De tijd die arbeiders en werknemers krijgen om te eten vormt al heel lang een essentieel onderdeel van de (discussie rond de) arbeidstijd. Anderhalve eeuw geleden, toen werkdagen van twaalf uur geen uitzondering waren, eisten arbeiders een redelijk moment om te eten. Toch moesten vorig jaar nog crewleden van de filmindustrie in Hollywood strijden voor hun schafttijd. Afgelopen juni legde ook een ‘schijnbaar banaal conflict over maaltijdpauzes’ urenlang het vliegverkeer op Brussels Airport stil.1 Met een podcastreeks gaat Amsab-Instituut voor Sociale Geschiedenis de uitdaging aan om zicht te krijgen op de invulling van die schafttijd vroeger, vandaag en morgen. Daarvoor grasduinen we in de ruime collectie mondelinge getuigenissen in verschillende erfgoedinstellingen en vullen die aan met hedendaagse verhalen vanop de werkvloer.
Niet alleen wát we ’s middags eten maar ook de manier waarop we onze lunchpauze invullen, vertelt heel wat over de maatschappij en hoe die verandert. De schafttijd werd aanvankelijk geregeld in onderling overleg met de werkgever. Na de arbeidersopstanden van 1886 moesten alle ondernemingen met minstens vijf arbeiders een werkhuisreglement zichtbaar ophangen. Daarin kwam ook de schafttijd aan bod. Vandaag heb je recht op een pauze van zodra je meer dan zes uur hebt gewerkt. Terwijl je tijdens de coronapandemie thuis snel een boterham voor je computer at, dacht je waarschijnlijk met heimwee terug aan het broodje met je collega’s in de luidruchtige refter. Sommigen zullen zich ook nog de eerste Panos-zaak herinneren die in 1982 in Oostende openging. Ondertussen gaan hippe vogels naar sushi-toogjes. Witte boterhammen lijken al helemaal passé, laat staan de plastic zakjes of stroken aluminiumfolie waarin ze decennialang zonder gêne gewikkeld werden. En terwijl de een tijdens de middagpauze een cursus mindfulness volgt, haalt de ander de verloren tijd in de file in. Schafttijd is nog steeds bijzonder actueel en nodigt uit om verschillende stemmen en perspectieven te horen.
Schafttijderfgoed bestaat vooral uit audiobestanden die geregistreerd werden tijdens vroegere erfgoed- en onderzoeksprojecten die mensen aan het woord lieten over arbeid, voeding en migratie. Dat verspreide erfgoed brengen we samen in een erfgoedgids, die als pdf op schafttijd.org staat en zo verder onderzoek kan faciliteren.
Hoewel de getuigenissen een schat aan informatie bieden en letterlijk stemmen laten horen die in andere bronnen niet terug te vinden zijn, worden ze nog weinig geconsulteerd. Noch voor onderzoek, noch voor (her)gebruik in publieksprojecten.
Dit thema is voor ons een ideale kans om aan te tonen dat mondelinge bronnen volwaardige collectiestukken zijn en dat ze, mits respect voor de context en de General Data Protection Regulation (GDPR), waardevolle informatie leveren. Het sprokkelen, registreren, transcriberen, eventueel vertalen, digitaliseren, ontsluiten en bewaren ervan is heel arbeidsintensief en vraagt behoorlijk wat kennis, middelen en inzet van de erfgoedorganisaties. Bovendien evolueert de methodologische, technische en juridische kennis over capteren, ontsluiten, bewaren en ter beschikking stellen van mondelinge getuigenissen razendsnel. Bij het Industriemuseum, het Centrum Agrarische Geschiedenis, FARO, Archiefpunt, Werkplaats Immaterieel Erfgoed en Red Star Line Museum vonden we partners om daarrond in de lente van 2023 een studiedag voor het erfgoedveld en de academische sector te organiseren. Die wordt door FARO ook gezien als het begin van een collegagroep rond mondelinge geschiedenis. Daarom spreken we eerder van een 'kick-off' in plaats van een studiedag. De opgedane kennis zal ook verzameld worden in de Erfgoedwijzer van FARO. We halen daarvoor ook inspiratie uit het in juni 2021 opgerichte knooppunt ‘Sprekende geschiedenis’, een Nederlands netwerk van organisaties en personen die zich bezighouden met mondelinge geschiedenis.2
Het verzamelen van verhalen is niet alleen nodig om (ex-)werknemers actief bij dit project te betrekken, maar is ook essentieel om meer kennis te verwerven over de schafttijd. Daarom organiseerden we crowdsourcingmomenten met verschillende partners om zoveel mogelijk interessante getuigen te horen. Samen met enkele vakcentrales zetten we interviewketens op. Elke getuige duidde een nieuwe aan. Met de oud-werknemers- organisatie van de scheepswerf Boelwerf organiseerden we een interviewsessie in Temse en met Openluchtmuseum Bokrijk planden we een moment om bezoekers aan het woord te laten over hun schafttijd. Met het Brusselse Riolenmuseum staat nog een dag op de planning waarop we rioolwerkers over de schafttijd ondergronds bevragen. We gaan ook actief op zoek naar getuigenissen van moeilijker bereikbare groepen. Een Nederlandstalige podcastreeks maakt dat de taal daarbij een drempel kan zijn. Zo is het een uitdaging om getuigen met een migratieachtergrond te bereiken. Ook daarvoor konden we een beroep doen op onze archiefvormers Nakhla en VOEM.
