Een keur van sprekers en artiesten belichtte in het Amsterdamse Bijlmer Parktheater de culturele rijkdom van Suriname en de wisselwerking tussen Suriname en de Lage Landen, aan de vooravond van vijftig jaar Surinaamse onafhankelijkheid. ‘Ik ben omdat wij zijn. Zo blijven we samen.’
Eigen lof stinkt. Maar we durven het te zeggen omdat zoveel bezoekers het lieten weten: de avond waarop we in het Bijlmer Parktheater ons nummer ‘Switi Sranan’ voorstelden, was er een om van te smullen.
“Cultuur is voor ons geen luxeproduct of vrijblijvend tijdverblijf”, zei hoofdredacteur Tom Christiaens tijdens zijn welkomsttoespraak. “Het helpt ons te begrijpen wie we zijn, waar we vandaan komen en hoe we kunnen samenleven.” Het waren woorden die de sprekers en artiesten die optraden het publiek aan den lijve lieten ervaren.
“Met een land dat zoveel schrijvers heeft voortgebracht, kan het niet fout gaan.” Kathleen Ferrier, dochter van de eerste president van het onafhankelijke Suriname en voorzitter van de Nederlandse Unesco-commissie, citeerde in haar vlammende toespraak de woorden die de toenmalige voorzitter van de Tweede Kamer Anne Vondeling sprak aan de vooravond van de Surinaamse onafhankelijkheid. “Hij vertolkte het gevoel dat ondanks alles bij velen leefde, een gevoel van hoop en optimisme omdat men meende dat het Suriname met haar grote rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen en menselijk kapitaal als zelfstandige natie zeker voor de wind zou gaan.”
Een halve eeuw later kunnen we niet anders dan constateren dat veel anders is gegaan dan toen verwacht. “Vijftig jaar later is Suriname niet het land dat we toen voor ogen hadden. Een land waar geen armoede zou zijn, omdat het zijn natuurlijke rijkdommen benut zou hebben en waar die rijkdom ten goede gekomen zou zijn aan de hele bevolking”, zei Ferrier.
Maar bij de pakken zat zij allerminst neer. “De veerkracht van het Surinaamse volk is ongebroken, het algemene belang geldt nog steeds als leidend principe”, stelde ze. De kracht van het land schuilt naar haar overtuiging vooral in de culturele diversiteit van een bevolking die uit alle windstreken is gekomen. Haar vader werd ooit gevraagd waar zijn wortels lagen, in Suriname of Nederland. “Zijn antwoord was dat zijn wortels verspreid lagen over de hele wereld. Want zijn ene overgrootmoeder kwam als tot slaaf gemaakte uit Afrika naar Suriname en zijn andere als contractarbeidster uit India. Zijn ene overgrootvader was een Britse ambtenaar en zijn andere een vooraanstaande Joodse handelaar.”
Ferrier besloot met de wens uit te spreken dat een nieuwe generatie in 2075 opnieuw in het Bijlmer Parktheater zou samenkomen en zeggen: “De afgelopen vijftig jaar hebben wij de wereld laten zien wat wij als land en volk van Suriname te bieden hebben en dat we dat zelf kunnen, op onze voorwaarden en op onze manier, gedreven vanuit al onze rijkdommen – natuurlijk, menselijk, maatschappelijk en zeker ook cultureel – in verbondenheid met elkaar vanuit onze wortels, waar ter wereld die ook liggen.”
Nadat het applaus was gaan liggen, vertolkte zangeres Sarah-Jane op krachtige en ontroerende wijze ‘Blaka Rowsu’, een nummer van Lieve Hugo dat menig Surinamer in zijn hart heeft gesloten.
Daarna sprong spokenwordkunstenaar Tyler Koudijzer het podium op. Met veel humor en schwung vertelde hij een verhaal over zijn eerste bezoek aan Suriname. Het was een voorproefje uit de voorstelling De gesuikerde onderneming, die op 26 september in première gaat. Daarin duikt hij samen met zijn broer Sebastian in zijn familiegeschiedenis. Zijn voorouders verlieten Java om als contractarbeiders op suikerrietplantage Mariënburg in het district Commewijne te gaan werken. Tyler ging pas enkele jaren geleden voor het eerst naar het land dat zijn opa en oma voor Nederland verruilden. Een wereld vol smaken, geuren en kleuren ging voor hem open, maar hoe nieuw alles ook was, het was ook een feest van herkenning. “Het voelde als thuiskomen, serieus. Terug in Nederland voelde het alsof ik een bezoeker was.” Vanuit de zaal klinkt herkenning. “Dat is niet heel fijn om te voelen, vooral als je hier geboren bent.”
