1_2022

In april 2017 werd het startschot gegeven voor een digitale uitgave van de volledige briefwisseling van Guido Gezelle. Dit verloopt via een samenwerkingsproject van het Guido Gezellearchief van de Openbare Bibliotheek Brugge, het Guido Gezellegenootschap, het Instituut voor de Studie van de Letterkunde in de Nederlanden aan de Universiteit Antwerpen (ISNL) en de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren. Vijf jaar later zit het project op kruissnelheid. Tijd voor een kennismaking met een van de vele vrijwilligers - of citizen scientists - achter dit project.

Dag Stefaan. Kan je jezelf even kort voorstellen?

Ik ben Stefaan Maes, jaargang ’46 en als Germanist afgestudeerd in 1970. Ik heb dertig jaar lang in het hoger niet-universitair onderwijs gestaan als docent Nederlands-Duits. Sinds mijn pensionering heb ik hoofdzakelijk vertaald voor bedrijven en juristen uit de buurt. Daarnaast werd ik door de provincie via een advertentie in de krant aangesproken voor een gidsopdracht in Het Lijsternest, het huis van de Vlaamse schrijver Stijn Streuvels in Ingooigem. Door die gidsopdracht ben ik mij gaan verdiepen in het leven en werk van Streuvels en wat hij allemaal te bieden heeft. Ondanks het feit dat dit totaal buiten mijn beroepsmatige werkterrein van vroeger lag, heeft mij dat enorm aangesproken.

Hoe ben je bij het participatieproject ‘Gezelles Brieven’ terechtgekomen?

Via mijn gidsopdracht in Het Lijsternest ben ik lid geworden van het Streuvels Genootschap, het Gezelle Genootschap en de Gezelle Kring [Guido Gezelle was de nonkel van Stijn Streuvels, red]. Het Gezelle Genootschap met name Els Depuydt heeft mij dan aangesproken om mee te werken aan de digitale publicatie van de briefwisseling tussen Guido Gezelle en de bekende pastoor van Ingooigem, Hugo Verriest. Ik heb dat met veel plezier toegezegd omdat ik dacht daardoor iets terug te vinden over Streuvels, want Streuvels en Verriest waren goeie vrienden. Zo ben ik bij het brievenproject van het Gezelle-archief in Brugge terecht gekomen. Eerst werd de briefwisseling met Verriest afgewerkt en daarna kwam de vraag of ik niet verder mee wou doen met de digitale uitgave van andere brieven binnen het project.

Wat is jouw exacte rol in het project als citizen scientist?

Ik krijg foto’s van de toegewezen brieven digitaal doorgestuurd. In combinatie met allerlei historisch materiaal bestaat mijn taak uit twee delen: de transcriptie van de letterlijke tekst – voor zover je die kunt ontcijferen, en de inhoudelijke ontsluiting van elke brief. Als bijvoorbeeld Verriest in een brief een afspraak met Gezelle maakt en daarbij vermeldt ‘Gelieve het niet te vergeten, gij die alles onthoudt’, dan moet ik op een of andere manier te weten komen wat de relatie is tussen Gezelle en Verriest op dat moment. De grote ellende is echter dat die mensen brieven schreven zoals wij nu e-mails versturen, zelfs meerdere keren per dag. Jammer genoeg vermeldden ze zelden datum en tijd op de brieven. Je moet dan gaan zoeken in alles wat er over Gezelle is gepubliceerd om te weten te komen waarop bepaalde zaken uit de brieven kunnen slaan. Dat is niet gemakkelijk, maar dat is wel het leuke van de zaak. Zo leg je zelf verbanden en ontdek je eens iets dat men nog niet wist. Op die manier ben ik een intense zoeker geworden die niet snel opgeeft. Na de analyse van een brief leg ik mijn bevindingen voor aan coördinatrice Els Depuydt en bespreken we mijn argumenten en interpretaties. Uiteindelijk ligt de beslissing natuurlijk bij de mensen die het project leiden.

Citizen Scientist Stefaan Maes

Kan iedereen zomaar meewerken als vrijwilliger aan zo’n participatieproject?

Er was nog geen opleiding voorzien toen ik aan het project begon. Wel moesten we voor de transcriptie bepaalde tekencombinaties aanleren die een computer kan interpreteren. Als Gezelle dus, ik zeg maar wat, het woord ‘vaandrig’ in een brief schrapt en hij zet ‘vaandeldrager’ in de plaats, dan moet je dat in de transcriptie via een voorgeschreven manier aanduiden. Je zit zo met een heel pakket van richtlijnen die je moet volgen, anders kan de computer je ingegeven teksten niet distilleren. Maar of iedereen dan inhoudelijk aan het project kan meewerken? Ik denk het wel zolang je voldoende achtergrondkennis hebt van Gezelle en je de nodige acribie aan de dag legt. Uiteraard moet je interesse hebben voor Gezelle, anders begin je daar niet aan. Ik geef een concreet voorbeeld van hoe ik te werk ga. Zo schrijft Karel de Gheldere in een bepaald brief aan zijn leermeester Gezelle iets over ‘al die dingen in verband met de’ en dan is het volgende woord ‘feeste’ of ‘geeste’. Gezelles neef Caesar heeft daar in een eerdere transcriptie van de brief ‘feeste’ van gemaakt. Maar dat had voor mij geen betekenis en dat zocht ik dan verder uit. Zo ben ik via ‘geeste’ uitgekomen bij ‘chansons de geste’ [een in de middeleeuwse literatuur populair episch genre, red]. Die interpretatie past perfect in de volledige context van de brief. Het is evident dat zoiets boeiend is eens je daarmee bezig bent. Nochtans is het onderzoekswerk in dit project al een zeer eenzaam bestaan geweest, zeker in tijden van corona wanneer niet fysiek vergaderd kon worden.

