Eigenlijk zou Madonna Lenaert het in hun columns niet langer over drag hebben, maar de show van Sasha Velour in Cirque Royal bleef te hard nazinderen. Wat hebben drag en Walter Benjamin met elkaar te maken?
De vorige column ging over drag. Dat ging ik deze keer niet opnieuw doen, want ik wil me als een veelzijdige columnist tonen die hierna hopelijk nog veel columns schrijven mag. Maar ik doe lekker toch mijn zin. Begin april ging ik kijken naar de nieuwe voorstelling van Sasha Velour in Cirque Royal. Het was mijn eerste bezoek aan Cirque Royal en het moet gezegd: wat een ontzettend adembenemende ruimte; net daarom zo jammer dat het overal naar wc-blokje rook.
Sasha Velour is een Amerikaanse dragqueen die beroemd is geworden als winnaar van het negende seizoen van Rupaul’s Drag Race. Ze typeerde zich daar door een academische kijk op queerness, een metabewustzijn over de kunstvorm en de theatrale outfits — ingegeven door haar studies in ‘political art’ in Rusland.
Drag Race Belgique
Velours show komt langzaam op gang. De eerste helft staat vooral in het teken van haar nieuwe boek over de geschiedenis van drag, soms op een bijna subliminale manier: het boek wordt onderwerp van de performances, de speeches tussen de performances, het decor, de introductievideo én affiches.
Halverwege de show nodigt Velour Alvilda, de pas gekroonde winnaar van Drag Race Belgique, op het podium uit. Dat levert een ontroerend, intiem en broodnodig authentiek moment op. In het gesprek tussen Velour en Alvilda wordt heel voelbaar hoe verbonden de drag scene in België is, hoe hard mensen op elkaar leunen om er iets van te maken, en hoe blij mensen voor elkaar zijn als het lukt om de bal te laten rollen. Velour herhaalt die solidaire dynamiek op internationale schaal door Alvilda uitgebreid op het podium te lauweren.
“Angelus Novus’ staat er op de projectie te lezen, en mijn pretentieus kunsthart begint al iets sneller te slaan.”
De show kabbelt daarna langzaam verder, tot we aankomen bij wat onmiskenbaar le moment suprême is. ‘Angelus Novus’ staat er op de projectie te lezen, en mijn pretentieus kunsthart begint al iets sneller te slaan door deze referentie aan het beroemde schilderij van Paul Klee. Het is een werk dat me eigenlijk weinig zegt – de tekst die Walter Benjamin erover schreef, als deel van zijn On the concept of history, raakt me daarentegen mateloos. Benjamin schreef zijn ode in 1940, terwijl hij als Duitse Jood ondergedoken leefde in Frankrijk en in zijn eigen land het nazistisch fascisme alle lagen van de maatschappij doordrong.
Velour betreedt in een fel gouden engelenkostuum het podium, neemt plaats in het midden van het projectiescherm en slaat de ogen neer. ‘Child in Time’ van Deep Purple begint te spelen. Er drijft een gouden, cirkelvormig hemellichaam over het scherm naar haar toe, dat langzaam haar volledige lichaam bedekt. Het warme licht laat haar gloeien als een vurige engel die aan ons verschijnt.
De engel lijdt met ons mee
Benjamin beschrijft in zijn tekst hoe de engel van de geschiedenis ons zou willen helpen – ‘he would like to pause for a moment so fair, to awaken the dead and to piece together what has been smashed’ – maar enkel kan toekijken – ‘he sees one single catastrophe, which unceasingly piles rubble on top of rubble and hurls it before his feet’ – en door de gruwel de toekomst ingeblazen wordt – ’the storm drives him irresistibly into the future’.
Het emotionele geschreeuw van Ian Gillan, de leadzanger van Deep Purple, varieert tussen een innerlijke rouwende ‘oe’ en een beschuldigend rauwe ‘aa’. De engel lijdt zo met ons mee, terwijl ze ook niet anders kan dan ons betichten als bron van het lijden. De uitgerekte weeklachten in het nummer dienen ook een vormelijk doel, door de beschrijving van Benjamin — ‘his eyes are staring, his mouth is open, his wings are spread’ — tot leven te wekken.
Ook dramaturgisch is er een link. Zowel ‘Child in Time’ als de tekst van Benjamin werden geschreven in turbulente tijden. Deep Purple brengt hun nummer uit in 1969, een tijd gekenmerkt door tegencultuur, de opkomst van de flower power, felle kritiek op de Amerikaanse inval in Vietnam en de aanhoudende Koude Oorlog. Beide incorporeren ze dus het perspectief van iemand die voor een storm staat, niet van iemand die uitkijkt over een reeds vernielde wereld. De teneur dat het ergste nog moet komen sijpelt de ervaring binnen.
“Er is een internationale opmars van een nieuwe vorm van fascisme bezig die een algemeen anti-queer, en in het bijzonder anti-trans, sentiment aanzwengelt.”
Het is een gevoel dat me regelmatig slapeloze nachten bezorgt. Er is een internationale opmars van een nieuwe vorm van fascisme bezig. Jason Stanley, een filosofieprofessor aan Yale, werkt veel rond fascisme en andere totalitaire systemen. Hij beschrijft hoe fascisme er in elke tijd anders uitziet, waardoor het vaak niet wordt herkend als het beest dat het is, omdat de uiterlijke kenmerken anders zijn. Het fascisme van nu zwengelt zichzelf aan met een algemeen anti-queer, en in het bijzonder anti-trans, sentiment.
Velour kiest een invalshoek die een unieke blik toelaat. Door zich als goddelijke engel boven en buiten de mensheid te plaatsen, creëert ze een uitkijkpost waarlangs we normaal nooit kunnen kijken. Er komt geen blik op ons als individu, maar op de hele mensheid, op de structuren die we voor onszelf hebben geschapen. Voor het eerst krijg ik de kans om, via haar positie, echt van buitenaf naar binnen te kijken — om onze situatie te overschouwen.
Drag als kunstvorm
De gekwelde en tevens oordelende blik van deze vlammende engel der geschiedenis wakkert ons collectief bewustzijn aan. Beter dan ‘wat de eigenlijke fuck zijn wij hier aan het doen met elkaar?’ kan ik het niet omschrijven. Verschillende rebelse elementen — drag als kunstvorm, de analyse van Walter Benjamin tijdens de opkomst van fascisme, het nummer van Deep Purple uit 1969 — vloeien samen op scène in een bijzondere en potente ervaring. Hier, in Cirque Royal, onder de gekwelde en toch oordelende blik van deze vlammende engel van de geschiedenis, ontstaat een storm aan betekenis. Velours rustige fysicaliteit, te midden van die storm, grondt en activeert het publiek.
Mijn ogen kijken onaflatend smekend naar de engel, die mijn blik even smekend beantwoordt. Ik zou haar willen vragen ons te verlossen, maar weet dat zij me dezelfde vraag wilt voorschotelen.
‘Sweet child, in time, you’ll see the line // The line that’s drawn between good and bad // See the blind man shooting at the world // Bullets flying, taking toll // If you’ve been bad, Lord, I bet you have // And you’ve not been hit by flying lead // You’d better close your eyes // Bow your head // Wait for the ricochet’ – Deep Purple, ‘Child in Time’