Als het oeuvre van een schrijver verzameld wordt uitgegeven, wil dat zeggen dat men het een zekere waarde toe dicht. Als de schrijver dit nog tijdens zijn leven meemaakt, kan worden gesteld dat hij een gevestigde waarde is. Hendrik Conscience maakte het tijdens zijn leven vier keer mee. En na zijn dood volgden er nog een paar Volledige Werken-edities. De uitgevers werden er rijker van dan de schrijver, en ze zagen het meestal zo groots, dat ze met nieuwe kaften en alternatieve imprints moesten proberen de overschotten van hun hoge oplages kwijt te raken. Het gevolg is een wirwar aan varianten van Conscience-uitgaven, waarin een argeloze Conscienceverzamelaar al snel het noorden verliest.
De eerste drie boeken van Conscience verschenen eigenlijk in eigen beheer. Op de titelpagina stond enkel de naam van de drukker: de Weduwe Schoesetters voor In’t Wonderjaer, en L.J. de Cort voor Phantazy en De Leeuw van Vlaenderen, en de gewijzigde herdrukken van het eerste en het derde boek. Consciences eerste volwaardige uitgever was Jozef Ernest Buschmann, die tussen 1843 en 1850 12 titels op de markt bracht. Helaas werd Buschmann ziek; hij zou in 1853 overlijden in een psychiatrische instelling in Gent. Conscience vond een nieuwe uitgever in Jan Petrus van Dieren, die sinds 1844 Het Handelsblad van Antwerpen uitgaf, een oorspronkelijk half wekelijkse publicatie die in 1848 een dagblad was geworden. Van Dieren besefte al gauw dat hij een goudhaantje in huis had. Van De Boerenkrijg liet hij in 1853 meteen 6.000 exemplaren drukken, en in de daarop volgende maanden verschenen van deze historische roman vier Duitse vertalingen, drie Franse en een Deense. In 1854 sloot Conscience een contract met de grote Franse uitgeversfirma Michel Lévy Frères voor zijn volledige oeuvre, wat hij al geschreven had en alles wat hij nog schrijven zou. Vooral dat laatste deed Van Dieren dromen.
Na1 De Boerenkrijg had Van Dieren beslist Conscience 4 frank per bladzijde te betalen in plaats van de 2 frank die hij vroeger kreeg. In 1856 wilde hij daarbovenop Conscience 10.000 frank betalen als hij voor 15 jaar de rechten afstond voor al zijn reeds verschenen werken. Op 5 mei 1856 ondertekende Conscience dit contract, waarin de 26 titels waar het om ging, opgesomd stonden. In de lijst ontbraken De geschiedenis van België, waarvan de rechten bij de Brusselse uitgeverij Jamar zaten, en Phantazy (op het verhaal De lange nagel na), dat Conscience nooit heeft willen laten herdrukken.2 Nu kon Van Dieren zijn plannen voor een uitgave van de Volledige Werken van Hendrik Conscience waarmaken. In september verscheen een prospectus waarin hij alles mooi inkleedde.3 Hij begon met een verwijzing naar de internationale uitstraling van de schrijver.
“De kunst kent geene grenzen, en wy mogen zeggen, dat Hendrik Conscience in ieder land van Europa hoogschatting voor zyn verheven talent ontmoet. Getuige daervan de daedzaek dat, na vele vertalingen zyner werken in het byzonder, op dit oogenblik zelven, te Londen, te Parys en te Leipzig nieuwe uitgaven van zyne volledige werken verschynen.”
Jammer genoeg was dat werk veel minder gemakkelijk verkrijgbaar:
“Terwyl de groote letterkundige volkeren wedyveren, om de schriften van Hendrik Conscience, in hunne gansche volledigheid, te bezitten en te verspreiden, zyn deze schriften in ons vaderland slechts op eene gebrokkelde manier gekend; onmogelyk dezelve volledig aen te koopen: velen zyn sinds lang uitverkocht; anderen zyn in formaten, die met de thans bestaende niet overeen komen, en zouden dus, in eene sierlyke bibliotheek misplaetst zyn. Daerenboven de gezamentlyke aenkoop van die, welke nog verkrygbaer zyn, beloopt eene som, welke voor iedereen niet bereikbaer is.”
Daarom komt er een nieuwe volledige uitgave, die zowel terecht kan “in het zolderkamerke van den werkman (…), als in het woonvertrek van den burger, en in het salon van den ryke”. Ze is goedkoop “om de arbeidende klasse in staet te stellen, zich deze werken insgelyks te kunnen aenschaffen”. Zo staan er nog meer verkooppraatjes in het prospectus.
De titel van deze reeks is Volledige Werken van Hendrik Conscience (in Engelsch formaat). Het gaat om 23 titels in 36 afleveringen van om en bij de 100 bladzijden. Sommige boeken verschenen in meerdere delen, maar vijf kortere romans werden in twee deeltjes Zedenschetsen en verhalen samengebracht. Het ging om alle boeken van Conscience die op dat moment verschenen waren, samen met wat ongebundeld werk. Dat laatste werd in het prospectus speciaal onder de aandacht gebracht. Men kon intekenen per boekdeel, of in afleveringen van 32 bladzijden.
