6, maart 2021

In traditionele maatschappijen hebben overgangsrituelen bij grote momenten in het leven een cruciale functie. In (post)moderne samenlevingen hebben overgangsrituelen aan belang ingeboet, maar verdwenen zijn ze niet. Nieuwe rituelen eisen een plek op. 

Onze samenleving is uitermate beweeglijk, ‘vloeibaar’ zegt Zygmunt Bauman. Mensen wisselen snel van posities en sociale rollen, die vager zijn geworden, wat het leven zenuwachtig en chaotisch maakt. Anton Zijderveld sprak van een ‘staccatocultuur’. We tuimelen holderdebolder van de ene levenssituatie in de andere. In zo’n maatschappij lijken overgangsrituelen, met hun duidelijke afbakeningen van levensfases, niet meer essentieel. 
De erosie van de rites de passages betekent evenwel niet dat aan rituelen in onze maatschappij geen plaats meer toekomt. Traditionele rituelen zijn immers nog niet verdwenen, en wat belangrijker is: in de post-traditionele maatschappij duikt een nieuw type rituelen op. Daarover wil ik het hebben.

Rituelen stillen ons verlangen naar zin wanneer de behoefte aan zin groot maar onvervulbaar is: bij een overlijden, na een ramp, bij ervaringen met het onbekende, tijdens de overgang van levensfasen.

Eerst een mogelijk misverstand uit de wereld helpen. Posttraditionele rituelen zijn iets anders dan ‘gemoderniseerde rituelen’. Onder dat laatste verstaan we pogingen om rituelen moderner, rationeler te maken. Zo ontwierp de Franse revolutionair Nicolas Antoine Boulanger een systeem van feesten en rituelen waaraan niets nog mysterieus of raadselachtig was. Ongetwijfeld bedoelde Boulanger het goed, maar van zijn hervorming kwam weinig in huis. Zijn ‘glasheldere ritologie’ was gebaseerd op een misverstand. Boulanger dacht dat een ritueel mensen helpt om het leven te begrijpen. Maar het is niet begrip dat ze zoeken in een ritueel. Wat ze willen is om voor even verlost te zijn van de drang om te begrijpen en van het pijnlijke besef dat ze het leven niet begrijpen. Rituelen verklaren weinig, maar door hun welgevormdheid stillen ze ons verlangen naar zin. Ze doen dit wanneer de behoefte aan zin groot maar onvervulbaar is: bij een overlijden, na een ramp, bij ervaringen met het onbekende, tijdens de overgang van levensfasen. Het ritueel begrijpt in onze plaats.

Edgar Allan Poe

Als posttraditionele rituelen geen ‘gerationaliseerde’ rituelen zijn, wat zijn ze dan wel? Er is een oud verhaal, verteld door Edgar Allan Poe, over een vissersbootje bij een draaikolk. Aan boord van het rampspoedige bootje bevinden zich drie vissers. Ze proberen het roer te wenden, maar te laat, ze worden gegrepen. Het bootje kapseist, breekt in stukken en drijft naar het midden van de kolk. De twee oudste vissers raken in paniek. Ze klampen zich vast aan de mast en verdwijnen mee de diepte in. De jongste visser houdt het hoofd koel. Hij heeft in de gaten dat wrakhout en lege vaten rond het oog van de kolk blijven dobberen, op veilige afstand. In een lucide moment doet de derde visser iets tegen alle overgeleverde visserswijsheid in: hij springt overboord, grijpt een stuk wrakhout en slaagt erin een ton te bereiken. Hij redt het.

De ‘Maelstrom’ is onder cultuursociologen een geliefkoosde metafoor van de vloeibare maatschappij. Net als het vissersbootje gaan instituties kopje onder, ze bieden nog weinig houvast. Socioloog Ulrich Beck noemt instituties zoals het huwelijk ‘zombie-instituties’. Er gaat nog weinig morele kracht van uit, het huwelijk wordt even gemakkelijk ontbonden als afgesloten; het is een optie, meer niet.