Gezien het grote belang van de mondelinge getuigenissen in dit project en het relatief beperkte aantal artefacten brengen we het naar het publiek met een heel eigentijds en populair medium, een podcastreeks.
Podcastliefhebbers luisteren in de file, tijdens het strijken, klussen, sporten, pendelen … graag naar (herkenbare) verhalen. Steeds meer mensen zijn op zoek naar dit populaire medium. Een podcast is informatief én onderhoudend. In elk van de zes afleveringen zoomen we in op een thema, zoals de tijd om te eten, hygiëne, goede en slechte gewoontes … Historici en andere experten lichten de persoonlijke verhalen toe. We werken voor de podcast samen met Radio 1, die de reeks productioneel zal ondersteunen en hosten. Daar komt bij dat we getuigenissen uit het VRT-archief mogen gebruiken. De productie in 2023 ligt in handen van Floris Daelemans, podcaster en bezieler van het radioprogramma ‘Belpop’.
In 2023 plannen we een fototentoonstelling met professionele beelden uit onze collectie. Hiervoor contacteerden we de Ancienne Belgique, die het zomerevenement ‘Boterhammen in het Park’ organiseert, ideaal om er een fototentoonstelling over schafttijd aan te koppelen. Naast historische beelden willen we ook graag recente foto’s tonen. Daarom namen we contact op met de fotografieafdelingen van VISO en KASK in Gent en het Koninklijk Atheneum in Anderlecht om beelden over schafttijd in te sturen. Een jury van professionele fotografen zal voor de tentoonstelling een selectie maken uit de beelden van de studenten.
Op de website schafttijd.org kan je al enkele audiofragmenten beluisteren. Je kan er ook zelf een getuigenis achterlaten en uiteraard kom je er van alles over dit thema te weten. Hieronder alvast een voorproefje.
Je zou het niet zeggen maar het oer-Vlaamse ‘boterhammendoos’ stamt uit het Frans. Het woord werd samengesteld naar analogie met het Franse boîte à outils of boîte à idées. In Frankrijk spreken ze nochtans van een gamelle. In Quebec kennen ze een soortgelijke uitdrukking: boîte à lunch, afkomstig van het Engelse lunch box. Boven de Moerdijk geven ze, naar analogie met andere samenstellingen met doos zoals naai- of koekendoos, de voorkeur aan lunchdoos, brooddoos of broodtrommel.
Door de verandering van het werkritme en de steeds grotere afstand van de woning tot de fabriek wijzigden ook de eetgewoonten. Om tijd te besparen, kochten relatief goedbetaalde arbeiders, zoals de Brusselse ambachtslieden, charcuterie. Het aantal slagers in Brussel steeg tussen 1842 en 1892 met 270 procent (de bevolking met 50 procent). Daarnaast werden ook steeds meer arbeidersgezinnen afhankelijk van winkels.
In de steden kweekten de inwoners thuis steeds minder kippen en konijnen (of zelfs een varken in de kelder). Ook het brood bakten ze niet meer zelf. Zowel door het gebrek aan koopkracht als aan goede bewaaromstandigheden moesten ze voortdurend winkelen, een taak voor de kinderen.3
In 1937 vroeg de Katholieke Arbeidersjeugd (KAJ) aan haar leden hoe zij hun schafttijd doorbrachten. De enquête kaderde in een campagne van de KAJ voor meer zedelijkheid op het werk. Enquêtes over werkomstandigheden waren niet nieuw, maar de bijzondere focus op zedelijkheid zorgde voor enig ongemak bij de leden. Sommigen durfden bijna niet te getuigen over wat ze hadden gezien of gaven aan dat niet onder woorden te kunnen brengen. In de bewaarde enquêteformulieren lezen we dat er tijdens de schafttijd werd gedanst, op café gegaan en veel ‘vuile praat’ verkondigd, maar dat ook kaarten en voetbalpronostieken populair waren. Verder waren er klachten over onhygiënische toiletten, die vaak niet afgesloten konden worden, of het gebrek aan kleedruimte. En als die er al was, was die vuil of gemeenschappelijk voor mannen en vrouwen. Jonge arbeidsters kregen niet enkel seksueel intimiderende opmerkingen te horen maar werden ook soms betast of, erger nog, uitgekleed. De vrouwen die daarover durfden klagen, keerden niet terug naar de werkvloer.