In plaats van de afbeeldingen van Edward Dujardin uit de vorige drukken, werden de illustraties hier meestal beperkt tot één titelplaat, getekend door Louis de Taeye of Victor Lagye, en in hout gesneden door Jos Hemeleer. Voor Wat eene moeder lijden kan, Hoe men schilder wordt, Lambrecht Hensmans, Siska van Roosemael en Eenige bladzijden uit het boek der natuur, kocht Van Dieren de mooie houtsneden die voor de eerste drukken hadden gediend over van drukkerij J.-E. Bushmann.4 Een gedetailleerde lijst met titels en beschrijvingen, ook van de volgende edities is te vinden op: https://hendrikconscience.com/de-volledige-werken-edities/
Het prospectus, dat ook los te krijgen was, stond voor het eerst afgedrukt in Het Handelsblad van 12 september 1856. De krant maakte geregeld melding van de nieuwe te verschijnen delen. Op 11 november werd het eerste deel van De Leeuw van Vlaenderen aangekondigd samen met het bericht dat er ongeveer 2.500 inschrijvingen waren. Omdat er ook losse exemplaren verkocht werden, kunnen we dus uitgaan van een oplage van 3.000 exemplaren. Elf dagen later werd Het Wonderjaer aangekondigd, dat uiteindelijk als eerste aflevering verscheen. Conscience was daar niet gelukkig mee, want met het oog op de verkoop in Nederland vond hij dat commercieel geen slimme zet.5
Het laatste deeltje verscheen in maart 1858. Alle inschrijvers kregen bij deze laatste aflevering een portret van de schrijver en een bedankingsbrief die eindigde met een commercieel voorstel:
“De achting des publieks voor den genialen schryver, die de bewondering zyner landgenooten en van den vreemde zoo waerdig is, doet ons de hoop koesteren, dat by menig inschryver de begeerte zal ontstaen, zich ook de latere gewrochten, welke nog uit de pen van dien verdienstelyken schryver zullen vloeijen, aen te schaffen. Om aen dit verlangen te kunnen voldoen, zullen wy UEd. by de verschyning van elk nieuw werk een prospectus toezenden, waerdoor, na met uwe handteekening voorzien te zyn, UEd. door ons, of door den boekhandelaer uwer woonplaets of omstreken, dat werk zal bezorgd worden; daerdoor zult UEd., met eene geringe uitgaef van eenige weinige franken per jaer, in staet gesteld worden, in het bezit van al de werken des schryvers te komen.”
Of dit systeem gewerkt heeft, is moeilijk in te schatten. Feit is dat Van Dieren de truc van 1856 vijf jaar later herhaalde. In Het Handelsblad van 1 februari 1861 kondigde hij een nieuwe en fraaiere uitgave van de Volledige Werken aan. Hij beweerde dat men geklaagd had over te weinig illustraties, te slecht papier en te dicht opeen geplaatste tekst. Daarom beloofde hij een nieuwe editie met opnieuw illustraties van Edward Dujardin, “schoon” gedrukt en op goed papier. Het zou zelfs goedkoop blijven, want het was voor de leesminnende gezinnen een geringe opoffering van minder dan één frank per veertien dagen.
Het procedé leek wat op de eerste reeks. Alle afleveringen hadden een lichtgrijs omslag met de overkoepelende titel: Volledige Werken van Hendrik Conscience met het volgnummer van de aflevering (dat ook op de rug vermeld werd) en de titel van het boek. Op 13 februari al had Conscience zes bewijsexemplaren gekregen van de eerste vier afleveringen en hij schreef aan Van Dieren: “Mij schynt deze uitgave zeer goed ingekleed, en ik meen te mogen gelooven dat het publieke erover zal te vreden zyn”.6
Goed ingekleed was de uitgave in ieder geval. Maar buiten het omslag en de titelpagina, was er in de helft van de gevallen weinig nieuws aan. Van slechts achttien titels werd een nieuwe druk gemaakt, want van twaalf titels werd gewoon de overgebleven stock uit het magazijn hergebruikt, zogenaamde titeldrukken. Zo krijg je het verschijnsel dat er van Blinde Rosa een derde uitgave is in 1857 en een vierde in 1862, maar daar tussenin een niet genummerde in 1861, die eigenlijk de resterende exemplaren waren van de tweede druk uit 1853. De intekenaars kregen ook de zes nieuwe werken, die in deze periode verschenen met een speciaal voor hen gedrukt Volledige Werken-omslag. In deze reeks verschenen in totaal 36 titels in 92 afleveringen.
De eerste editie van Consciences werken in groot formaat kwam er op initiatief van A.W. Sijthoff in Leiden. Deze Nederlandse uitgeverij zocht een auteur waarvan het werk kon worden uitgegeven in het populaire octavo formaat (28 x 19 cm). Op aanraden van de Leidse hoogleraar taalkunde Matthias de Vries, die geregeld contact had gehad met Conscience, ging Sijthoff onderhandelen met Van Dieren. Na enig tegenpruttelen door de auteur werd op 27 mei 1867 het contract ondertekend voor een gezamenlijke uitgave van de Volledige Werken. Dat contract zou half 1874 aflopen. De onderhandelingen tussen Sijthoff en Van Dieren werden hard gespeeld. Het resultaat was dat Sijthoff vanaf dan mede-uitgever was van Conscience, en dat Van Dieren zo de helft van wat hij aan Conscience moest betalen, kon doorrekenen aan Sijthoff. Die laatste was nu ook mede-eigenaar van de stock en moest de helft van de waarde daarvan aan Van Dieren betalen. Een eerste opvallend voorbeeld van de samenwerking was de reclamecampagne in Het Handelsblad van juni voor De volledige werken van Jacob van Lennep, die door Sijthoff uitgegeven werden. Aan de andere kant werden de werken van Conscience vanaf midden 1867 in Nederland gedrukt en door een Nederlandse corrector nagekeken in overleg met Matthias de Vries, zodat de tekst volledig voldeed aan de nieuwe spellingregels. Om de verkoop van de reeks in Nederland te stimuleren, ging Conscience in december 1867 zelfs op voorleestournee door Nederland.
