#9, juni 2021

Een hommage én tegelijk een parodie, kan dat?

Oké, bij Suske en Wiske heb je De schat van Beersel en De ringelingschat, maar in stripland is toch vooral Jommeke dé schattenspecialist! In zijn oudste avontuur, De jacht op een voetbal (1959), ging het al om een bom geld: het testament van de steenrijke gravin Groenvijver. Twee jaar later, in De schildpaddenschat, vindt de blonde held zijn ware roeping: het jagen op echte, fonkelende schatten, bij voorkeur via een geheimzinnige schatkaart. Zeker, het overgrote deel daarvan schonk hij fideel aan de arme kinderen, maar ooit moest de Belgische fiscus zich wel mengen. Dat gebeurt in Jommeke in de knel én de penarie van Jelle De Beule en Thijs De Cloedt.

Jommeke en Flip (c) Standaard Uitgeverij

Jommeke en Flip (c) Standaard Uitgeverij

Enkele nummers geleden (#5) had Stripgids aandacht voor het fenomeen van de spin-off in het Vlaamse striplandschap. Het bekendst is waarschijnlijk de succesvolle zesdelige ‘Suske en Wiske’-spin-off ‘Amoras’, door Marc Legendre en Charel Cambré (2013-2015). Daarin zijn alle vertrouwde personages ouder en gaat het er een stuk grimmiger aan toe dan in het origineel. Een andere insteek hebben opzichzelfstaande albums waarin telkens andere stripmakers een eigen verhaal verzinnen met de bekende cast van een geliefde familiestripreeks. Bij ‘Robbedoes’ hanteert men deze aanpak al vijftien jaar (‘Le Spirou de …’), maar bij Vlaamse reeksen was het – op een actie van SOS Kinderdorpen met ‘Suske en Wiske’ (2015) na – eigenlijk wachten tot 2017. Toen verscheen met Cromimi, door Yann en Gerben Valkema, het eerste zogenaamd ‘Suske en Wiske door …’-album. In hetzelfde jaar deed Kim Duchateau met De zeven vloeken iets gelijkaardigs met zijn geliefde ‘Nero’. Beide ‘door …-albums’ kregen intussen navolging van andere bekende scenaristen en tekenaars uit de Lage Landen.

‘Jommeke’, dat andere Vlaamse familiemonument, uit de tekenpen van Jef Nys (1927-2009), stond bij deze ontwikkelingen behoorlijk lang aan de zijlijn. Er is wel de ‘Jomme’-reeks, met De jacht op een voetbal van Griffo, Paradijseiland van Steven Dupré en De haaienrots van Conz (2018-2020). Alleen zijn dat eigenlijk actualiseringen: ze zijn gebaseerd op bestaande ‘Jommeke­’-albums, in de eerste twee gevallen zelfs klassiekers van formaat. Maar dit voorjaar pakte Standaard Uitgeverij, sinds de fusie in 2019 met Ballon Media de uitgeverij van ‘Jommeke’, uit met groot nieuws: een nagelnieuw verhaal op scenario van bekende Vlaming Jelle De Beule, getekend door diens goede vriend Thijs De Cloedt. Die laatste is in stripland vrij onbekend, maar de meesten onder ons kennen zeker de animaties van Jonas Geirnaerts ‘Kabouter Wesley’, waar designer en muzikant De Cloedt de hand in had.

Maar het fiscus-vindt-Jommeke-idee ontsproot dus aan het brein van scenarist De Beule. Sinds het opdelven van de al genoemde schildpaddenschat, met zijn blinkende kronen, armbanden en halskettingen, is het hek inderdaad van de dam voor Jommeke. Goud, zilver, briljanten, robijnen, zonnestenen, saffieren, smaragden, diamanten … kruisen sindsdien onverdroten zijn pad. En het gaat niet alleen om schatten in van die typische, op te graven zware houten kisten met metalen beslag, maar evengoed om giraffen, zwaarden, jaguars en zelfs rapen in allerlei edelmetalen. Dat alles heeft de Federale Overheidsdienst Financiën vakkundig en een tikkeltje autistisch weten op te lijsten. En die exhaustieve schattenlijst prijkt in Jommeke in de knel én de penarie, allicht de vier meest atypische albumpagina’s uit de Vlaamse stripgeschiedenis. Gigantisch veel tekst en zo droog dat je er geregeld minstens bij gniffelt. Voor de minutieuze beschrijvingen van al dat belastbaar roerend goed, de herkomst en waardebepaling ervan, én de “[g]eschatte waarde zonder tegenbewijs” kon De Beule de bereidwillige hulp inroepen van advocaten fiscaal recht, econoom Geert Noels en rekenwonder Gaëtan De Weert (die in 2011 afrekende met de Vlaamse belspelletjes in het Neveneffectenprogramma Basta). Stripgids strikte de scenarist.

