Triggerwarnings waarschuwen in de hedendaagse theaterzaal niet meer alleen voor stroboscopisch licht, maar steeds vaker ook voor gewelddadige, pornografische of schokkende beelden en verhalen. Ciska Hoet vraagt zich af of degelijke waarschuwingen wel thuishoren in de kunsten.
Als kind kreeg ik van mijn ouders een jeugdabonnement bij de Antwerpse filmzaal Cartoon’s. Telkens wanneer het programmaboekje met het kinderaanbod bij ons in de bus viel, mocht ik kiezen naar welke film ik wilde gaan kijken. Slechts één keer besliste mijn vader in mijn plaats: hij nam me mee naar het Duitse oorlogsdrama Das Heimweh des Walerjan Wrobel uit 1991, over een zestienjarige Poolse jongen die in de jaren 40 van de vorige eeuw dwangarbeid moet verrichten en uiteindelijk in een concentratiekamp terechtkomt. Volgens de leeftijdsaanduiding was ik nog te jong voor het verhaal, maar mijn vader vond dat ik deze film moest zien. En hij had gelijk, ook al kwam de film bij me binnen als een ijzingwekkende en verontrustende prent. Bepaalde scènes staan tot op de dag van vandaag op mijn netvlies gebrand, maar dat was natuurlijk precies de bedoeling. In anderhalf uur tijd kreeg ik levensbelangrijke bagage mee over empathie, over wat mensen elkaar kunnen aandoen, over hoe beschadigend oorlog is.
Deze anekdote gaat dan wel over cinema, toch moet ik er vaak aan terugdenken wanneer ik geconfronteerd word met de triggerwarnings die me bij aanvang van een voorstelling waarschuwen voor mogelijk kwetsende beelden of thematieken. En dan doel ik niet op de eerder technische waarschuwingen die een leeftijdsindicatie meegeven of aangeven dat stroboscopisch licht wordt gebruikt. Triggerwarnings wijzen de toeschouwer erop dat een productie eventueel trauma kan oproepen via verhalen of uitspraken over ons koloniaal verleden, expliciet geweld enzovoort.
Ik vraag me af of we vandaag zouden vinden dat ze ook bij een film als Walerjan Wrobel thuishoren, en meer bepaald wat we er dan precies mee willen communiceren. Dat is in de podiumkunsten immers niet echt duidelijk. Want wat opvalt, is dat triggerwarnings weliswaar stilzwijgend her en der opduiken, maar dat dit niet gepaard gaat met enig publiek debat over het nut en de functie ervan. Blijkbaar gaan veel makers en cultuurwerkers ervan uit dat dit nu eenmaal het juiste is om te doen. Nochtans vallen er wel wat bedenkingen bij te maken.
“De claim dat deze praktijk de kunsten inclusief maakt, lijkt me een paar bruggen te ver. Op zijn best zijn triggerwarnings een ietwat holle vorm van beleefdheid.”
Net als veel andere culturele fenonemen komt de trend om triggerwarnings te gebruiken overgewaaid uit de Verenigde Staten. Maar in tegenstelling tot bij ons voeren voor- en tegenstanders daar wel al vele jaren een scherp debat. Triggerwarnings zagen er het levenslicht binnen een therapeutische context, meer bepaald in de nasleep van de Vietnamoorlog en de kennis die in de jaren 60 en 70 werd opgedaan over posttraumatische stress bij veteranen. Amerikaanse feministische, lgbtq+- en antiracismebewegingen legden al snel de link met de trauma’s die hun achterban te verwerken kreeg. In navolging van de aanpak binnen de therapeutische wereld voorzagen ze zogenaamde safe spaces waarvan hun leden wisten dat er enkel zorgzame gelijkgestemden zouden zijn. Het internet zorgde voor een proliferatie van dergelijke gewoontes, en al in de jaren 90 was het gebruik van triggerwarnings wijdverbreid op voornamelijk feministische onlinefora.
De discussie erover barstte in de VS echter pas los in de jaren 2010, toen ook in het hoger onderwijs steeds vaker geopperd werd dat triggerwarnings nodig zijn om het aanbod binnen de alfawetenschappen te begeleiden. Zo gingen stemmen op die de verkrachtingsscènes uit Ovidius’ Metamorfosen te expliciet vonden. Evengoed waren er mensen die een waarschuwing wilden wanneer lesmateriaal bepaalde groepen uit de samenleving marginaliseert of verhalen dupliceert waarin mensen onderdrukt en uitgesloten worden. Voorstanders beargumenteerden dat dit past binnen een inclusieve samenleving, die aandacht heeft voor mensen met trauma’s. Aan de andere kant van de discussie stonden de mensen die het paternalistisch vinden om studenten af te schermen voor informatie en hen als kwetsbare vogeltjes te behandelen.
Wat op het Amerikaanse publieke forum minder aan bod komt, is dat triggerwarnings floreren binnen de contractenmaatschappij van de VS. Veel meer dan bij ons is het er deel van de cultuur om je er voortdurend van te vergewissen welke risico’s je loopt. Bedrijven en overheden waarschuwen burgers er constant voor de gevaren die ze lopen. Niet per se om hen te beschermen, wel om zichzelf in te dekken tegen schadeclaims. Brak je je been nadat je uitgleed over een natte vloer in het station? Eigen schuld: er stonden bordjes om je te waarschuwen.