Wat heeft jouw persoonlijke aandeel in het project reeds opgeleverd?

Alle brieven van Hugo Verriest aan Guido Gezelle, voor zover die bewaard zijn gebleven, staan volledig online. Ook de brieven van o. m. August Vermeylen en Albert Verwey zijn intussen afgewerkt. Ik ben nu samen met enkele andere vrijwilligers nog bezig met de briefwisseling van Karel De Gheldere. Door al die brieven te verwerken, breng je een aantal zaken en inzichten samen die er voorheen niet waren. Dat is voor onderzoekers natuurlijk zeer verrijkend. Maar wat nu het eindresultaat van het project gaat zijn, kan ik als individuele medewerker eigenlijk moeilijk inschatten.

Door al die brieven te verwerken, breng je een aantal zaken en inzichten samen die er voorheen niet waren. Dat is voor onderzoekers natuurlijk zeer verrijkend.

Heb je zelf door het bestuderen van de brieven nieuwe inzichten gekregen?

Jazeker. Er is bij mij een interesse ontstaan naar de taalopvattingen van Gezelle. Als geïnteresseerde in taal heb ik vastgesteld dat Gezelle niet de onverbeterlijke particularist was waarvoor men hem altijd gehouden heeft. Hij vond het Nederlands niet ongeschikt voor de Vlamingen, maar wou wel dat het Nederlands ook gevoed zou worden door het West-Vlaams omdat dat de oudste vorm was van het Nederlands die nog actueel gebruikt werd. Het is dus niet zo dat hij het Nederlands per definitie afgewezen heeft, en daarom wil ik Gezelle ‘verdedigen’ door een genuanceerder beeld te schetsen. Ik probeer mijn overtuiging tekstueel te onderbouwen door Gezelles opvattingen in een omvattend overzicht voor te stellen. Ik kijk eerst naar waar de taalwetenschap stond in de tweede helft van de negentiende eeuw: wie waren de hoofdfiguren en welke houding namen zij aan? Daarna kijk ik hoe dat in Nederland en in Vlaanderen is toegepast. Vervolgens kijk ik naar wat Gezelle daarvan gemaakt heeft, meer concreet naar wat hij gepresteerd heeft over woordenschat, etymologie en taalkunde. Gezelle is het meest bekend als poëet maar hij had ook een lexicografisch tijdschrift ‘Loquela’. Loquela wordt nu weggezet als amateuristisch. Hij zou het niet te nauw nemen met de wetenschappelijke kwaliteiten en dat is naar de normen van vandaag inderdaad correct. Maar als je kijkt naar de stand van de wetenschap in het laatste kwart van de negentiende eeuw, dan heeft Gezelle wel degelijk zijn zaken grondig voorbereid. Hij had natuurlijk ook maar de toegankelijke bronnen van dat moment, die echter in zijn ogen ontoereikend waren om de grote verscheidenheden in de plaatselijke volkstalen te verklaren. Dus vulde hij op eigen inzicht en vooral zijn intuïtie als die van een taalkunstenaar aan.

De jongere generaties kennen Gezelle en Streuvels nagenoeg niet meer. Hoe kan je, als erfgoedvrijwilliger, hen ervan overtuigen dat dit onterecht is?

Ik probeer door de gidsopdracht in Het Lijsternest duidelijk te maken wat voor een mens Streuvels was, maar ik leg ook uit dat zijn thematiek als auteur universeel is. Diezelfde bedoeling heb ik eveneens met Gezelle, maar daarvoor ben ik te weinig poëtisch onderlegd. Ik ben meer bezig met taalstructuren en daardoor interesseer ik mij meer in Gezelle als taalkundige dan als poëet. Maar ik probeer bij die twee duidelijk te maken dat hun beider werk waardevol is om te lezen. Dat hun taal daarbij een hoge drempel vormt, is zonder meer duidelijk. Daaroverheen geraken is niet onmogelijk, maar dat is een verhaal dat buiten het brievenproject valt.

tijd-schrift kaft

Lees het nieuwste themanummer 'Erfgoed en burgerwetenschap'

Binnenkort verschijnt het nieuwste nummer van Tijd-Schrift waarin vier verschillende participatieprojecten binnen de erfgoedsector worden voorgesteld.