3-2021

Bij de aanpak van de stijgende zeespiegel en de dreigende droogte biedt het verleden steeds vaker een oplossing. In door klimaatverandering geteisterde gebieden, van Nederland over New York tot Mexico-Stad, keert wat begraven ligt in het landschap terug naar het oppervlak. Die ruïnes sporen ons ertoe aan om opnieuw te leren leven met het water in plaats van ertegen te strijden.

Een enorm baggerschip ligt stil voor het strand van Zoutelande. Zand spuit als een fontein uit de punt van het schip. Ieder jaar zuigen zulke schepen talloze kubieke meters sediment uit de Noordzeebodem op, om er de bestaande kust mee te beschermen tegen de gevaren die de toekomst brengt. Soms zitten er tussen de ladingen opgespoten zand eeuwenoude artefacten verstopt: vuurstenen, mesolitisch skeletmateriaal of botten met snijsporen. Een vergeten prehistorisch archief komt vanuit de zee weer boven water, een ingang tot een leefwereld van voordat het Noordzeebekken verdronk.

Een baggerschip zuigt sediment uit de Noordzeebodem op om er de bestaande kust mee te beschermen

Soortgelijke “wederopstandingen” van het verleden in gebieden die door klimaatverandering worden aangetast vind je over de hele wereld. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld zorgde de aanhoudende droogte er in 2018 voor dat de contouren van oude bouwwerken en vroegere kastelen, waarvan het bestaan allang was vergeten, ineens weer verschenen in het verschroeide landschap. In Tsjechië is het zomerwaterpeil van de Elbe zo ver gedaald dat zogeheten “hongerstenen” zich opnieuw vertoonden – oude, uitgehouwen rotsblokken met onheilspellende teksten (Wenn du mich siehst, dann weine) die toekomstige generaties waarschuwen voor de gevolgen van droogte. In de Italiaanse alpen worden de stoffelijke overschotten van soldaten die in de witte oorlog sneuvelden langzaamaan losgelaten door het ijs van de smeltende Presena-gletsjer. En ook in Oost-Siberië rijzen perfect geconserveerde lichamen op uit de langzaam week wordende permafrost. Oeroude stilheden komen in beweging.

In Tsjechië is het zomerwaterpeil van de Elbe zo ver gedaald dat ‘hongerstenen’ opnieuw te zien zijn: oude rotsblokken met onheilspellende teksten die waarschuwen voor droogte

In Tsjechië is het zomerwaterpeil van de Elbe zo ver gedaald dat ‘hongerstenen’ opnieuw te zien zijn: oude rotsblokken met onheilspellende teksten die waarschuwen voor droogte

Op het eerste gezicht lijkt de opwarming van de aarde ons vooral te confronteren met een onzekere toekomst. Een cascade van catastrofes – overstromingen, bodemdaling, broeikasgassen, verzuring van de oceanen, bosbranden en droogte – hangt als het zwaard van Damocles boven ons hoofd. Maar terwijl we almaar verder wegzinken in die uitzichtloze toekomst, opent zich tegelijkertijd een poort waardoor plotseling een geschiedenis binnendringt. Deze geschiedenis heeft de gedaante van een schim. Dat wil zeggen, van een dode die onverwacht weer ten tonele verschijnt.

Ontwatering

Mexico-Stad zinkt. Hoewel de enorme metropool zo’n tweeduizend meter boven zeeniveau ligt, zakt de stad weg in de aarde, onder het gewicht van haar 23 miljoen inwoners. De aquifer, de waterbron onder de stad, kan niet voorzien in de almaar toenemende drinkwaterbehoefte. Naarmate er meer water uit de bodem wordt gepompt, droogt de kleilaag waar de stad op is gebouwd uit, waardoor die verzwakt en afbrokkelt als een droge spons. Klimaatverandering verergert dit probleem: de zengende hitte en droogte zorgen voor meer vraag naar water. De ongelijke verzakking van de ondergrond levert een aantal vervreemdende taferelen op. Huizen die deinen op golvende straten, voorover hellende gebouwen en kantelende monumenten, gaten die een verleden dat onder de straten schuilgaat blootleggen.