Terwijl traditionele rituelen worden gebannen, duiken pseudo- of vervangrituelen op, die min of meer dezelfde functies vervullen als traditionele rituelen, maar die je op eender welk moment kan loslaten als je dat beter uitkomt.

In de ‘liquide’ maatschappij kleeft aan zowat alle institutionele arrangementen een houdbaarheidsdatum. In de kolkende veranderlijkheid proberen individuen het hoofd boven water te houden met allerhande strategieën, al komen ze meestal neer op volgend maxime: “Wees flexibel, pas je aan, verander liefst vandaag nog, want morgen is het misschien te laat.” Velen doen als de derde visser: ze springen overboord, weg van vastgeroeste patronen en voormalige zekerheden. Wat blijft is immers verdacht, in jobs, relaties en vrijetijdsbesteding wordt nieuw meer op prijs gesteld dan oud. Wie zweert bij het oude, laat kansen liggen. Die fluïditeit en ‘optionaliteit’ nestelt zich in het hart van onze identiteitsopbouw. Onbestendigheid wordt de kern van wat we zijn.

Het inzicht dat mensen veranderen is natuurlijk niet nieuw. Wel nieuw is de angst om niet te veranderen, de angst om zich te binden. En zo kan het gebeuren dat wie nog participeert aan traditionele rituelen het odium van oubolligheid op zich laadt - wat gelijk staat aan excommunicatie uit de gemeenschap der flexibelen. 

Het verhaal van de Maelstrom vertelt nog meer. Overboord springen (tradities achter je laten) is noodzakelijk, maar niet genoeg. Met zwemmen alleen kom je er niet. Je hebt hulpmiddelen nodig om je aan vast te klampen, een stuk drijfhout, een leeg vat. 
En inderdaad. Terwijl traditionele rituelen worden gebannen, duiken pseudo- of vervangrituelen op, die min of meer dezelfde functies vervullen als traditionele rituelen, maar die je op eender welk moment kan loslaten als je dat beter uitkomt. Deze posttraditionele rituelen vormen een allegaartje, even verscheiden als de drijvende spullen rond het bootje - en als het erop aankomt even onbetrouwbaar. Maar ze bieden de drenkeling voor even soelaas.
Uit de bonte verzameling posttraditionele (pseudo)rituelen pak ik er twee: het instantritueel en het neotribale ritueel. 

Instantrituelen

Een instantritueel, een verschijnsel waarmee pastores, lekenbegeleiders en begrafenisondernemers vertrouwd zijn, is op maat ontworpen voor deze mensen op deze plaats. Het helpt hen om beladen momenten door te komen, bijvoorbeeld bij een begrafenis of een geboorte. Het belangrijkste kenmerk van het instantritueel is de eenmaligheid ervan. Herhaling - één van de wezenskenmerken van een traditioneel ritueel - is ongepast. Voorgeschreven vormen worden aan de kant geschoven - al kan je er te hooi en te gras wel iets aan ontlenen. Bij begrafenissen lezen nabestaanden teksten voor die ze de avond voordien hebben geschreven, hoe persoonlijker hoe liever; je hoort de lievelingsmuziek van de overledene; de traditionele liturgie wordt verknipt en herschreven volgens de wensen van de nabestaanden (of, wat almaar meer voorkomt, volgens de wensen van de overledene zelf). Hoe unieker het ritueel, hoe beter. De betrokkenen willen immers geen deel uitmaken van de lange rij van voorouders die eenzelfde ritueel herhaalden. Dat zou te saai zijn. Een geslaagd ritueel is er één waar de persoonlijkheid van de betrokkene vanaf straalt. Wie een ritueel klakkeloos kopieert, krijgt het verwijt van inspiratieloosheid.

