3-2023

Steeds meer Vlaamse leerlingen kiezen in het secundair onderwijs voor een kunstrichting. Ook het deeltijds kunstonderwijs gaat er na een diepgaande hervorming en een paar moeilijke coronajaren weer op vooruit. Leerkrachten en leerlingen zien dat hun scholen de tijdgeest meehebben. ‘Voor ouders is kunstonderwijs een positieve keuze geworden.’

“Dat we een hippierichting zijn!” “En alleen maar plezier maken.” Demi, Selma, Emma, Emily en Noor, de vijf leerlingen van het Heilig Grafinstituut in Turnhout die zich voor ons Zoom-gesprek in een klaslokaal hebben verzameld, hoeven geen tien seconden na te denken over de vooroordelen die ze te horen krijgen als leerlingen uit het kunstsecundair onderwijs (kso). “Mensen denken dat wij heel high class zijn en tegen elkaar lopen te bitchen”, lacht modestudente Demi. “Of dat we alleen maar collages maken.”

“In het tweede middelbaar, toen ik wilde overstappen van aso (algemeen secundair onderwijs, JVL) naar een muziekopleiding, zei mijn wiskundeleerkracht dat muzikant geen beroep was”, zegt Noor, die kort nadat we haar hebben gesproken, te horen kreeg dat ze mag starten aan het conservatorium van Gent.

Leerlingen van het kunstsecundair onderwijs aan het Heilig Grafinstituut in Turnhout

Naast de nog altijd woekerende clichés is er vooral goed nieuws te melden over het kso: het trekt namelijk steeds meer leerlingen aan. Voor het schooljaar 2021-2022 waren er 7.945 leerlingen ingeschreven in een kso-richting, veertien procent meer dan de 6.922 inschrijvingen van het schooljaar daarvoor. Sinds het schooljaar 2015-2016 (6.006 inschrijvingen) is het aantal leerlingen in een kunstrichting niet meer gezakt. Het valt op dat het aantal jongens al die tijd rond de 2.200 bleef hangen, terwijl de meisjes voor de stijging zorgden.

“Mijn ouders gingen eerst niet akkoord dat ik naar het kso zou gaan, maar mijn klastitularis heeft hen overtuigd. Ze zei dat je nergens kunt blijven als je er jezelf niet kunt zijn”, zegt Selma. Haar verhaal is lange tijd het verhaal geweest van velen wier ouders het kunstonderwijs niet voor vol aanzagen. Maar die mentaliteit is volgens Karen Verhamme veranderd. Als directeur van kunsthumaniora Sint-Lucas Gent ziet zij een duidelijke verklaring voor de opmars van het kso. “De houding van ouders tegenover onze opleidingen is gewijzigd. Vroeger kwamen leerlingen vaak pas vanaf de derde graad naar ons, nadat ze eerst bijvoorbeeld een richting uit het aso hadden geprobeerd of heel lang bij hun ouders hadden gezeurd. Nu zit ook onze tweede graad al heel snel vol.”

Karen Verhamme (Sint-Lucas Gent): ‘Mensen zien het als een andere, evenwaardige weg naar een diploma secundair onderwijs’

Volgens Verhamme, die ook aan het hoofd staat van Kunstengroep, de koepelorganisatie voor secundaire kunstscholen, is het kso een positieve keuze geworden. “Mensen zien het niet als een opleiding zonder toekomst, maar als een andere, evenwaardige weg naar een diploma secundair onderwijs. Onze leerlingen krijgen een brede algemene vorming. Denk aan een richting als architecturale vorming, daar zit zes uur wiskunde in. Het verschil met bijvoorbeeld aso is dat waarden als creativiteit, zelfreflectie, omgaan met feedback en de dingen in vraag stellen bij ons een grotere rol spelen.”

Directeur Joke Jacobs van het Heilig Grafinstituut treedt haar collega bij. “Sinds de coronacrisis hoor je meer ouders die het welbevinden en het geluk van hun kinderen vooropstellen. En als die kinderen gelukkig zijn in een kunstrichting, is dat plots een aantrekkelijke optie.” Kso’er Emma, die net als Selma en Noor veel vragen van leeftijdsgenoten krijgt over haar studierichting, kan dat alleen maar bevestigen: “School is niet langer afzien voor mij. Op een schooldag met veel muziekvakken sta ik heel erg graag op.”

Werelddans

Ook het deeltijds kunstonderwijs (dko) heeft de gevolgen van het coronavirus gevoeld, maar dan in de ongunstige zin. In het schooljaar 2020-2021 werden er 3,5 procent minder opleidingen gevolgd dan in het schooljaar ervoor, grotendeels door volwassenen die afhaakten. Dat kinderen een tijdlang maar één georganiseerde hobby per week mochten beoefenen en dus niet tegelijk naar pakweg de sportclub en de tekenschool mochten, hielp ook niet. Intussen is het dko van die dip hersteld: voor het schooljaar 2022-2023 stond de teller op ruim 211.000 gevolgde opleidingen, meer dan de 209.640 van in het schooljaar 2019-2020.