Mexico-Stad zinkt: de kleilaag waar de stad op is gebouwd droogt uit, waardoor die verzwakt en afbrokkelt. Gevolg: huizen lijken te deinen op golvende straten

Beschadigde straten moeten worden gerestaureerd en zulke restauraties worden wettelijk voorafgegaan door een archeologisch onderzoek. Zo leidt het zinken van de stad tot toevallige ontdekkingen van ruïnes van Azteekse bouwwerken, waar de Spaanse conquistadores overheen hebben gebouwd toen ze Mexico-Stad in de zestiende eeuw veroverden en verwoestten.

Voordat de Spanjaarden haar omdoopten tot Mexico-Stad, heette de Azteekse hoofdstad Tenochtitlan en bevond ze zich op een eilandje in het midden van het Texcocomeer. Via dijken, waterleidingen en kanalen was de stad verbonden met andere eilandjes, waardoor een soort eilandmetropool op het meer ontstond. Maar de vorm van de stad en het Texcocomeer veranderden drastisch toen de Spaanse kolonisten in de Vallei van Mexico aankwamen en Tenochtitlan in 1521 belegerden. De nieuwe Spaanse overheersers hadden een heel andere opvatting van water. Ze probeerden de droge en dorre Iberische omgeving die ze kenden van thuis na te maken in een compleet andere context. Waar de Azteken samenwoonden met het water en rekening hielden met periodieke overstromingen, probeerden de Spanjaarden het natte decor juist te bedwingen. Hun oorlog tegen het water leidde aanvankelijk tot ernstige overstromingen, waarna de waterbouwkundig ingenieur Enrico Martínez werd belast met de uitvoering van el desagüe (“de ontwatering”): een plan om het meer rondom de stad volledig droog te leggen.

Terwijl we wegzinken in de toekomst, opent zich tegelijk een poort waardoor de geschiedenis binnendringt

In 1614 werd een Nederlandse ingenieur, Adriaan Boot, opgeroepen om Martínez te assisteren. Terwijl hun thuislanden op dat moment een wapenstilstand hadden, vochten Boot en Martínez in Mexico een Nederlands-Spaans geschil uit. Boot verwierp het Spaanse droogleggingsplan en stelde voor het meer te reguleren met behulp van technieken uit de Lage Landen. Martínez vond op zijn beurt dat Boots ideeën te veel leken op die van de Azteken. Hij schoof de Nederlander terzijde en ging door met zijn eigen plan. Samen met het water hoopte de Spanjaard dat hij het Azteekse verleden weg kon pompen. De drooglegging zou eeuwen duren. Pas aan het begin van de twintigste eeuw, toen de landwinning deel uitmaakte van Mexico’s moderniseringsambitie, waren de laatste restanten van het Texcocomeer grotendeels verdwenen. Het beetje water dat resteerde werd uit het zicht gelaten, weggestopt als brandstof voor de rooskleurige toekomst van een immer groeiende metropool.

Haven van Veracruz
Haven van Acapulco

De havens van Acapulco (links) en Veracruz (rechts) in Mexico, naar schetsen van de zeventiende-eeuwse Nederlandse ingenieur Adriaan Boot

Maar nu die brandstof opraakt en de vooruitgang blokkeert, eisen oude schimmen hun plek op in renovatieplannen van de stad. “We dachten zeker te weten dat het dood was, en nu komt het plotseling weer tot leven”, zegt de Mexicaanse stedenbouwkundige Iñaki Echeverria, die een restauratieproject leidt. Zijn doel is om het verloren water terug te laten keren in het heden. Hij wordt in zijn opvattingen gesteund door andere Mexicaanse architecten, zoals González de Leon en Alberto Kalach, die willen breken met een koloniale erfenis. Dat wil zeggen, met het vooruitgangsgeloof en de landschapsidealen van de kolonisten die Mexico-Stad op een doodlopend spoor hebben gezet. Verdere exploitatie van de aquifer zou de droogte alleen maar verergeren.

In de schimmen van het meer huist de mogelijkheid om terug te keren naar hoe het was, om van daaruit een alternatieve toekomst voor de stad voor te stellen. In 2018 werd daarom de bouw van een nieuwe luchthaven op het oude meerbed gestaakt, om plaats te maken voor de vroegere draslanden.