Het gevoel van verbondenheid dat hij in Suriname ervoer, drukte hij uit in een zin die hij als een mantra herhaalde: “Ik ben omdat wij zijn. Zo blijven we samen.”
Tijd om te bekomen was er niet. Actrice Urmie Plein en musicus Walther Muringen brachten een fragment uit het toneelstuk Anton de Kom, mijn vader. Daarin worstelt de uit Suriname geadopteerde Doris met haar identiteit. In haar zoektocht ontdekt ze de Surinaamse schrijver Anton de Kom (1898-1945). “Sranan, ik heb u weer gezien en uw schoonheid was zoals ik die vaak gedroomd heb, verlangend, woelend in mijn bed in Holland”, schreef Anton de Kom. “Zo voelde het voor mij ook. Wat is het mooi, wat is het warm, wat is het druk”, vertelt Doris als ze als achttienjarige in Suriname komt. “Ik ben ver van huis en ik ben thuis.”
Na alle indringende toespraken en optredens nestelden Sarah-Jane Wijdenbosch, Tyler Koudijzer en Urmie Plein zich in zetels om van gedachten te wisselen over de positie van Surinaams-Nederlandse kunstenaars in het Nederlandse culturele landschap. “Ik zie mezelf als iemand met twee rugzakken”, zei Urmie Plein. “Ik kan uit mijn westerse rugzak dingen halen, maar ook uit de rugzak van mijn culturele achtergrond. Ik voel mij dus dubbel gezegend.”
Het was de in Nederland geboren Sarah-Jane Wijdenbosch uit het hart gegrepen. “Ik ben van jongs af aan trots op mijn Surinaamse roots geweest. Ik ben hier opgegroeid en heb veel van de Nederlandse cultuur meegemaakt, maar ik voel me wel echt een Surinaamse Nederlander. Thuis was er heel veel Surinaamse en Caribische muziek. Dat zit in mijn bloed. Al mijn liedjes hebben Surinaamse invloeden.”
Tyler zocht ook al van kindsbeen af naar zijn Surinaamse roots, in straattaal en bij jongens die hij als echte Surinamers beschouwde. “Maar ik heb niet het echte Suriname gezien tot ik daar ben geweest. Mijn opa en oma wilden vooral niet dat ik Sranantongo zou leren. Ik moest Nederlands leren, want dat was de taal van de mogelijkheden.”
De houding van Tylers grootouders sluit aan bij wat Amanda van Hesteren, de maakster van de documentaire De nieuwe generatie van Surinamers die momenteel op de televisie wordt uitgezonden, observeert: de eerste generatie Surinamers die in Nederland kwam, was gericht op het thuis raken in Nederland, de nieuwe generatie richt zich weer meer op haar wortels. In een interview zei Van Hesteren: “We hebben gezien dat het geen zin heeft om je achtergrond te verloochenen, want je zult nooit een Nederlander worden. Nu Nederland rechtser wordt, voel je dat je bestaansrecht op spanning staat.”
Voor Tyler Koudijzer was dat niet de motivatie om in zijn familiegeschiedenis te duiken. “Het is meer een nieuwsgierigheid naar waarom ik beweeg op de manier dat ik beweeg en eruitzie zoals ik eruitzie. Ik voel ook niet dat mijn bestaansrecht op het spel staat. Wij zijn hier en gaan niet zomaar weg, we zijn onderdeel van Nederland en onderdeel van de geschiedenis en zeker ook van de toekomst.”
In de documentaire zegt de Surinaams-Nederlandse theatermaakster Dewi: “Nederland is niet mijn land en dat laat Nederland op verschillende manieren merken. Ik mag een beetje meedoen, maar het is niet echt mijn land.” Voor Sarah-Jane is het geen herkenbare ervaring. “Nederland is zeker wel mijn land. Het is het land waar ik geboren en getogen ben. Word ik eraan herinnerd dat ik als anders word gezien? Zeker. Maar betekent dat dan dat dit niet mijn land is, of dat mensen een andere perceptie hebben van wiens land dit is?” Die laatste uitspraak kon op applaus uit de zaal rekenen.