Wie ooit een opleiding heeft gevolgd in het Vlaamse deeltijds kunstonderwijs, heeft meestal nog helder voor ogen hoe die eruitzag. Je ging elke week naar de tekenschool, de dansacademie of de muziekles en perfectioneerde wat de leraar je voordeed. Op het einde van het jaar was er een evaluatiemoment in de vorm van bijvoorbeeld een concert of een dansvertoning voor een jury.

Dat wás het dko, want in 2018 werd dat klassieke model in een nieuw decreet ingeruild voor een structuur met meer opleidingen en meer mogelijkheden om je binnen die opleiding te ontplooien. Kunstig Competent, een concept van onder anderen de Limburgse muziekleraar Erik Schrooten, werd de inhoudelijke blauwdruk van dat decreet.

Muziekleraar Erik Schrooten: ‘In het nieuwe deeltijds kunstonderwijs krijg je nog altijd goede klassieke muzikanten, maar daarnaast ook een stroming die veel creatiever is’

“In het oude dko koos je pakweg voor de dwarsfluit en kon je na negen jaar heel goed fluit spelen. Leerlingen die niet elke dag oefenden, verlieten vaak snel de academie. Dat heb ik proberen open te trekken”, zegt Schrooten. “Nu krijgen leerlingen een breder palet aan basiscompetenties aangeboden. Terwijl vroeger bijvoorbeeld in de opleiding muziek het vakmanschap heel centraal stond, worden nu ook leerlingen aangesproken die meer bezig zijn met het zelf componeren van muziek of willen groeien als performer. Leraren hebben een ruimer aanbod aan leerwegen ontwikkeld voor verschillende leerlingprofielen.”

In de praktijk kunnen leerlingen zich vandaag inschrijven voor de richting vertolkend muzikant of creërend muzikant – een onderscheid dat vroeger niet bestond. Je kunt niet enkel leren trompet spelen, maar ook leren deejayen of jezelf bekwamen in audio engineering. Naast ballet en hedendaagse dans kun je nu urban of werelddans volgen. “Leraren gaan met hun leerlingen aan het begin van het schooljaar in gesprek om aan te geven wat ze precies willen doen of maken. Je krijgt dan nog altijd goede klassieke muzikanten, maar daarnaast ook een stroming die veel creatiever is”, vat Schrooten het samen.

Een voorlopig besluit: met meer opleidingen en flexibiliteit heeft het dko zich aangepast aan een tijdgeest die à la carte predikt en waarin mensen veel meer mogelijkheden hebben om zich in hun vrije tijd te ontplooien. Bij het kso is het omgekeerde gebeurd: een maatschappelijk klimaat dat zich naar de school toe heeft geplooid.

Brede opleiding

Het kunstsecundair onderwijs laat leerlingen met artistiek talent hun passie ontdekken, maar vormt hen tegelijk breed met algemene vakken zoals talen en wiskunde – denk aan de opleiding architectuur. Precies daarom is het niet gegarandeerd dat kso’ers na het zesde jaar naar een conservatorium of hogere kunstacademie trekken. “Ik heb klasgenoten die verpleegkunde of kleuteronderwijs willen studeren”, zegt Noor. Emma knikt geestdriftig – bij haar zit iemand die van een carrière als dierenarts droomt. “Vrienden die uit het aso komen, hebben vaak geen idee wat ze op hun achttiende moeten doen, omdat ze niet bezig zijn geweest met het ontwikkelen van hun passie. Terwijl ik nu de hele dag met muziek bezig ben.”

Daarom is het niet noodzakelijk zo dat meer leerlingen in het kso ook leidt tot een grotere instroom in de kunstrichtingen van het hoger onderwijs. Zo daalde in de Luca School of Arts, met campussen in Genk, Leuven, Gent en Brussel, het aandeel kso’ers vorig schooljaar lichtjes van 28,3 naar 26,8 procent, terwijl PXL Music in Hasselt er net meer mocht verwelkomen, 15,8 procent tegenover 12,9 procent in het schooljaar 2020-2021. Het schooljaar daarvoor waren er dan weer 17 procent kso’ers – het schommelt met andere woorden.

Waarden als creativiteit, zelfreflectie, omgaan met feedback en de dingen in vraag stellen spelen een grotere rol in het kunstsecundair onderwijs, klinkt het

Over hoeveel studenten in die hogescholen en conservatoria een vooropleiding hebben in het deeltijds kunstonderwijs, bestaan geen cijfers. Het is ook te vroeg om de balans op te maken van het nieuwe deeltijds kunstonderwijs (dko), zegt slagwerkleerkracht Tim Ouderits van de academies in Geel en Mol. “De leerlingen die in 2018 aan hun opleiding begonnen, hebben nu nog vier jaar te gaan. Niks zegt dat er minder leerlingen zullen doorstromen naar een opleiding tot professioneel kunstenaar in het hoger onderwijs. Maar ik ervaar wel dat het moeilijker is geworden om voor een grote groep met verschillende profielen en afstudeeropties één lat te leggen. Aan de leerlingen met de ambitie om deel te nemen aan een toelatingsproef, raden we aan om dat zeker op tijd aan hun leraar te laten weten. Het zal er in de toekomst ook op aankomen om die nieuwe opleidingen, zoals audio engineering en werelddans, in evenwicht te brengen met de opleidingen die al lang bestaan.”

