook werd gesierd door een adelaar. De mosterd voor zijn partijnaam haalde hij in de geschiedenis van zijn grondgebied, waarmee hij nostalgie inzette als manier om zijn politiek te legitimeren en zijn populariteit te vergroten. De fasces – een bundel stokken gebonden rond een bijl, gedragen door Romeinse magistraten en soldaten – werd Mussolini’s symbool. De samengebundelde stokken symboliseerden eenheid, de bijl was er om mensen te herinneren aan het recht dat de magistraten hadden om mensen te straffen of ter dood te brengen. Voor Mussolini was dit het ideale symbool om een partij rond op te bouwen, iets wat hij zich ongetwijfeld heeft beklaagd toen hij ondersteboven aan het dak van een tankstation bengelde.

Voorbij de concrete symbolen waar hij op teerde installeerde Mussolini op die manier een grotere dynamiek. Hij stelde een horizon voor die onmetelijk was, en aanstekelijk werkte voor de Italianen van zijn tijd. De megalomane Italiaanse wensdroom leidde af van de gruwelijkheid van zijn beleid. Het gedeeld fantasme dekte de wonde. 

“Walter Benjamin stelde al dat de bereidwilligheid om te participeren aan fascisme deels in de hand wordt gewerkt door de esthetische ervaring die het mensen biedt.”

Walter Benjamin stelde al dat de bereidwilligheid om te participeren aan fascisme deels in de hand wordt gewerkt door de esthetische ervaring die het mensen biedt. Het fascistische apparaat doet dat niet toevallig, noch vanuit een intrinsieke passie voor esthetiek. In eerste instantie dient het om de maatschappelijke machtsrelaties — wie bezit en wie bepaalt? — veilig te stellen. Mensen krijgen de kans om hun frustraties over die relaties esthetisch te veruitwendigen, waardoor het verlangen ze daadwerkelijk te transformeren uitsterft.

Schijnrevolutie

Fascisme lokt een opzichtige en collectieve aderlating uit. Samen marcheren door de straten, uit ons raam hangen en scanderen en posters op onze muren kleven geeft ons het gevoel dat de revolutie al plaatsvindt. De schijnrevolutie houdt ons bezig, leidt ons af, put ons uit. Ondertussen blijven de bezitters bezitten en de beslissers beslissen — niet als tevoren, maar erger en absoluter dan toen.

“Het aanstekelijke theater van de Antwerpse Keizer richt zich op een schijngevecht tussen Rome en Moskou om slim te verhullen wat hij achter symbolen wil verbergen.”

Het goed gevonden en aanstekelijk theater van de Antwerpse Keizer heeft iets soortgelijks tot doel. Door te focussen op een strijd tussen Rome en Moskou — noch Rome noch Moskou stonden op de kieslijst — en zich achter symbolen te verhullen maakt hij veel onzichtbaar. Wat onder meer onzichtbaar werd gemaakt is het discours dat ontstond over de banden tussen het Antwerpse stadhuis en bouwpromotoren. Of: wie bezit en wie beslist?

Wat ik hoop is dat we niet naïef zijn, niet denken dat dingen zich niet zouden kunnen herhalen, niet denken dat sommige politieke sub-culturen definitief tot het verleden behoren. Wat ik hoop is dat we beseffen dat kunst niet eenduidig is, maar voor veel doelen ingezet kan worden. De etymologie van ‘symbool’ stelt dat iets wordt samengeworpen, samengebracht, verenigd. Wat ik hoop is dat we begrijpen dat symbolen krachtig en historisch zijn, een manier om te verwijzen naar iets wat er niet letterlijk is, of er niet letterlijk kan zijn. Er dringt zich een vraag op: naar wie of wat verwijst De Wever? Welke geschiedenis wordt hier geactiveerd? Wat en wie raakt daardoor gemobiliseerd? Hoe zullen we ons daartoe verhouden?