Als het regent in de VS, druppelt het in Europa. De groeiende populariteit van triggerwarnings in onze theaterzalen verraadt een controledrang die deels schatplichtig is aan de Amerikaanse cultuur. Alsof de toeschouwer er op voorhand zeker van wil zijn niets kwetsends te zullen ervaren, en alsof huizen en kunstenaars daarvoor verantwoordelijkheid moeten nemen en/of zich willen indekken. Voor de duidelijkheid: triggerwarnings worden bij ons ongetwijfeld met de beste bedoelingen ingezet. Ze komen voort uit de wens van een veld om zich open te stellen voor iedereen en te werken aan een zorgzame manier van omgaan met elkaar. Alleen is het maar de vraag in welke mate ze daaraan tegemoetkomen. Als je doordenkt op de premissen die eraan ten grondslag liggen, dreig je namelijk hopeloos vast te lopen. Want wie bepaalt wat als kwetsend kan worden ervaren? En hoe weet je als maker of en wanneer je een trauma dreigt te triggeren? Door te insinueren dat iemand die bijvoorbeeld een verkrachting meemaakte gekwetst zal raken door een verkrachtingsscène, dreig je het leed te banaliseren. Trauma werkt vele malen complexer. Triggers kunnen bestaan uit gestes, geuren, geluiden, een toevallige zin of een aanraking, maar niet per se een-op-een uit de confrontatie met een scène die een gelijksoortig trauma nabootst.
“Wat is de volgende stap? Moet er ook nazorg komen? Begeleiden we het publiek naar langdurige professionele hulp? Feit is dat de kunsten nu eenmaal geen therapeutische ruimte zijn.”
Willen we met triggerwarnings communiceren dat we zorg willen dragen voor de trauma’s van toeschouwers? In dat geval kun je niet anders dan vaststellen dat we als sector altijd tekort zullen schieten ten aanzien van de kwetsuren en noden die mensen met zich meedragen. Ik weet dat sommige huizen naar aanleiding van bepaalde expliciete producties al overwogen safe spaces in te richten waar mensen kunnen bekomen met een professionele zorgverstrekker in de buurt. Maar wat is dan de volgende stap? Moet er ook nazorg komen? Begeleiden we het publiek naar langdurige professionele hulp? En aan welke maatschappelijke noden moeten we dan nog tegemoetkomen?
Feit is dat de kunsten nu eenmaal geen therapeutische ruimte zijn. Een kunstenorganisatie, huis of kunstenaar is niet bij machte een fenomeen als trauma het hoofd te bieden, laat staan mensen die eronder lijden van begeleiding te voorzien of actief te beschermen tegen wat in de zorgsector ‘hertraumatisering’ heet. Net zoals heling niet de verantwoordelijkheid van kunstenaars is. Sowieso kunnen mensen met diepe kwetsuren zich vrijwel onmogelijk afschermen van de wereld. Zodra je buitenkomt, de krant openslaat, de radio aanzet of je aan eender welke prikkel blootstelt, loop je de kans onrechtstreeks herinnerd te worden aan een pijnlijk verleden.
Er is nog iets aan de hand met triggerwarnings. Een van de argumenten die je in het Amerikaanse debat weleens hoort, is dat het bijna nooit de mensen met trauma zouden zijn die om de waarschuwingen vragen; het zijn anderen die in hun plaats het woord nemen. Het zou intellectueel oneerlijk zijn om dit zomaar naar onze contreien door te trekken. Maar de triggerwarnings die ik de afgelopen jaren tegenkwam, doen wel iets vermoeden over de leefwereld van de mensen die ze hebben geplaatst. Bijna altijd gaat het om geweld of seksueel geweld, soms over racisme. Nooit wordt gewaarschuwd voor traumatiserende verhalen van mensen op de vlucht, voor het trauma van armoede of dak- en thuisloosheid, of voor het trauma dat ontstaat wanneer een ouder een kind verliest. Welk trauma adresseren we en welk trauma niet? Aangezien voorstanders van triggerwarnings steeds weer aangeven dat je je via die weg inclusief opstelt naar het publiek, lijkt dit me een relevante kwestie.
Ik vrees kortom dat triggerwarnings momenteel vooral een lege doos zijn. De claim dat deze praktijk de kunsten inclusief maakt, lijkt me een paar bruggen te ver. Op zijn best zijn triggerwarnings een ietwat holle vorm van beleefdheid, een hoofdknikje naar mensen die iets pijnlijks hebben meegemaakt, en dat zonder dat we verder doordenken over de noodzaak en de functie van zo’n gebaar.
Dat brengt ons terug bij Das Heimweh des Walerjan Wrobel. Van die film leerde ik niet alleen iets over wat oorlog aanricht, onrechtstreeks wees de prent me ook op het belang van het doorgeven van kennis via verhalen. Er huist een enorme kracht in het vertellen van verhalen — en dat bedoel ik in de breedst mogelijke zin. Het verbindt ons met elkaar, geeft levenslessen mee, doet ons vanzelfsprekendheden in vraag stellen. Verhalen, en dus ook kunst, maken ons mee tot mens. Maar dat betekent ook dat we er soms midscheeps door getroffen worden, dat het kan schuren of dat we erdoor afgestoten worden. Wie zich blootstelt aan kunst neemt altijd een risico. Dat we daarvoor zouden moeten waarschuwen, lijkt me zinloos. Want dat kunst je helemaal onderuit kan halen, is net haar grootste troef.