Samen met de Werkplaats Immaterieel Erfgoed zoeken we binnen het verzamelde materiaal naar immaterieelerfgoedpraktijken voor registratie op immaterieelerfgoed.be. Getuigenissen zijn niet noodzakelijk immaterieel erfgoed, maar in de verhalen kunnen we wel tradities ontwaren. Zo detecteerden we al de viering van Sint-Barbara bij mijnwerkers en Volvo-arbeiders.
‘Bij mij in Zolder in de badzaal en klerenzaal was er een groot beeld. Sint-Barbara. […] Die werd door ieder- een geëerd. Moslim of niet-moslim. Gelovig of niet-gelovig’, vertelt voormalig mijnwerker Kader.
Als beschermheilige tegen brand, bliksem en een plotse dood vierden mijnwerkers en anderen met een gevaarlijk beroep op 4 december de Heilige Barbara. De dag voor haar feestdag werkten de mijnwerkers extra hard om zoveel mogelijk kolen boven te halen. Op haar naamdag kregen ze dan vrij om 'Sinte-Berb' te vieren. Er gingen processies uit en verdienstelijke mijnwerkers werden gehuldigd. Na de sluiting van de mijnen verdween dit gebruik grotendeels, maar veel oud-mijnwerkers komen op 4 december nog steeds samen om herinneringen op te halen.
De schafttijd legde ook de arbeidsverhouding tussen bedienden/arbeiders en mannen/ vrouwen bloot. Bedienden kwamen vrijwel nooit in de fabriek en enkel voor de uitbetaling van het loon was er contact tussen de personeelsdienst en de arbeiders. De directie was dikwijls ook Franstalig, waardoor ook de administratie in het Frans gebeurde en een taalbarrière ontstond. Beide werelden bleven dus gescheiden. En bij de arbeiders en de bedienden werden vaak ook de mannen en vrouwen gescheiden gehouden en ging hun middagpauze op aparte tijden door. Dat was ook het geval bij Agfa Gevaert. Chaperonnes zagen er toe op het toiletbezoek en in de refter zaten mannen en vrouwen lange tijd apart. Jacqueline Verstappen getuigt:
'Met de mannen op de afdeling mochten wij ook geen contact hebben. Dat werd streng in de gaten gehouden door chaperonne Harck. Alles wat wij deden – ik spreek over 1954 – hield juffrouw Harck in de gaten. Ze was ook overal bij: onze gesprekken in de spreekkamer, onze toiletbezoeken […]. Met als gevolg dat we gingen rebelleren: sigaretten zitten smoren in de refter en zo.’4
In 2019 verscheen À la ligne, de eerste roman van Joseph Ponthus (°1978). In ultrakorte zinnen zonder punten of komma’s laat Ponthus je bijna fysiek voelen wat een pauze in het helse arbeidsritme van een visfabriek en een slachterij betekent.
Joseph Ponthus studeerde literatuur in Reims en sociaal werk in Nancy en werkte meer dan tien jaar als opvoeder in de banlieues van Parijs. Toen hij trouwde en zijn vrouw naar Bretagne volgde, werd hij noodgedwongen uitzendkracht. Naast de herinneringen aan zijn vorige leven, vol cultuur en literatuur, de liefde voor zijn vrouw en zijn dagboek hield vooral de kameraadschap onder de arbeiders hem op de been. Hij draagt zijn debuut dan ook op aan ‘de proletariërs uit alle landen, aan de ongeletterden en de tandelozen met wie ik zoveel heb geleerd gelachen geleden en gewerkt’. Vorig jaar overleed Ponthus op 42-jarige leeftijd. De Arbeiderspers vertaalde zijn met de Grand Prix RTL-Lire 2019 bekroonde bestseller in het Nederlands onder de titel Aan de lopende band. Aantekeningen uit de fabriek.5
Een half uurtje
Op zijn hoogst
De prikklok bevindt zich vanzelfsprekend voor of na de kleedkamer
Al naargelang je gaat of komt
Dat wil zeggen
Minstens vier verloren minuten
Je zo snel mogelijk verkleden
In de kantine even een bakkie koffie halen
De ellenlange gangen eindeloze trappen
…
Eindelijk frisse lucht
Eindelijk buiten
Peuk
Op je mobiel kijken hoe laat het is
Laten we zeggen nog zo’n twintig minuten
De teringherrie van de fabriek zou me bijna
in slaap sussen
Sommigen gaan in hun eentje in hun auto zitten
Anderen eten wat
…
Je hebt nog een kwartiertje
Hoelang om terug te gaan
Je te verkleden
Te gaan piesen
De chef kan natuurlijk niet toestaan dat je een
halfuurtje voor of na de pauze naar de plee gaat
Over de veranderende rol van de apotheker in de jaren 1960, een symposium over de zeer diverse aspecten van de abortuskwestie en het participatieve project Schafttijd van Amsab-ISG.