Heette de reeks bij Van Dieren opnieuw Volledige werken, in Nederland koos men voor de titel Romantische werken. Er waren aanvankelijk zeven delen voorzien, maar Conscience stopte niet met schrijven, dus het aantal werd al snel op acht gebracht. Sijthoff bracht de sets vooral uit in dubbeldelen. Omdat niet iedereen de gebonden delen kon betalen, verscheen de reeks bij Van Dieren als “Goedkoope uitgaaf” of “Volksuitgave” in 100 veertiendaagse afleveringen van 32 blz, die telkens 50 centiem zouden kosten. Elke aflevering (28,3 x 19) had een oranjeachtig omslag, met een tekening van Victor-Lucas Schaefels, in hout gesneden door Jos Hemeleer. Het was natuurlijk ook perfect mogelijk om de afleveringen zelf te laten inbinden.
De aanvankelijke oplage van 6.550 exemplaren werd na zes afleveringen verhoogd tot 8.550. Van Dieren kreeg 5.750 inschrijvingen, Sijthoff had er 2.250.7 Vanaf deel 6 werd de oplage verminderd tot 7.500, wellicht omdat een aantal inschrijvers het abonnement opzegden, en misschien had men de losse verkoop overschat. Het achtste deel, met het jaartal 1870 kwam pas in 1871 in omloop, want het bevat De Kerels van Vlaanderen dat pas op 27 december 1870 gedrukt was. Om praktische redenen had de eerste druk van deze roman dan ook hetzelfde formaat als de Volledige Werken.8 Conscience kreeg voor de uitgave van deze 8 delen 7.000 frank. De winst voor de beide uitgevers zou volgens de berekeningen van August Keersmaekers meer dan 170.000 frank geweest zijn. Ze bouwden er elk een huis mee, en Van Dieren deed dat in de pas geopende Consciencestraat in Antwerpen.9
Conscience schreef zoals gewoonlijk zelf de tekst van het prospectus.10 Hoewel er in het exemplaar dat in het Letterenhuis bewaard wordt11, met geen woord over illustraties wordt gerept, zijn er toch geïllustreerde gebonden delen. De illustraties konden afzonderlijk besteld worden en later tussen de afleveringen ingebonden worden. Meer dan 1.500 mensen tekenden in op de geïllustreerde editie.12 Over die illustraties is wel wat te vertellen. Ze werden aangekondigd als illustraties van Edward Dujardin. Maar zoals Jozef Staes later zou zeggen waren ze “wezenlijk ongelukkig en slecht”, behalve die van de Kerels.13 Klopt, antwoordde Dujardin, want dat zijn de enige die van mij zijn: “al de overige zijn erbarmelijk slechte namaaksels, door eenen onbehendigen en onkundigen Hollander nageteekend en door eenen tweeden even onbekwamen Hollandschen graveur op steen geëtst”.14
Dujardin ging ervan uit dat de mensen dat wel gemerkt zouden hebben. Het komt er op neer dat van de 248 platen in de Volledige Werken er 8 van Dujardin zijn, 122 namaaksels met zijn handtekening en 60 namaaksels zonder; 8 nagemaakte platen van Jan Bertou met Dujardins handtekening, 31 onbekende platen zonder handtekening en 19 onbekende platen ondertekend door een niet geïdentificeerde illustrator.
Op 2 mei 1871 verscheen in Het Handelsblad het bericht dat de Volledige Werken van Hendrik Conscience, “een van de grootste ondernemingen” ooit in België, afgerond was: 8.500 sets, goed voor 68.000 boeken, “het grootste gedeelte met 180 platen opgeluisterd”. En meteen werd een prospectus voor een nieuwe volksuitgave aangekondigd. De afleveringen zouden nu wekelijks verschijnen, waardoor de reeks na twee jaar al volledig klaar zou zijn. Ja, Conscience was big business. Of dat was in ieder geval wat Van Dieren deed uitschijnen.
Tussen 1871 en 1873 verscheen een nieuwe oplage van de Volledige Werken van Conscience. Het eerste deel begon dit keer niet met De arme edelman, maar met Simon Turchi. Bij nader inzien blijkt het eerste deel gewoon het vroegere vierde deel te zijn, met enkel een nieuwe titelpagina. Er kwam dus geen nieuwe editie omdat er zoveel vraag naar was, wel omdat er nog veel ‘overdrukken’ beschikbaar waren, of ‘restanten’, tussen de 500 en de 1.000 exemplaren. Men moest enkel een nieuw titelblad drukken om de reeks opnieuw in de markt te zetten. Om alle twijfel hierrond weg te nemen, volstaat het om deel 5 vast te nemen. Op de laatste bladzijde staat de melding: “Einde van het achtste en laatste deel”. Van deze editie verschenen de delen 1 tot 4 (de vroegere delen 4 tot 7) in 1871, 5 tot 7 in 1872. De ironie wil dat wanneer in mei 1873 het ‘nieuwe’ achtste deel van de ‘nieuwe’ oplage verschenen is, er meteen een negende deel aangekondigd wordt, met de dertien werken die Conscience sinds De Kerels van Vlaanderen geschreven heeft. En hoewel dit deel het verschijningsjaar 1873 draagt, is het pas heel laat in 1874 verschenen, aangezien de drie laatste verhalen pas dat jaar gepubliceerd werden. De afleveringen kosten nog steeds 50 centiem, of 65 met de platen. Er wordt wel gewaarschuwd dat men spoedig moet intekenen, want dat men weinig extra exemplaren zal drukken. Dat was een les die men geleerd had. Er werden nu 3.350 exemplaren gedrukt.15 In 1876 werd de negendelige editie in een kerst- en nieuwjaarsactie van Het Handelsblad aangeboden tegen 57 frank, of 75 frank met de illustraties.16 In 1879 zou nog een tiende deel volgen op 2.250 exemplaren.17 De werken verschenen na Het wassen beeld, zijn in deze editie niet opgenomen. Wel duurde het heel lang voor Sijthoff de illustraties aanleverde, zodat Van Dieren slechts 400 bundels nam in plaats van 600.18