Concreet vindt Ouderits dat de huidige budgetten voor het dko niet helemaal meer in overeenstemming zijn met het bredere aanbod aan opleidingen: “Als de kwaliteit er in de toekomst onder dreigt te lijden, dan zou er moeten kunnen worden bijgestuurd.”

Paradijs

Schrooten is vol lof over de middelen die de Vlaamse overheid aan het dko besteedt: “Academies zullen altijd zeggen dat er te weinig geld is, maar in vergelijking met andere Europese landen is het hier een paradijs. Ons systeem is zo goed als uniek.” Daarmee bedoelt hij: in weinig andere landen zie je een volwaardig systeem van deeltijds kunstonderwijs dat door de centrale overheid is uitgebouwd en ondersteund. Het maakt het dko ontzettend goedkoop voor leerlingen. Een volledig jaar les kost voor minachttienjarigen eenentachtig euro en voor veel van hen is er ook een verminderd tarief. In Nederland ben je zeker “een paar honderd tot een paar duizend euro” kwijt voor een jaar naschools kunstonderwijs, zegt Ronald Kox van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) in Utrecht. Een specifieker bedrag kan hij niet noemen, omdat dat per gemeente verschilt.

Nederland heeft een brede waaier aan kunstopleidingen, maar die zijn veel duurder dan in Vlaanderen

“Gemeenten kunnen er in Nederland voor kiezen om een centrum voor de kunsten te subsidiëren, maar dat blijft vaak beperkt tot leerlingen in het lager onderwijs of jongeren in het algemeen. Het gebeurt dat er alleen een structuur wordt opgezet door de overheid, die dan wordt ingevuld door freelancers. Leerlingen of hun ouders betalen dan alsnog de volle pot”, zegt Kox. “De laatste jaren is er enorm veel op cultuur bezuinigd in Nederland, op alle bestuursniveaus: in gemeenten leeft de cultuur dat als ze nog ergens geld moeten vinden, dat het gemakkelijkst kan in de cultuurbudgetten.”

Door die vrije invulling is de brede waaier aan opleidingen waar het Vlaamse dko sinds het nieuwe decreet mee kan uitpakken in Nederland al heel gewoon. “Een cursus viool kan perfect naast lessen rap of spoken word staan”, zegt Kox. Maar omdat de lessen niet onder het beleidsdomein onderwijs vallen, wordt de kwaliteit van die lessen niet gecontroleerd. In Vlaanderen krijgen kunstacademies inspecteurs over de vloer zoals alle andere scholen. Zo wordt de kwaliteit van het dko ook gegarandeerd. In Nederland bestaat niet zoiets als een apart kunstsecundair onderwijs: kunst krijgt een plaats via een paar vakken in het curriculum van het secundair onderwijs en twaalf scholen hebben zich verenigd in DAMU, een stichting die leerlingen wil voorbereiden op een dans- en muziekopleiding in het hoger onderwijs. “Ik kan niet hard maken dat dat gevolgen heeft voor het artistieke veld in Nederland, maar ik weet wel dat hogere opleidingen in de kunsten, en dan vooral in de muziek, steeds meer worden bevolkt door buitenlanders”, zegt Cox. “Docenten klagen dat de Nederlandse studenten het vereiste niveau niet halen.”

Het kunstsecundair onderwijs laat leerlingen met artistiek talent hun passie ontdekken, maar vormt hen tegelijk breed met algemene vakken

Oefenend bestaan

Het succes van het kso is voor Joke Jacobs van het Heilig Grafinstituut geen reden om op de lauweren te rusten. “We hebben de tijdgeest mee, maar dat kan altijd veranderen. Daarnaast vormen de leerlingen met zorgvragen een grote uitdaging. Wij kunnen hen helpen, maar ook slechts tot een bepaald niveau. Het tekort aan specifieke leerlingenbegeleiding is een pijnpunt voor alle scholen, maar dan nog blijft de vraag hoe wij de kwaliteit van ons onderwijs bewaren. We kunnen niet te veel opschalen, omdat begeleiding in kleine groepen de kern is van wat we doen.”

Muziekleraar Erik Schrooten: ‘Wij bieden aan wat de maatschappij momenteel mist’

“Wie zich bij ons inschrijft, kiest voor een oefenend bestaan. De leerling van vandaag beschouwt dat niet meer als vanzelfsprekend”, zegt Schrooten. Hij gelooft dat dit juist de kracht van het dko is, Ouderits treedt hem daarin bij. “Wij bieden aan wat de maatschappij momenteel mist. Ik geloof dat mensen op zoek zijn naar de toewijding en verbinding die we kunnen scheppen door kunst, omdat veel zaken in het leven nu zo vluchtig zijn. Jezelf volledig verliezen in het maken van iets, dat blijft ook nu iets heel sterks.”

Meer lezen in onze nieuwste editie over onderwijs?