#74 - maart 2023

Circusgezelschap Side-Show brengt met Permit, oh permit my soul to rebel de eerste relaxed performance in Vlaanderen; Silence Radio bereidt mee de inclusieve revolutie met Portici, een opera met en voor doven en horenden. Een geanimeerd gesprek over noden maar vooral uit noodzaak.

Een voorstelling vol licht en geluid, waarin gespeeld wordt met dubbelzinnigheden en liefst nog met een verrassende wending waardoor je anderhalf uur lang aan je zetel gekluisterd bent? Voor ‘ons’ is het de meest ‘normale’ zaak van de wereld. Maar wie is ‘ons’ en wat is ‘normaal’?

De zogenaamde prikkelarme of relaxed performances waarbij plotse geluids- of lichteffecten vermeden worden en mensen de mogelijkheid hebben de zaal te verlaten en terug binnen te komen wanneer nodig, zijn al langer een traditie in Engeland.

Ook in Vlaanderen is er steeds meer aandacht voor mensen met psychosociale noden als ADHD, hoogsensitiviteit en autisme. Met prikkelarme shoppingavonden, filmvoorstellingen, ja, zelfs een prikkelarm café met een chill out space… Maar het was wachten op Permit, oh permit my soul to rebel van Side-Show voor de eerste relaxed performance in Vlaanderen.

Ook voorstellingen voor mensen met visuele of auditieve noden blijven in het reguliere aanbod eerder de uitzondering dan de regel. Hebben we op vlak van inclusie op scène al een grote inhaalbeweging gemaakt, wat betreft een toegankelijkheidsbeleid voor een publiek met fysieke en/of psychosociale noden is er nog veel werk aan de winkel. Want daar zijn onze gesprekspartners aan de tafel, Aline Breucker en Quintijn Ketels (Side-Show) en Dahlia Pessemiers en Valéry Warnotte (Silence Radio) het roerend over eens: “De totale inclusie is een illusie, maar we kunnen op zijn minst de inspanning doen om niemand uit te sluiten.”

Aline en Quintijn, jullie voorstelling ‘Permit, oh permit’ is gegroeid uit een persoonlijke noodzaak?

Quintijn Ketels: “In 2019 organiseerde VIERNULVIER in Gent een debat waar Jesse Thom was uitgenodigd om haar ervaringen te delen. Thom heeft zelf La Tourette. Haar tics werden ooit als dusdanig storend ervaren dat ze verplicht werd in het regiehok apart plaats te nemen in plaats van in de zaal. Ze was toen zo verbolgen dat ze de strijd tegen de uitsluiting is aangegaan en één van de voorvechters van de disability movement in Engeland is geworden. Ze is inmiddels een gevierd comédienne met haar shows en lezingen over toegankelijkheid voor mensen met een speciale nood. Haar getuigenis in Gent was voor Aline en mij een echte eye opener. We waren daar vooral uit interesse voor onze zoon Antoine, die een complexe vorm van La Tourette heeft. Maar iemand als Thom die vanuit de kunsten zo activistisch bezig was, liet ons beseffen dat we zelf het heft in handen konden nemen. Het was de klik om Permit, oh permit… te maken.”

Aline Breucker: “Ik had het er altijd moeilijk mee dat we als gezin nooit eens Antoine konden meenemen naar een voorstelling zoals andere gezinnen dat doen. Bij onze vorige performance Portraits zocht onze zoon na vijf minuten al in paniek de uitgang, volledig overstuur. Het feit dat de deuren dicht zijn, dat hij langs mensen moet passeren, in een rij moet gaan zitten… dat is een verschrikking. De voorstelling Portraits start ook heel erg in stilte wat voor hem nog stresserender is omdat hij soms ongecontroleerde geluiden maakt.”

Quintijn: “In onze kunsttempels heerst in de zalen nog altijd de sacrale heiligheid dat er – het obligate applaus op het einde na – vooral geluisterd, gekeken en gezwegen moet worden.”

Dahlia Pessemiers: “Jaren geleden maakte ik een kindervoorstelling die eigenlijk eerder de sfeer had van een kamp. Het stuk kon gespeeld worden in klassen of op speelplaatsen en iedereen zat op kussens. Het feit dat kinderen samen in hun vertrouwde omgeving zaten, dat ze binnen en buiten konden wanneer ze wilden, van plaats konden wisselen, op de schoot kruipen, maakte een enorm verschil. In jeugdtheater zijn we dat inmiddels gewoon, maar eenmaal je acht jaar bent, wordt verwacht dat je stilletjes op een zetel op een rij anderhalf uur lang je tijd uitzit. Plots is er een sociale code waaraan iedereen moet beantwoorden.”