Toen het tiende deel van de vorige editie in 1879 verscheen, waren Van Dieren en Sijthoff al volop bezig met een nieuwe uitgave van de volledige Conscience. De eerste plannen daarvoor dateerden van februari 1875. Conscience zat toen weer in een zware depressie en mocht van zijn dokter voorlopig niet meer schrijven. Via de geruchtenmolen had Van Dieren opgevangen dat Conscience geen drie maanden meer te leven had. Als dat waar zou zijn, moeten wij op dat moment al een eerste aflevering en een prospectus klaar hebben, schreef hij aan Sijthoff, “want aan het graf heeft men geen vijanden”.19 Maar Van Dieren was het niet helemaal eens met het plan dat Sijthoff uitwerkte, en vooral niet met Sijthoffs visie op wat er dan precies in die Volledige Werken moest komen. Wanneer hij eind april vaststelde dat het met Conscience zo slecht nog niet ging, stelde hij de uitgave liever een jaar uit. Maar op 11 juli 1878 vroeg hij zich nog steeds af wanneer de uitgave definitief van start zou gaan. Sijthoff was al wel enige tijd bezig met de voorbereidingen, maar algemeen gezien boterde het niet zo geweldig meer tussen beide uitgevers. Van Dieren verweet Sijthoff dat hij Consciences edities opruimde door ze afgeprijsd door te verkopen aan de gebroeders Cohen in Amsterdam. En die hadden ze weer doorverkocht aan de Brusselse uitgever Lebègue, die ze onder eigen naam op de markt had gebracht.20 Ook D. Bolle, de Bazaar van goedkoope boeken in Rotterdam, had in de jaren 1873-1874 veel werken van Conscience onder de marktprijs aangeboden. Met slogans als “Dat’s Mooi en Goedkoop” werden in De Tijd (31.10.1873) en De Maasbode (28.10.1873) titeldrukken uit de Romantische werken aangeboden. In de Opregte Haarlemsche Courant (4.9.1874) werden Valentijn (f 3), Menschenbloed (f 1,50) samen met Onze Drie Koningen van E. Gerdes (f 6.40) samen aangeboden voor f 2,50.21
Maar het strafste was wel dat Julius Vuylsteke uit Gent al in november 1878 ingetekend had op de reeks bij Sijthoff. Nochtans lag contractueel vast dat de Belgische markt voor Van Dieren was. Maar Sijthoff had als nummer 1 in zijn reeks De leeuw van Vlaanderen uitgebracht aan 1 gulden bij intekening en daarbuiten 2,50 fl. Van Dieren voelde zich serieus bekocht, want bij hem stond De Leeuw later op het programma en kostte het boek volgens afspraak 317 centiemen (313 bladzijden roman en 4 bladzijden voorwerk aan 1 centiem per bladzij) en 1 gulden was ca. 220 centiemen. Op 5 oktober al had Van Dieren zijn beklag gemaakt dat hij nog steeds niets gezien had, terwijl er aan de inschrijvers twee premieplaten beloofd waren en er al een paar deeltjes gedrukt zouden zijn. Van Dieren had ook problemen met de prijs van het papier en met extra correctiekosten.22 Maar Sijthoff werkte snel, en half maart waren er al 18 deeltjes verschenen.
De oorspronkelijke oplage van 10.000 waarover in 1875 gesproken werd,23 was inmiddels gezakt tot 6.000 en Van Dieren wilde er 3.000 nemen als Sijthoff zijn belofte van 2.000 exemplaren nakwam, zodat er 1.000 overbleven voor gezamenlijke rekening.24 Op 1 maart 1879 verklaarde Van Dieren dat hij akkoord ging met een verdeling 4.000/2.000 als Sijthoff hem de schriftelijke verzekering gaf “dat gij Conscience niet aan verminderde zult verkopen of laten verkopen”. Maar 14 dagen later zakte Sijthoff al tot 1.500 en wilde hij niets over restverkopen op papier zetten. In reactie daarop wilde Van Dieren er maar 3.000 meer afnemen, dus de kans dat er echt 6.000 gedrukt zijn is klein. Te meer omdat Van Dieren op 28 januari 1879 schreef dat Conscience slecht liep en dat op 18 november al meer dan 200 inschrijvers zich teruggetrokken hadden.25
De centiemuitgave van de Volledige Werken van Conscience verscheen officieel begin 1879. Ze wordt centjesuitgave of centiemuitgave genoemd, omdat de prijs neerkwam op 1 centiem per blad, als men intekende op de hele reeks. Het eerste jaar verschenen er 34 delen, althans bij Van Dieren, die elke titel apart uitgaf. In totaal verschenen er 67 titels. Ze zijn op p. 1 onderaan genummerd met een romeins cijfer. Deze werkwijze leverde soms heel wat dunne boekjes op. Wat eene moeder lijden kan beslaat 14 pagina’s. De langere werken werden dan weer in twee delen gepubliceerd. De covers waren telkens gebaseerd op bestaande tekeningen, meestal van Dujardin en zijn in meerkleurendruk, waarbij het geel en het rood overheersen. Maar eigenlijk leek het nergens op. Alles werd gedrukt bij P.W.M. Trap, die in 1880 voor Sijthoff de illustraties voor de Statenbijbel verzorgde. Het was voor Van Dieren al vroeg duidelijk dat hij na deze uitgave nooit meer iets met Trap te maken wou hebben.
Sijthoff bracht integendeel soms tot vier werken samen in één deel uit. Zo kwam hij tot een uitgave van de Romantische werken van Hendrik Conscience in 41 delen, gebonden in een eenvormige band. Maar hij bracht ook losse delen uit met de lelijke kaftillustraties van bij Van Dieren. En er ontbraken vier titels bij Sijthoff, wellicht omdat hij ze onverkoopbaar achtte voor het Nederlandse publiek: Eenige bladzijden uit het boek der natuur, Redevoeringen, De dichter en zijn droombeeld en de Geschiedenis van België.