Bodemdaling

Toen Henry Hudson op 6 april 1609 in dienst van de VOC uit Amsterdam vertrok, op zoek naar een nieuwe zeeroute naar Indië, en in september 1609 aan de andere kant van de wereld de tegenwoordige Hudsonrivier invoer, stuitte hij op een heuvelachtig, door muggen geteisterd moeras. Dit moeras, door de Lenape die het gebied al eeuwen bewoonden Mannahatta genoemd, veranderde onder de Europese kolonisten in 1626 in Nieuw-Amsterdam. Het waterland werd drooggelegd, de Lenape uitgemoord. De nederzetting groeide uit tot New York, een commercieel paradijs, en uiteindelijk het ultieme icoon van moderniteit en vooruitgang. Waar eens een grote vijver lag waar bevers zwommen, lopen nu talloze toeristen op Times Square; waar eens een eeuwenoude met oesters begroeide heuvel was, staat nu het Jacob K. Javits-gebouw.

Net als Mexico-Stad kampt New York anno 2021 met geleidelijke bodemdaling. Daardoor zakt de Big Apple ten opzichte van de zeespiegel, die door klimaatverandering sowieso alleen maar sneller stijgt. Bovendien beïnvloeden hogere oceaantemperaturen het overstromingsgevaar langs de kust, met stormvloeden als gevolg. In 2012 gaf de onwaarschijnlijke superstorm Sandy de stad een glimp van haar eigen toekomst. Straten en metrostations overstroomden, de stroom viel uit en duizenden New Yorkers sloegen op de vlucht.

De Halve Maen, het schip van Henry Hudson, vaart op 11 september 1609 de rivier op die later de naam van deze kapitein zal dragen. Prent uit 1909

De Halve Maen, het schip van Henry Hudson, vaart op 11 september 1609 de rivier op die later de naam van deze kapitein zal dragen. Prent uit 1909

Om aan dat dystopische vooruitzicht te ontkomen kijkt de stad nu naar haar eigen verleden. Eric Sanderson, een landschapsecoloog, initieerde het Mannahatta-project, dat “terug wil gaan in de tijd” en in kaart wil brengen hoe de stad eruitzag voor de elfde september van 1609, het moment waarop Henry Hudson er met zijn Halve Maen arriveerde. Vanuit dat moment wil Sanderson een alternatieve toekomst genereren, een “nieuwe start van de geschiedenis, een paar uur voordat Hudson vierhonderd jaar geleden aankwam”.

De verloren waterlanden die door wolkenkrabbers worden onderdrukt, dolen nog ergens rond onder verharde lagen asfalt en beton. Ze worden opgeroepen om een uitweg te vinden uit vier eeuwen modernisering en ecologische exploitatie. Het New Yorkse stadsbestuur is nu bezig om getijdenmoerassen te restaureren, en met de aanleg van bossen, weide en oesterriffen een verloren leefwereld terug te laten keren. Vrachtwagens vol geïmporteerde grond leveren ladingen ijzerrijke kustbodem aan die delen van de stad weer rood moeten laten kleuren. Net als vroeger.

Verloren harmonie

Ook in Nederland is het moderniseringsverhaal tanende. Het land is een schoolvoorbeeld van een gebied dat zeer vatbaar is voor zeespiegelstijging en rivieroverstromingen. Bijna een derde van de landoppervlakte ligt onder zeeniveau. Tel daarbij op dat dit gebied alleen maar verder wegzinkt. Geografen en beleidsmedewerkers gebruiken zogenaamde toekomstkaarten om de stijging van de zeespiegel te verbeelden en inzichtelijk te maken voor de bevolking. Op die kaarten zijn de kustlijnen bijna onherkenbaar geworden, de grenzen zijn volledig vervreemd. De westelijke provincies staan onder water. Grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Den Haag zijn opgegeven.

Het is een vooruitzicht dat niet strookt met het Nederlandse zelfbeeld. De “strijd tegen het water” vormde altijd een belangrijk onderdeel van de Nederlandse identiteit, met de Zuiderzee- en Deltawerken als absoluut hoogtepunt. Deze modernistische projecten, waarmee de Nederlanders het natuurlijke landschap beteugelden, zijn verweven in een vooruitstrevend verhaal van opeenvolgende kunstmatige overwinningen op de natuur (van terpen, dijken tot landaanwinning). Via dat verhaal, dat eeuwen teruggaat in de tijd, projecteren Nederlanders die successen onbewust door tot in de toekomst. Maar door klimaatverandering valt die toekomst in duigen. Het verhaal verliest zijn betekenis.