Urmie Plein begreep vanuit haar ervaringen in haar vak ergens wel Dewi’s gevoel niet helemaal te mogen meetellen. “Hoofdrollen en dragende rollen gaan nog altijd naar witte mensen, vooral mannen. Witte vrouwen moeten al vechten. En dan kom jij als zwarte vrouw. Dan heb je een twee-nul achterstand. Ik trek het mij niet echt aan, het sterkt mij alleen maar in het vechten voor de plek die ik verdien.”
Gaat het vooruit? “Ik denk wel dat er meer zichtbaarheid is, maar dat wil niet zeggen dat er meer gelijkwaardigheid is. Je ziet wel meer mensen van kleur, maar als je inhoudelijk kijkt wat voor rollen ze krijgen, is daar niet veel in veranderd.”
Sarah-Jane speelt de hoofdrol in Prinses Arabella, een musical die binnenkort in première gaat. “Dat is de eerste musical met zwarte prinsessen en met een volledig zwarte cast. Dit voelt echt als een droom die is uitgekomen. Ik hoef niet meer als klein kind een handdoek om te binden zodat ik lang, glad haar heb, maar ik kan zelf als zwart meisje die rol spelen. Nu ben ik het voorbeeld. Wij gaan nu de black joy over heel Nederland verspreiden.”
De avond was gewijd aan de culturele kracht van Suriname. Waar schuilt die volgens hen in? Is er iets extra’s dat zij als Surinaams-Nederlandse kunstenaars aan het culturele leven in Nederland kunnen bieden?
“Ik sta op de schouders van mijn voorouders die een heleboel te verduren hebben gehad. Dat draag ik mee in mij, dat is wat je voelt als ik een lied zing of een rol speel”, zei Sarah-Jane. “Daarnaast hebben wij een verteltraditie. Als mijn oom of tante een verhaal vertelt, zit er zoveel passie en kracht en humor in.”
Dat vond Urmie Plein zeer herkenbaar. “Ik ben grootgebracht met de orale vertelling. In Suriname hadden wij een televisie, maar die stond nooit aan, mijn vader stond wel aan. We waren met negen kinderen. Iedere dag ging mijn vader vertellend spelen voor het slapengaan. Als kind dacht ik: dat wil ik ook. Dat maakt dat ik actrice ben geworden.”
Surinaamse tradities en kunstenaars verrijken het culturele leven in Nederland. Heeft Nederland andersom nog een rol te spelen in het Surinaamse culturele leven? Een schuld in te lossen? Onvoorwaardelijke financiële steun zou gepast zijn, vinden alle panelleden. “Het feit dat ik jou wil blijven controleren, betekent dat ik macht over jou wil houden en dat ik je niet vertrouw”, zei Urmie Plein.
Ook iemand uit de zaal wilde graag uitleggen waarom Nederland verplicht is de Surinaamse culturele ontwikkeling onvoorwaardelijk te ondersteunen. “Nederland heeft heel veel van onze culturele uitingen verboden. We mochten geen eigen kerk hebben, het Winti-geloof was niet toegestaan, de taal die bijna heel de bevolking spreekt, het Sranantongo, werd niet op school onderwezen. Geef terug wat je ons ontnomen hebt.”
Urmie Plein kon het Surinaams pas op volwassen leeftijd omhelzen. “Hoe ouder ik word, hoe meer ik er van ga houden. Ik vind het zo’n mooie taal, zo muzikaal.” Tyler had het graag geleerd. “Kom bij ons in Zuidoost wonen”, riep iemand uit het publiek. “Dan leer je het zo.”
Zo eindigde het gesprek met een vrolijke noot. Als slotakkoord zong Sarah-Jane het lied ‘Miracles of melanine’, een ode aan de zwarte vrouw en zwarte man. “Wat een pracht!” zei hoofdredacteur Tom Christiaens in zijn dankwoord. “Mochten er nog twijfels zijn of de kleurrijke mozaïek van de Surinaamse cultuur Nederland heeft verrijkt, dan was deze avond het bewijs.”
Het Suriname-dossier van de lage landen is gerealiseerd met steun van het R.O. van Gennepfonds (via het Cultuurfonds), het Matchingfonds Internationale Erfgoedsamenwerking (DutchCulture) en het project Beyond the National Narrative (UK Research and Innovation).