Op 12 november 1880 was Van Dieren het beu. Het contract met Conscience liep bijna ten einde en hij liet hem weten dat hij niet meer wou verlengen. Als de volledige uitgave afgerond was, zou hij zelfs volledig stoppen met uitgeven. Conscience moest nu zelf onderhandelen met Sijthoff. Hij was daar niet blij mee, want eigenlijk waren ook zijn ervaringen met Sijthoff niet zo positief. Met een aantal punten in het nieuwe contract was hij het niet eens. Hij begon erover te denken om de rechten op zijn werken volledig te verkopen, maar daarvoor ook eens bij andere uitgevers zijn licht op te steken. Van Dieren onderhandelde intussen met de Brusselse uitgever A.N. Lebègue over een overname van zijn fonds.26 Toen dat niet vlotte en Conscience een aantal keren bij hem te rade was gekomen, besloot Van Dieren om voorlopig maar weer medecontractant met Sijthoff te worden, of te blijven. Van Dieren was maar al te blij dat hij half 1881 een opvolger vond in Hendrik Tolboom, Kleine Markt, 9 te Antwerpen, die vanaf 1 oktober zijn zaak zou overnemen en de rest van de centiemuitgave aan de man zou brengen, met nieuwe titelbladzijden onder zijn eigen zakenadres.
Tolboom maakte gebruik van de grote volkshulde die Conscience op 25 september 1881 in Brussel te beurt zou vallen, om de hele reeks opnieuw te lanceren. Dat deed hij met een inschrijving via een nieuwe folder. De prijs bleef onveranderd één centiem per bladzijde, maar de eerste duizend inschrijvers kregen als geschenk een boek geïllustreerd door Gustave Doré: de Bijbelsche geschiedenis, of De geschiedenis der Kruistochten. Men kon ook kiezen om elke 10 à 14 dagen een boek te ontvangen, of ieder kwartaal een reeks, of zelfs alle boeken in een keer. Blijkbaar hadden sommige boeken beter verkocht dan anderen, want Van Dieren vroeg voor de overname aan Sijthoff om van een aantal boeken extra exemplaren te bezorgen. Tolboom gebruikte nog een tijdje de kleurenkaften met de opdruk J.P. van Dieren, maar stapte al snel over op een eigen sober grijsbruin omslag. Sijthoff zag de acties van Tolboom met lede ogen aan. Het leidde tot een briefwisseling met Sijthoff die Van Dieren absoluut “niet prettig” vond. Op 1 december 1882 nam D. Bolle van Rotterdam de stock van Sijthoff voor Nederland over en publiceerde hem verder onder eigen naam. Die stock bedroeg nog 52.000 deeltjes, van de ca. 82.000 die Sijthoff voor zijn rekening had genomen.27
Van Dierens opvolger Tolboom stierf op 5 mei 1883, waardoor Van Dieren zijn zaak weer in handen kreeg. Hij wist de nog resterende voorraad, wellicht de ca. 1.000 laatste sets volledige werken, samen met nog wat andere titels die na de dood van Conscience overgebleven waren, te verkopen aan de boekhandel van Julius Vuylsteke, Koestraat 15 / Kalanderberg te Gent.28
Eind oktober 1882 had Van Dieren Conscience thuis bezocht en had vastgesteld dat de schrijver er slecht aan toe was. Aangezien hij wist dat ook Tolboom terminaal ziek was, lanceerde hij op 10 oktober bij Sijthoff het plan om tegen het overlijden toch gezamenlijk weer met een eventueel “beknopte uitgave” te komen. Maar de gesprekken tussen Sijthoffs vertegenwoordiger Carpentier en Van Dieren in februari 1883 eindigden in ruzie.29 Even trachtte dochter Louise van Dieren de brokstukken te lijmen. Maar in mei kwam er een derde hond in het spel. Uit de bewaarde briefwisseling is het niet duidelijk op te maken van wie het initiatief gekomen is om uitgeverij Lebègue bij de uitgave te betrekken. In ieder geval had Sijthoff eind mei een voorstel van prospectus klaar voor een uitgave van de beste werken, waarmee hij nog tijdens het leven van Conscience naar buiten wilde komen. Dat laatste vond Van Dieren volstrekt zinloos. Lebègue volgde hem daarin en stelde vervolgens een tweedelige uitgave in octavo voor onder de titel Volksuitgave der voornaamste werken van H. Conscience.30
Op 10 september, de dag dat Conscience om 17u30 zou sterven, stuurde mevrouw Conscience aan Lebègue echter een deurwaardersexploot dat hem verbood werk van Conscience uit te geven. Het probleem was dat men slechts een selectie van de werken zou uitgeven. Blijkbaar gingen de erven enkel akkoord met een volledige uitgave, hierin wellicht geadviseerd door Consciences intieme vriend en testamentuitvoerder Julius Hoste, de hoofdredacteur van het liberale weekblad De Zweep en in 1888 de oprichter van Het Laatste Nieuws. Maar Lebègue had goede advocaten. En hij had ook de touwtjes in handen. Al op 28 september werd in de Gentse katholieke krant Le Bien Public de reeks Volksuitgaaf der meesterwerken van Hendrik Conscience aangekondigd. 20 afleveringen van 50 cent, en een lijstje met 27 titels, met als uitgever A.N. Lebègue, Magdalenastraat 46 in Brussel. Er werd meegegeven dat nog meer romans zouden volgen.