In tegenstelling tot veel inclusieve performances waarbij de bestaande voorstelling wordt geadapteerd, starten jullie beider voorstellingen al van bij het begin vanuit de inclusieve gedachte.

Dahlia: “In Engeland worden operavoorstellingen voor doven aangepast met een dubbelrol op scène of er wordt gewerkt met tabletvertaling. Hoe samen met doven en horenden een opera maken voor doven en horenden: dat is nu de bijzondere uitdaging van Portici. We vertrekken vanuit de talenten en noden van de ploeg en het publiek. Welke klanken en trillingen zijn belangrijk voor doven en klinken ook mooi voor horenden? We werken samen met doven, maar ook met een gerenommeerde operazangeres (Eurudike De Beul, red.) en evengoed met een slam poet. De revolutie zal klinken uit veel stemmen. De Stomme van Portici is de eerste opera ooit geschreven waarin het hoofdpersonage doof is. Alleen is er in het oorspronkelijke libretto niets voor dat hoofdpersonage uitgeschreven. Moeten we die dove dan laten spelen door een dove of mag dat ook door een horende? Het is een discussie die in de woke beweging ook erg aan de hand is. We gaan dat conflict op de scène uitspelen en net dat de aanleiding tot die revolutie laten zijn.”

Quintijn: “We wilden met Permit, oh permit een relaxed performance maken ook voor de artiesten. Het is een twee jaren lang en intens traject waardoor een aangename creatieomgeving des te belangrijker is. Zo hebben we een wisselende ploeg, niet met dubbelrollen maar met elk hun eigenheid op scène, zodat de spelers zich niet continu beschikbaar moeten houden maar ook vrijheid hebben voor andere projecten. Ook in de vele tests met het publiek met hun specifieke noden hebben we aandacht voor artiesten. Een relaxed performance moet evenzeer een safer space voor de artiesten zijn als voor het publiek.”

Aline: “Zo’n safer space creëren doe je niet alleen in de voorstelling met gedempt licht en geluid, een storyboard bij aanvang waarbij je uitlegt wat er allemaal gaat gebeuren… het zit in de ganse omkadering: hoe je communiceert, de mensen ontvangt, de infrastructuur van het gebouw. Mensen met autisme weten graag vooraf wat er gaat gebeuren. We zijn echt vertrokken vanuit de noden van ons gezin, en vele andere gezinnen in onze situatie.” 

Liever dan over beperkingen spreken jullie over noden.

Dahlia: “We hebben onze voorstelling bewust omgedoopt naar Portici en niet De stomme van Portici want doofstom is een scheldwoord. Doven hebben overigens geen beperking. Ze hebben jaren gestreden om van dat stigma verlost te worden, maar dat heeft ook zijn gevolgen. Doven hebben bijvoorbeeld geen recht op invaliditeitsuitkering, maar tegelijk hebben ze geen volledige toegang tot de arbeidsmarkt. Ook in onze professionele kunstensector overigens, waar dans- en acteeropleidingen daar niet aangepast aan zijn. En ook daarna stoot je op zoveel drempels. Toen ik samenwerkte met een blinde dichter mocht ik hem niet betalen omdat hij anders zijn invaliditeitsuitkering zou verliezen. Dat dit net in een sector gebeurt die zogenaamd heel open en divers is of althans wil zijn, is stuitend.”

Een beeld uit de voorstelling Permit, oh permit my soul to rebel van Side-Show.

Quintijn: “De beperking is een maatschappelijke constructie. We moeten weg van het binaire denken van mensen met een beperking of zonder beperking. In de Angelsaksische wereld spreekt men over temporary ablism (binnen de CRIP theorie, een kritisch voortbouwen op het vakgebied van disability studies en het uitbreiden van de queer theorie. ‘CRIP’ is de geuzennaam voor al wie afwijkt van ‘het normale’, ‘herkenbare’, red.). Uiteindelijk hebben we allemaal op een bepaald moment noden, als we ziek of oud worden. Er is een psychologische verklaring die stelt dat we bewust mensen met een nood uitsluiten omdat we liever negeren dat we allemaal met beperkingen zullen worden geconfronteerd. En Freudianen zeggen dan weer dat het ons geboortetrauma is dat opspeelt omdat we bang zijn om terug afhankelijk te worden.” (lacht)

Dahlia: “Mijn moeder heeft jarenlang gewerkt in Zonnelied, een dagcentrum voor mensen met een beperking. Ze nam vaak ook volwassenen of kinderen, die niemand hadden, mee naar ons thuis in het weekend. Ik heb dat altijd als gewoon beschouwd. Anders zijn was voor mij toen al de normaliteit.”