Het instantritueel helpt, net als het traditioneel ritueel, om emoties te kanaliseren. Maar het geeft bovenal uiting aan die ene emotie die in de geïndividualiseerde samenleving de andere overschaduwt, namelijk de vrees om op ‘moeilijke’ momenten in het leven een flauw figuur te slaan, de vrees om geen hoogstpersoonlijk, onvervangbaar en sterk ‘zelf’ te hebben. Zo bevestigen instantrituelen iets waar traditionele rituelen aan voorbijgingen: de (al dan niet vermeende) keuzevrijheid van het individu.

Neotribale rituelen

De tweede soort van posttraditionele rituelen zijn neotribale rituelen. De term neotribu is van de Franse socioloog Michel Maffesoli. Waar het bij instantrituelen draait om individuen (die geboren worden, huwen, sterven), wordt in een neotribaal ritueel de hoofdrol gespeeld door de groep. Of liever: door pure socialiteit - dat wil zeggen, het intense samenzijn van mensen. ‘Groep’ is inderdaad niet het goede woord. Een groep is immers een sociaal verband met een zekere duurzaamheid. Die kan los of vast zijn, formeel of informeel, maar altijd kun je in een groep sociale posities onderscheiden en min of meer duidelijke rolverwachtingen. Neotribale bijeenkomsten zijn helemaal anders. Wat hen samenhoudt, zijn gedeelde indrukken, emoties en sentimenten - meer niet.

Wat brengt mensen samen bij rockconcerten, raves, city parades? Wat doet hen samentroepen bij Tomorrowland? Waarom lopen ze te hoop bij massa-evenementen en happenings? Wat anders dan de hoop zich aan de kleurrijke massa te kunnen laven? Gretig ondergaat de deelnemer de overweldigende ervaring van het samenzijn. Alles draait om het spontaan beleven en uitwisselen van emoties.

Aanstekelijke opwinding, daar gaat het om, genieten van muziek, drank, spektakel en elkaars aanwezigheid. De neotribaal heeft geen doel, geen taak, hij denkt niet aan morgen. Misschien denkt hij überhaupt niet, de neotribaal heeft genoeg aan zijn geprikkelde zinnen. Omarmd door het veelkoppige lijf der collectiviteit, bestaat hij uit zijn zintuigen. En de ‘ander’ is voor hem wat hij is voor de ander: een bron van genieting.

Wat je al netwerkend in je dagelijkse sociale contacten ontbeert - emotionaliteit, warm groepsgevoel, tactiliteit - kan je bij neotribale rituelen ongeremd beleven.

Maar, kun je je afvragen, wat is er nu precies ‘ritueel’ aan zo’n esthetisch opgeladen bijeenkomst? En ook: wat is er zo bijzonder aan dit neotribalisme? Heeft men voor zulke gelegenheden niet allang een betere naam bedacht, namelijk feesten? Dat is zo. Het (grote) verschil is het volgende: feesten staan normaal gezien in het teken van een bestaande groep of gemeenschap. Het feest dient om de banden tussen de groepsleden te intensifiëren, om de groep hechter te maken. Een neotribale bijeenkomst daarentegen is socialiteit in het ijle. Er worden geen sociale banden geïntensifieerd, want er zijn geen banden. Er wordt geen groep aaneengesmeed, want er is geen groep.

Toch zijn neotribale rituelen belangrijk. Juist in een flexibele samenleving waar stabiele groepsvorming een blok aan het been is, dreigt socialiteit in de verdrukking te komen. Flexibele individuen hebben genoeg sociale contacten, maar het grootste deel van die contacten is zakelijk en functioneel. Hoe complexer de netwerken waarin mensen zich bewegen, hoe minder ze socialiteit aan den lijve ervaren. Neotribale rituelen bieden hiervoor een compensatie. Wat je al netwerkend in je dagelijkse sociale contacten ontbeert - emotionaliteit, warm groepsgevoel, tactiliteit - kan je hier ongeremd beleven. Je hoeft er niet eens een prijs voor te betalen. Niemand vraagt een engagement.