Van Dieren kreeg gelijk dat het beter was om te wachten tot na de dood van de schrijver. Op 6 oktober 1883 waren er al 2.500 inschrijvingen.31 Op 31 oktober was dat aantal gestegen tot 4.500.[1] Van Dieren werd al langer hoe meer de side-kick van Lebègue, die in Vlaanderen – of zeg maar België, want ook de Franstalige edities zouden bij hem verschijnen – het heft stevig in handen nam. Hij besliste om de oplage tot 10.000 op te trekken en alle werken in de reeks te publiceren. Op 22 december 1883 verscheen voor het eerst een aankondiging in Le Bien Public dat het om de Volledige Werken ging, en dat ze 32,50 frank zouden kosten. In Het Handelsblad werd het op 5 januari 1884 bekend gemaakt. Men moest intekenen op het gehele werk, en de eerste vier afleveringen waren al verschenen. Op de titelpagina stond nu als uitgever A.N. Lebègue & Co.32 Het was de bedoeling dat Sijthoff daarvan 2.000 exemplaren in Nederland aan de man zou brengen.
De afleveringen werden gedrukt bij Sijthoff, maar de drukker staat in de Vlaamse uitgave nergens vermeld. Elke aflevering besloeg 64 pagina’s. met de tekst in twee kolommen gedrukt, en ze verschenen een of twee keer per maand. Elk verhaal had een eigen volgnummer in romeinse cijfers, dat links onderaan de eerste pagina van elke aflevering stond of op de titelpagina. Daarnaast was er een zelfstandige paginering, zodat het ook afzonderlijk verkocht kon worden. Op die manier kwam men aan vijf delen van 10 afleveringen van 64 pagina’s, en een zesde deel, dat uit 14 afleveringen bestaat.33
De losse romans kregen een omslag met de overkoepelende titel “Goedkoope Volksuitgaaf der werken van Hendrik Conscience” boven het hoofd van de bebaarde Conscience en de titel van het boek. De prijzen varieerden van 15 cent (Blinde Rosa) tot 1 frank (Geschiedenis van België).
De eerste twee delen verschenen dus op 10.000 exemplaren. De vier andere delen op 8.000. Na de verschijning van het laatste deel ontstond er ruzie over de financiële afronding. Van Dieren besliste in mei 1886 om zich volledig terug te trekken uit alle Conscience-publicaties. Hij verkocht zijn rechten definitief aan Sijthoff en Lebègue op 25 augustus 1886.34 Een half jaar later, 20 januari 1887, stierf hij.
Sijthoff, die wel een derde van de winst opstreek, bracht geen delen uit onder eigen naam. Hij hield zich gewoon aan zijn oorspronkelijk idee, en bracht in vier delen De meesterwerken van Hendrik Conscience uit in een rode geïllustreerde linnenband met staande krijger bij Arnhem – Nijmegen, Gebr. E. & M. Cohen. Ze bevatten alle romans uit de eerste drie delen, maar ze zijn dunner en de laatste romans uit die delen zijn samengebracht in deel IV. l Sommige titels werden ook in Nederland nog los gepubliceerd.35
De reden hiervoor lag wellicht bij de slechte verkoop van Conscience in Nederland. Sijthoff had D. Bolle opgezadeld met een grote voorraad onverkochte delen van de centjesuitgave. Doordat hij die gesoldeerd had, waren die boekjes veel goedkoper dan de nieuwe editie, die hij daardoor niet kon plaatsen. Van Dieren en Lebègue gingen toen zelf met Bolle praten, om te zien of ze die stock niet konden terugkopen. De deeltjes zouden eventueel kunnen passen in een reeks die Lebègue plande als prijsboeken voor de scholen. Die verkoop van D. Bolle is echter nooit doorgegaan.
Aangezien niet alle delen even vlot verkochten, nam Lebègue elke gelegenheid te baat om de reeks opnieuw te lanceren. De inhuldiging van het grafmonument van Conscience op 19 september 1886, was zo’n gelegenheid en op 6 oktober waren er alweer 250 intekeningen.36
In juni 1888 kon Lebègue ook een pakket van 5.000 boeken overdragen aan de firma Wwe Jacobs voor opname in haar reeks Onze nationale letterkunde, een “keuze uit de werken der beste Zuid- en Noordnederlandsche schrijvers”, onder redactie van Pol de Mont.37 Daarbij onder meer Avondstonden, Blinde Rosa, Het ijzeren graf en De leeuw van Vlaanderen.38 Boekhandelaar J. de Smet uit de Poelstraat 28 in Brussel verwierf kort daarop exemplaren van Hoe men schilder wordt, Wat eene moeder lijden kan en Siska van Roosemaal. De reeks werd ook op de markt gebracht in dertien halfdelen, op aandringen van onderwijzers, omdat een lagere prijs de deeltjes aantrekkelijker maakten als prijsboeken. Tot in 1911 werden de halfdelen én losse deeltjes op basis van deze uitgave door Lebègue verkocht.