Door klimaatverandering is het moderniseringsverhaal in Nederland tanende

Het onderzoeksinstituut Deltares, dat scenario’s en rapporten voor de Nederlandse overheid maakt, werkt daarom aan een nieuw verhaal dat de relatie tussen Nederlanders en hun omgeving herschrijft. In plaats van tegen de natuur te strijden, wil Deltares een verloren harmonie tussen mens en water herstellen. Binaire landschappen, waarin de natuur als tegenpool van een versteende en bewoonde omgeving wordt gezien, zijn volgens Deltares het gevolg van een geleidelijke industrialisatie. Om daarmee te breken richt het instituut zich tot het verleden: “Vroeger was ons contact met de rivier vanzelfsprekend”, schrijft het op zijn website. Maar “onderweg naar vooruitgang […] offerden we ons contact met de rivier en de natuur op.”

We zien hier dezelfde historische sensibiliteit als in Mexico-Stad en New York, een soort achterwaartse vooruitgang: “Terug naar de roots, vooruit naar de toekomst”, zoals Deltares zelf schrijft.

Fort Wierickerschans in Bodegraven

Fort Wierickerschans in Bodegraven. De Stichting Oude Hollandse Waterlinie herwaardeert de verdedigingswerken die Holland in de zeventiende en achttiende eeuw tegen buitenlandse troepen beschermden

Ook andere Nederlandse projecten wenden zich tot de verstopte ruïnes in het landschap. Het project Witte vlekken in de Waterlinie (2020-2021) van de Stichting Oude Hollandse Waterlinie doet een beroep op de verdedigingswerken die de provincie Holland in de zeventiende en achttiende eeuw tegen buitenlandse troepen beschermden. Onderwaterzetting van het land was destijds een strategisch middel. Door slechts veertig tot vijftig centimeter water in de polders te zetten, veranderden vredige groene vlaktes in ondoordringbare, levensgevaarlijke draslanden. Zo werden de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog buiten de deur gehouden. En ook tijdens het Rampjaar 1672 werd deze tactiek gebruikt om te voorkomen dat Franse troepen Amsterdam zouden bereiken. Een ondergelopen linie van de Zuiderzee tot aan de Waal hield lang stand, totdat het water in december 1672 bevroor. Dankzij het ijs kon het Franse leger de Nederlandse verdediging gemakkelijk penetreren

De ‘ruïnes van het Rampjaar’ kunnen Nederland opnieuw beschermen: tegen een overschot aan water

Het Witte vlekken-project wil de “ruïnes van het Rampjaar” die nog “in het landschap verborgen liggen” in kaart brengen. Door historisch kaartmateriaal te bestuderen hopen onderzoekers archeologische restanten op te sporen van verloren plekken die ooit voor wateropslag werden gebruikt. Dit “oude watererfgoed” kan zo een “nieuwe functie krijgen” in het klimaatbestendig maken van Nederland. Er wordt dus nogmaals een beroep op deze ruïnes gedaan om Nederland te beschermen. Dit keer niet tegen een invasie van buitenlandse troepen, maar tegen een toekomstige dreiging – de stijgende zeespiegel en een overschot aan water.

Doorgestoken dijken

Toen de landschapsarchitecten van Bosch & Slabbers in 1999 de opdracht kregen om mogelijke duurzame landschapsaanpassingen in Nationaal Park De Biesbosch te onderzoeken, kwamen ze tot de conclusie dat de “ruimtelijke samenhangen verloren zijn gegaan”. De komst van moderne, afgegraven kanalen zoals de Nieuwe Merwede en de Bergsche Maas zorgden voor een verstilling van het eens zo levendige landschap. “De Biesbosch was eeuwenlang een mythisch landschap, een labyrint van veranderende slikken en geulen”, schreef het team. “Het was een gebied waar het kon spoken, waar de dreiging van het water nog reëel aanwezig was. Hier zwaaiden natuurkrachten de scepter.”