Keren we nu terug naar de eerste vraag: verdient de neotribale bijeenkomst de naam ‘ritueel’? En zo ja, wat is dan haar vorm?

Arnold van Gennep merkte een overeenkomst op tussen de traditionele ceremoniën, waar dan ook ter wereld, van geboorte, puberteit, initiatie, huwelijk en dood. Ze verlopen alle in drie fasen. De eerste fase is de rite de séparation, die initiandi losmaakt van hun vroegere sociale positie. De tweede fase is de rite de marge, die initiandi buiten de samenleving plaatst, als in een symbolische baarmoeder, klaar om opnieuw geboren te worden. De derde fase is de rite d’aggrégation, die initiandi plaatst op hun nieuwe sociale positie, met een bijhorende identiteit.

We stelden al dat deze rituelen de traditionele maatschappelijke ordening schraagden. Maar in onze flexibele maatschappij, waar identiteiten fluïde zijn en sociale posities niet gefixeerd, hebben overgangsrituelen aan belang ingeboet. Mensen zijn permanent ‘in overgang’, ze hoeven niet ritueel te worden losgehaakt uit hun posities omdat ze zich nooit helemaal nestelen. En hun identiteit willen ze niet te veel vastleggen om geen ‘opties’ te verliezen.

Daarmee zijn de kop en de staart - de eerste en de laatste fase - van Van Genneps schema afgehakt. Maar hoe zit het met de ‘rite de marge’, de midden-fase van het ter ziele gegane overgangsritueel? Wordt die ook functioneel overbodig in de flexibele maatschappij?

Het antwoord is nee, integendeel. Die is meer dan ooit nodig.

Rite de marge

Wat wordt er van individuen verwacht in flexibele samenlevingen? Kort gezegd: veranderingsbereidheid. Zoals socioloog Richard Sennett schrijft: de flexibele mens herken je aan “het vermogen zijn verleden los te laten”. Dat vermogen houdt in dat men zichzelf leert zien als een ‘proteus’: niet tot één gedaante te herleiden en door niets of niemand te vangen. Zulke veranderingsbereidheid brengt mensen in een status nascendi, een roes waarin ze denken dat alle opties openliggen. Dat doet denken aan de voorgeboortelijke onbepaaldheid van een traditionele initiandus tijdens de ‘rite de marge’. Het wekt dus geen verwondering dat de marge als enig onderdeel van het overgangsritueel, nog wél kan blijven voortbestaan in een posttraditionele, flexibele maatschappij.

Wat we het neotribale ritueel hebben genoemd is dus een overgangsritueel zonder kop of staart, pure rite de marge zonder losmakingsrite en opnemingsrite. Het is de liminale toestand waarin gebruikelijke sociale barrières en onderscheidingen, posities en rollen aan de kant worden geschoven of opgeheven, een toestand waar zo niet alles kan, dan toch weinig moet, en veel mogelijk is - een toestand die enkel wordt bereikt als mensen zich onderdompelen in de esthetische totaalervaring van elkaars nabijheid. Een precieze vorm heeft dit ritueel niet, tenzij de ‘vorm der vormloosheid’ die eigen is aan de rite de marge. De vorm der flexibiliteit.

Walter Weyns is socioloog en doceert klassieke sociologische theorie en cultuurkritiek aan de Universiteit Antwerpen. Hij publiceerde o.a. Het tijdperk van de maatschappij (2004), Het geval Canetti (2008), Klassieke sociologen en hun erfenis (2014), Van mensen en dingen (2017) en Marx begrijpen (2018). Hij is redacteur van de tijdschriften Sociologie en Streven.


Literatuur
Bauman, Zygmunt (2008), Liquid Modernity, London: Polity Press.
Maffesoli, Michel (2002), Au creux des apparences, Paris: Plon.
Weyns, Walter (2016), Gedoofde kaarsen en uitslaande vlammen, Antwerpen: Polis.

Meer weten over rituelen, riten en mythen en manieren om ernaar te kijken? Je leest er alles over in Noord & Zuid 6.