Aline: “Voor de circusartiesten op scène is dat ook heel confronterend gebleken in de testmomenten die we hadden met een mixed publiek van mensen met een specifieke nood. Hoe doe je een dubbele salto voor een publiek waar iemand misschien geen benen heeft? Niet door het niet te doen, maar wel door een gevoeligheid aan de dag te leggen.”

Dahlia: “We moeten waakzaam zijn voor een overwokeness dat beklemt en belemmert, maar het is inderdaad belangrijk om dat bewustzijn te creëren. In Engeland dien je bij elke creatie die je maakt bewust te weten waarom je bepaalde makers en spelers kiest. Kies je ervoor om twee oude blanke mannen op scène te zetten? Goed, zolang je daar een goede reden voor hebt. Heb je dat niet, dan word je terug naar de denktafel gestuurd. In Engeland staan ze daar al veel verder in. Tijdens de jaren 1970 en ’80 had je een sterke disability movement die op beleidsniveau sterk gewogen heeft om de sector meer toegankelijk te maken met aandacht voor de zichtbare en onzichtbare drempels. In Belfast is er een University of the Atypical dat mensen met een beperking en doven opleidt in de kunsten en ook het BAC (Battersea Arts Centre) in Londen heeft een enorme expertise uitgebouwd rond inclusieve werking. In Japan heeft elk theaterhuis een stilteruimte waar men zich kan afzonderen, die plek wordt gebruikt als borstvoedingsruimte maar evengoed ook voor wie overprikkeld is.”

Waarom lopen we hier zo achter?

Quintijn: “Misschien is het typisch Belgisch of Vlaams om elk op zijn eigen eilandje bezig te zijn rond inclusie. De trial and error wordt nog veel te weinig gedeeld. Vaak blijft het bij de zoveelste studiedag. Tegelijkertijd is er een groot gebrek aan kennis in de praktijk te waarderen en te integreren en valoriseren in het beleid.”

Dahlia: “Een ringleiding bijvoorbeeld, die nu zo gepromoot wordt in theaters, daar heeft een dove niets aan en voor slechthorenden blijkt het met de techniek te storen. Een van onze dove acteurs, Serge, is aangezocht om de vertaling te verzorgen voor de voorstellingen in NTGent. Dan moet hij tabletvertalingen maken, maar dan mis je  als dove de helft van de voorstelling omdat je voortdurend op je tablet zit te kijken. Het is jammer dat het idee van vertaling op tablets niet vooraf eerst aan de dovenwereld gevraagd wordt, in plaats van het idee onmiddellijk uit te voeren.”

Aline: “Nothing about us without us moet het uitgangspunt zijn. Nu worden zaken beslist over de hoofden van betrokkenen heen.”

Dahlia: “We zijn nu met Silence Radio een installatie aan het ontwikkelen die letterlijk ‘De Struikelblok’ heet, waarin iemand in de installatie kan gaan en zo proefondervindelijk ervaren wat bepaalde noden kunnen zijn zodat we daar bewust van worden en effectief kunnen ingrijpen. Er is genoeg over gesproken, nu is het tijd voor daden.”

Het cultuurbeleid ziet inclusie nochtans als een topprioriteit.

Quintijn: “Minister van Gelijke Kansen Bart Somers heeft een Samenlevingsplan opgesteld, waarin actiepunt 24 luidt: ‘Personen van buitenlandse afkomst of een beperking toeleiden naar cultuur’. Daar valt veel over te zeggen – niet in het minst hoe alles op één hoop wordt gegooid – maar daar is veel geld voor vrijgemaakt dat evenwel nog onvoldoende de organisaties bereikt.”