Lebègue wilde zich ook op scholen richten, die graag voorbeeldige leerlingen prijsboeken als aanmoedigingsgeschenk gaven, en lanceerde daarom een Nieuwe uitgave der werken van Hendrik Conscience. Hij had voorlopig drie reeksen van zes Conscience klassiekers voorzien, die verschenen vanaf 1884. De prijsboeken deden het aanvankelijk goed onder de liberale minister van onderwijs Pierre Van Humbeeck. Maar die regering viel in 1884 en onder de opeenvolgende katholieke regeringen begon het debiet te minderen, zodat de derde reeks zelfs niet helemaal afgewerkt zou worden.39
Al in 1886 was bij Lebègue het plan ontstaan, toen nog samen met Sijthoff, om een nieuwe geïllustreerde editie op de markt te brengen, zoals de Franse edities van Lévy-Calmann, die Lebègue inmiddels ook – onder eigen naam – in België verdeelde.40 Maar de prijs die Calmann Lévy vroeg voor zijn illustraties was “évidemment exagéré”, dus het was beter om nog wat te wachten.41 In de loop van 1888 ontstond er een hoogoplopende ruzie tussen beide uitgevers, omdat Lebègue een deel van zijn overstock aan prijsboeken via de uitgeverij S. Warendorf jr. in Nederland had proberen te slijten, terwijl contractueel het auteursrecht van Conscience daar bij Sijthoff zat. Lebègue argumenteerde dat Sijthoff al jaren geen boek had geplaatst en zijn oude voorraad volledig aan hem overgedragen had. Vooral verweet hij hem in september 1883 een contract te hebben gesloten waarbij hij in zou staan voor de verkoop in Nederland, terwijl hij wist dat dat hem dat door zijn contract met Bolle belet werd. En dat had hij aan zijn medecontracten Van Dieren en Lebègue verzwegen.42 Sijthoff besloot om de eer aan zichzelf te houden en Conscience volledig over te laten aan Lebègue. Hij verkocht zijn aandeel voor 20.000 frank.43
In de nieuwe reeks verschenen vijf romans (De leeuw van Vlaanderen, De Boerenkrijg, Het ijzeren graf, De kerels van Vlaanderen en Het goudland) en het opgesplitste verhaal De grootmoeder), die aanvankelijk via de dagbladverkopers in afleveringen van 12 bladzijden, met telkens een afbeelding bovenaan elke aflevering, verkocht werden tegen de prijs van 10 cent, en uiteindelijk in twee gebonden delen op de markt gebracht werden. Naar de exacte datering hebben we het raden. De eerste aflevering verscheen op 17 november, volgens het prospectus. August Keersmaekers vond daarvan slechts één exemplaar, en daarop stond met de hand het jaartal 1895 bijgeschreven.44 In de pers zijn weinig aankondigingen verschenen. De Volksstem (Aalst) kondigde op
31 december 1896 Het ijzeren graf aan. De romans waren ook afzonderlijk verkrijgbaar, ingenaaid, gebonden in een papieren prachtband of in een linnen band, maar in bibliotheken zijn daarvan geen exemplaren bewaard. Aangezien de reeks al na vijf titels stopgezet werd en alle boeken nog lang los, in twee delen of in één deel verkrijgbaar waren en in 1911 aan dumpingprijzen verkocht werden, mag deze reeks wellicht als weinig succesvol aanzien worden.
Naar aanleiding van haar tiende verjaardag begon De Gazet van Antwerpen vanaf
23 november 1901 met de publicatie van de werken van Conscience als bijvoegsel bij de krant. Op dat moment had de krant 62.680 abonnees, dus we mogen gerust een oplage van 75.000 veronderstellen.
Tot aan de Eerste Wereldoorlog verschenen 47 romans in feuilletondruk over twee kolommen op krantenpapier (24,5 x 17,5 cm). Door het uitbreken van de oorlog werd De ziekte der verbeelding niet afgewerkt.45 Tussen 1923 en 1926 werd De ziekte der verbeelding heruitgegeven en verschenen nog Jacob van Artevelde, De burgers van Darlingen en De kerels van Vlaanderen, maar in een groter formaat (27,5 x 20,5). Ook hier is men dus nooit aan een volledige uitgave geraakt.
Vanaf 1902 begon Lebègue aan een heruitgave van alle werken van Conscience in
58 delen. Die editie moest volledig beschikbaar zijn tegen 1912, het jaar van de honderdste verjaardag van de geboorte van Conscience, zodat de delen gebruikt zouden kunnen worden voor het samenstellen van de Jubileumeditie. Misschien is dat de reden waarom bijna nooit het jaar van uitgave opgenomen werd. Het zetwerk werd steeds opnieuw gebruikt tot in de Tweede Wereldoorlog. In zeven delen werden twee titels gecombineerd en in eentje zelfs drie. Voor de illustraties werd opnieuw gekozen voor die uit de Franse Oeuvres Complètes, maar de illustratoren kregen nooit een naamvermelding. Aanvankelijk werden de illustraties full page (en dwars) opgenomen op ongenummerde (maar wel doorgetelde) bladzijden en zonder tekst op de achterzijde. Dat gebeurde in 18 delen, tot en met De Leeuw van Vlaanderen. Vanaf begin 1906 werden de illustraties verkleind opgenomen tussen de tekst. Het eerste aldus uitgevoerde deel was De geldduivel.
Het uitgeefadres was tot 1911 J. Lebègue & Cie, Magdalenastraat 46, Brussel. Op de titelpagina staat in de meeste van deze edities het lettervignet van de uitgeverij, waarin de letters J L en Cie verwerkt zijn. Bij de delen die gedrukt worden vanaf eind 1909 werd het portret van Conscience met baard afgedrukt. De boeken werden gedrukt bij J. Janssens, Harnasmakersstraat 25, in Brussel.
Vanaf 1912 veranderde het uitgeefadres in 36, Nieuwstraat, Brussel. Er werd gedrukt in de Marcqstraat 16 of de Vliergang 7, maar het was wel nog steeds drukkerij J. Janssens. De gegevens over de druk staan steeds op de tweede bladzijde, tegenover de titel-pagina. Later zullen ze soms onderaan de laatste pagina opgenomen worden. Het jaar van uitgave werd in 1912, 1913 en 1914 af en toe vermeld: soms op de titelpagina, soms op de kaft, soms op beide. In dat laatste geval kon het ook gebeuren dat kaft en titelpagina een verschillend jaartal hadden.
In 1920 werd de naam van de uitgever veranderd in: Office de Publicité, Vroeger: J. Lebègue & Cie, uitgevers, samenwerkende maatschappij, 36, Nieuwstraat, Brussel. Het jaar van uitgave werd zelfden of nooit meer opgenomen. In de tweede helft van 1920 begint men met het opnemen van volgnummers bij de drukkersvermelding. De adressen blijven Marcqstraat en Vliergang, maar de naam van de drukkerij is vanaf dan ook Office de Publicité. Het volgnummer maakt het identificeren van de oplage of de editie een stuk eenvoudiger.