Bosch & Slabbers pleitten ervoor om de historische stromen die gedurende de negentiende eeuw waren ingedamd opnieuw te openen, om zo het gebied “te versterken en verloren gegane samenhangen te herstellen”. In plaats van nieuwe dijken te bouwen, werden bestaande dijken juist doorgestoken. Langs de Bergsche Maas slopen graafmachines nu de rivierdijk. Nog altijd zijn die restauratiewerkzaamheden gaande. Via de spoken van vroeger moet de Biesbosch “nieuw leven worden ingeblazen”, een landschap worden “waarin de nationale veiligheid is gewaarborgd”.

Rondom de Overdiepse Polder in Noord-Brabant worden dijken afgegraven. De polder verandert in tijdelijk overstromingsgebied, boerderijen zijn verplaatst naar verhoogde stukken grond

Het is bijna een on-Nederlands tafereel: het doorsteken of zelfs afbreken van dijken. Ruimte geven aan de rivieren in plaats van strijden tegen het wassende water. Ook rondom de Overdiepse Polder in Noord-Brabant worden dijken afgegraven. De polder, die tot voor kort vooral werd gebruikt voor landbouw, is veranderd in een tijdelijk overstromingsgebied. Boerderijen zijn verplaatst naar verhoogde stukken grond, die duidelijk geïnspireerd zijn door de Friese terpen van weleer (kunstmatige heuvels die droog blijven bij hoog water). Het “terpenplan” van de Overdiepse Polder wordt gepresenteerd als een terugkeer naar eeuwenoude Nederlandse adaptieve strategieën (hoewel er in dit deel van Nederland nooit restanten van terpen zijn aangetroffen).

Dijken doorsteken of zelfs afbreken: het is bijna een on-Nederlands tafereel

Terwijl de Friese terpen lange tijd zijn vergeten en genegeerd, worden ze nu opgeroepen voor nieuwe, toekomstbestendige plannen. Terug naar de roots, vooruit naar de toekomst. Het is een motto dat haaks staat op de lineaire geschiedopvatting van de moderne tijd, die wordt gekenmerkt door het verlangen om het oude constant te willen begraven onder de puinhopen van vernieuwing.

In de door klimaatverandering geteisterde gebieden keert wat begraven is terug naar het oppervlak. De grenzen tussen leven en dood, tussen wat is en wat was, vervagen: spoken dienen zich aan en sporen ons aan het door vooruitgang verwoeste landschap te herdenken, om op die manier een weg te vinden uit de puinhoop die we voor onszelf hebben gecreëerd.

Geschiedenis als opeenhoping

Klimaatverandering zorgt voor de ineenstorting van een eeuwenoude scheiding tussen natuurlijke en menselijke historie. De natuur is niet langer een dood of onbezield iets. Landschappen vibreren, veranderen, zinken en leggen daarbij de aderen bloot van herinneringen die onder het oppervlak sluimeren. Herinneringen die ons aanzetten om ingesleten gewoonten te bevragen, ons dwingen anders naar onze eigen rol in de geschiedenis te kijken, ons de absoluutheid van het heden in twijfel laten trekken. Daarmee is het landschap tot medechroniqueur van de geschiedenis verworden. En wij mensen verworden op onze beurt tot een geologische laag. Onze geschiedenis vloeit samen met de ruimte, als een sediment samengeperst in de grond.

Het landschap is tot medechroniqueur van de geschiedenis verworden

We stellen ons de geschiedenis niet langer voor als een lineair verhaal, waarin het verleden, heden en de toekomst elkaar chronologisch opvolgen, waarin wat eens was voorgoed op het verleden is aangewezen. Nee, we zien haar als een landschap, of eigenlijk als een stratigrafische kolom: een opeenhoping van gestolde lagen historisch materiaal, geplot langs een verticale temporele as. De verschillende lagen zijn weliswaar op elkaar gestapeld, maar dat betekent niet dat wat onder ligt nooit meer boven kan komen. Lagen kunnen worden weggekrabd, week worden, smelten, eroderen, waardoor het verleden plotseling de eigenschap heeft om terug te keren. Uit de littekens die de mens in honderden jaren in het landschap heeft achtergelaten, sijpelen zo vergeten mogelijkheden opnieuw het heden in.

Lees het volledige dossier over water

In het augustusnummer van de lage landen lees je alles over het thema 'water: vloek en zegen'.