Dahlia: “Ten tijde van het participatiedecreet van Bert Anciaux kreeg ik een telefoon om in de commissie te gaan zitten omdat ze te weinig allochtonen hadden (Dahlia is van Belgisch-Marokkaanse afkomst, red.). Wat doe je op zo’n moment? Je kan kwaad worden of de handschoen oppakken en dat laatste heb ik gedaan. Maar eer er mensen met een bepaalde beperking of nood in een beoordelingspool zullen zetelen of in andere bestuursraden, dat gaat nog lang duren. Een Marokkaan bij de beoordelingscommissie zetten is gemakkelijker dan een dove of blinde. Want dan moet je zorgen voor een tolk à rato 65 euro per uur of aangepaste brailledocumenten en we hebben het toch al allemaal zo druk en te weinig geld. We moeten vooral geduld oefenen en overtuigd zijn dat het vooruit gaat en anders kan. Toen ik indertijd mijn voorstellingen aanbood, kreeg ik soms het laconieke antwoord ‘We hebben al een allochtone voorstelling in ons aanbod’. Dat zou je nu niet meer horen, enfin, dat hoop ik toch. Hetzelfde zou ook moeten zijn met inclusieve en relaxed performances. Het is geen genre, het is een wereldbeeld. De kunst zal zijn om ons niet kwaad te maken. Politiek strijdt tegen iets, activisten strijden voor iets. En het is met die energie die we moeten werken.”

Het wordt tijd om een Actiegroep 24 op te starten, me dunkt!

Dahlia: “Welja, Aline en Quintijn, ik zou jullie willen uitnodigen om met jullie en onze spelers samen te komen in onze werkplek om te zien hoe we dit met vereende krachten kunnen aanpakken.”

Quintijn: “Er moet een context gecreëerd worden die er nu nog niet is. Het is niet alleen aan ons, kunstenaars, om die verantwoordelijkheid op te nemen, maar aan de brede kunstensector om inclusie echt serieus te nemen. Qua diversiteit en inclusie op scène zijn er al grote stappen gezet, kijk maar naar pioniers als Alain Platel en Wim Vandekeybus en organisaties als Platform-k, Theater Stap en Scheldeoffensief. Maar het is niet omdat je mensen met een nood op scène zet, dat je daarom die mensen in het publiek hebt.”

Valéry Warnotte: “Dat mag niet verwonderen. Participatie en inclusie is een vakje dat gezelschappen en cultuurhuizen moeten aanvinken. Inclusie wordt verplicht door de overheid, maar wordt door de sector nog niet als noodzakelijk ervaren. Het is politiek gestuurd, alleen hebben de huizen te weinig middelen, tijd en expertise in huis om die ervaring al te kunnen integreren. Het beleid moet daartoe de instrumenten voor voorzien, in het letterlijk en figuurlijk toegankelijker maken van onze zalen.”

Aline: “De schouwburgen en festivals zijn nu allemaal heel geïnteresseerd over die relaxed performance waarin we een gemengd publiek van mensen met en zonder beperking willen. Maar meteen daarna voel je ook de paniek. ‘Oei, oei, hoe begin ik daaraan?’”

Dahlia: “Terwijl het simpel op te lossen is met tolken, pictogrammen, audiodescriptie… door vooraf te bepalen waar de beste plekken zijn voor mensen die claustrofobie hebben, voor wie geluid moet maken, voor wie een fysieke beperking heeft...”

Quintijn: “De ware toegankelijkheid is een gastvrije toegankelijkheid. We spreken dan van acces intimacy in plaats van forced intimacy. Opdat iemand in een rolstoel niet moet vragen: ‘Help mij om met mijn rolstoel binnen te geraken,’ maar omgekeerd dat huizen erop anticiperen dat die vraag niet gesteld moet worden en dat je zonder omwegen met je rolstoel binnen kan.”

Dahlia: “De interesse van schouwburgen naar meer inclusie is ook niet louter onbaatzuchtig, hè. Het is omdat schouwburgen merken dat er nood is aan verandering, aan een ander publiek. De coronacrisis, de vergrijzing, de blanke middenklasse die onder druk komt te staan… zijn we het oude publiek verloren en beseffen we nu plots – vijf na twaalf – dat we een ander en nieuw publiek moeten zoeken?”

Valéry: “We zijn onderweg misschien het publiek vergeten. In onze betrachting in het artistieke te excelleren zijn we het sociale aspect van het samenzijn vergeten. Ook bij de oorspronkelijke opera, die de onafhankelijkheid van België inluidde, was het niet het spektakel zelf die de revolutie inluidde maar wél het publiek. Laat ons dat niet vergeten. Wij, artiesten, zijn het medium, maar de revolutie begint bij het publiek!”

www.side-show.be
www.silenceradio.be