De boeken werden herhaaldelijk herdrukt tot in 1943, het jaar dat de rechten vervielen. Het zijn de uitgaves uit deze reeks die nog het meest opduiken in antiquariaten en tussen 1903 en 1945 oplages haalden van 9.000 tot soms meer dan 25.000 exemplaren voor de populairdere titels zoals De Loteling en Baas Ganzendonck, en meer dan 50.000 voor De Leeuw van Vlaanderen. Door de voortdurende nieuwe oplages werd de afdrukkwaliteit van de tekst en vooral van tekeningen er in de loop der jaren niet beter op.
De reeks werd in de markt gezet als de Nieuwe Geïllustreerde Uitgave der Volledige Werken van H. Conscience en was zowel ingenaaid als “gebonden met vergulden omslag” (rode kaft) en “gebonden in linnen band” verkrijgbaar.46
In Nederland werden de losse delen gebonden verkocht met op de rug de naam van de Nederlandse uitgeverij Van Holkema & Warendorf, en soms stond deze uitgeversnaam ook op de titelpagina gedrukt. Het gaat hier meestal om witte banden met een zwarte of gouden art nouveau-tekening op de band, maar sommige werken verschenen ook in een reeks met groene banden met als reekstitel Hendrik Conscience Geïllustreerd. Daarin werd ook nog het overschot aan oude prijsboeken weggewerkt.
Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de geboorte van Hendrik Conscience werden de delen ook samengebracht in een dertigdelige jubileumuitgave, waarbij op de band de naam van De Nederlandsche Boekhandel prijkte. Daarvan zouden er vijfhonderd verkocht zijn. Daarnaast bestaan er ook andere uitvoeringen van de jubileumuitgave. In het eerste deel was ook een korte biografie van Conscience opgenomen door Omer Wattez. Het Handelsblad voerde vanaf 6 april 1912 een speciale promotie, waarbij men een kastje kon kopen waarin de 30 delen precies pasten. De intekenaars konden kiezen uit twee modellen. Dat bleek nogal aan te slaan, want op 17 april waren zowel de kastjes als de prachtbanden uitgeput en was het wachten tot 13 mei op nieuwe voorraad. Op 20 augustus meldde de krant dat er nog 16 exemplaren overbleven “voor de achterblijvers”. Dagelijks daalde het aantal tot er op 23 en 24 augustus respectievelijk nog 5 en “nog enkele” exemplaren over waren. Wat de preciese oplage is van de dertigdelige Jubileumeditie blijft koffiedik kijken. Behalve de blauwe uitgaves met De Nederlandsche boekhandel op de rug, zijn er ook zwarte, bruine en groene banden in omloop. Verscheidene Jubileumedities blijken zelfs samengesteld te zijn met exemplaren die gedrukt zijn na 1920.
Ook in Nederland was de reeks verkrijgbaar, maar hier werd een heel andere volgorde gehanteerd en werden titels verdeeld over 40 delen. De boekband vermeldde de Gebr. Graauw uit Amsterdam als uitgever, maar binnenin bleven het de boeken van Lebègue. De reeks kostte 2.50 gulden per maand in dertig maandelijkse termijnen. Er werd een reclamecampagne gevoerd in een aantal Nederlandse kranten in de periode april-mei en in de Nieuwe Haarlemse Courant en Het Centrum ook nog eens in oktober.
Hierna zou nooit nog een volledige reeks Conscience uitgegeven worden. Wel probeerden verscheidene uitgevers een aantal werken in reeksvorm uit brengen (De Sikkel/Standaard Boekhandel (9), In de oude windmolen (9), Mercurius (7)), maar enkel D.A.P. Reinaert slaagde erin met zijn omnibussen om tot aan 17 titels te geraken. Heden ten dage is enkel De Leeuw van Vlaanderen nog in de handel beschikbaar, en sinds oktober 2023 Het ijzeren graf.
In dit artikel heb ik geprobeerd om een overzicht te geven van de vele edities van de Volledige Werken van Hendrik Conscience, van de bedoelingen die daaraan ten grondslag lagen en de afgeleide uitgaven die daaruit uitstonden. Het is duidelijk dat het initiatief steeds van de uitgever(s) uitging en dat de bedoelingen steeds commercieel waren. Onafgezien van het prestige dat zo’n editie met zich meebracht, speelden er steeds ook andere elementen mee. De eerste keer wilde Van Dieren ook alles van Conscience verwerven, wat eerder bij Buschmann en De Cort verschenen was. De tweede keer wilde hij onverkochte stock verwerken. De derde keer kwam het initiatief van de Nederlandse uitgever A.W. Sijthoff die een reeks in groot formaat wou uitgeven en daarvoor een auteur zocht met een omvangrijk oeuvre. Het is aannemelijk dat deze derde reeks aan het prestige van Conscience als auteur heeft bijgedragen, maar zoals steeds kreeg Conscience contractueel een relatief klein bedrag, tegenover de enorme winst die beide uitgevers opstreken. Vanaf deze reeks duiken er ook al langer hoe meer imprints op van onderdelen die als aparte boeken verkocht werden, een verschijnsel dat bij de volgende Volledige Werken reeksen nog zou toenemen. Vele edities verschillen slechts van elkaar in de eerste vier pagina’s. Hoe laag de commercie wel kon zakken, bleek toen de uitgevers de gezondheidstoestand van Conscience gingen volgen, om een datum te plannen voor een definitieve editie, met het argument van Jan Petrus van Dieren: “Aan het graf heeft men geen vijanden”, dat daarom ook de titel van deze bijdrage geworden is.