We beginnen bij het begin: hoe heb jij ‘Jommeke’ ontdekt?

“Mijn grootouders hadden thuis Het Volk. Ik moet een jaar of zes zijn geweest toen er in die krant een heruitgave liep van De jacht op een voetbal (in 1987 verschenen als #143, red.). Ik dacht meteen: ik herken dat! Mijn oma had ergens in huis een oude, beduimelde versie liggen van dat eerste avontuur. Ik ben dat toen in de krant gaan volgen en de verschillen beginnen te vergelijken. Iets later kocht ik ook zelf albums en begon ik de strips over te tekenen. Het eerst deed ik dat met Het levenselixir (#145, 1988). De albums uit die periode reken ik eigenlijk nog altijd onder de beste. Tegelijkertijd ontdekte ik de oude albums die bij mijn grootmoeder lagen, zoals Kinderen baas (#26, 1966), waarvan ik dan ook scènes ging natekenen. Jaren daarna begon ik ook personages, zoals de Koningin van Onderland, en situaties te parodiëren of toe te passen op mijn eigen prepuberale leefwereld. Ik heb nog tekeningen waarop ‘Jommeke’-figuren elkaar ‘in de ballen sjotten’.”

Jommeke (c) Standaard Uitgeverij

Dat jij een voorliefde voor ‘Jommeke’ hebt, hadden we al kunnen weten. Dertien jaar geleden, in een aflevering van Neveneffecten, kropen jij en je collega’s al eens in de huid van bekende ‘Jommeke’-personages. Is tekenaar Thijs De Cloedt een even grote ‘Jommeke’-fan als jij? Of heeft hij zich serieus moeten inwerken in Jef Nys’ universum?

“Geen van beide, eigenlijk. Thijs las ‘Jommeke’ als kind, maar hij hield, denk ik, meer van ‘Suske en Wiske’. In principe hoefde hij zich inhoudelijk niet in te werken, maar wel in de stijl en vormgeving natuurlijk. Qua lay-out, bijvoorbeeld, verloopt de vertelling klassiek via de typische vier stroken per pagina. En hij heeft ook rekening gehouden met de stijl van de huizen en het design uit de jaren zestig en dergelijke, maar nu ook weer niet krampachtig. Veel dingen van toen, zoals visgraatparket, zijn trouwens nu weer hip. Daardoor heeft het ook iets moderns. Het scenario lag er dan wel, maar Thijs heeft zich toch ook nog kunnen uitleven met visuele detailhumor. Denk aan die houten lepels aan de riem van die ‘wezen, hulpbehoevenden en kinderen die in de sukkelstraat zitten’. Ik wist dat er door mijn scenario al veel comedy in het verhaal zou zitten, en ik had met het oog daarop ook de nieuwe personages al uitgeschetst, zoals die stoffige belastingcontroleur Jan Geldmans, een soort administratieve autist. Ook voor die pater in dat weeshuis, die net als die weeskinderen praat in de taal van de oude Jommekes, had ik al uitgemaakt of die mager dan wel dik moest zijn, wat voor een kop die moest hebben, enzovoort. Door dat scenario te schrijven was alles al bijna gevisualiseerd in mijn hoofd, maar dan moest het enorme werk van de tekenaar natuurlijk nog beginnen. En door visuele details als die lepels heeft Thijs er dus nog comedy aan kunnen toevoegen.”

Vanwaar het idee om uitgerekend een schattenalbum te maken?

“De uitgeverij wist natuurlijk al dat ik iets had met ‘Jommeke’. Een heel open brainstorm daar ging eerst alle kanten op. Ik wilde weleens iets doen over de voorgeschiedenis van Anatool; hem wegtrekken uit dat kinderuniversum, zoals in ‘Amoras’. Ik heb zelf geen tijd om een hele strip te tekenen, maar ik zou naast het scenario bijvoorbeeld ook de cover voor mijn rekening kunnen nemen. Het leek me een leuk idee om het Anatoolpersonage eens uitgepuurd te schilderen, in clair-obscur, er een donkerder versie van te maken. De uitgeverij stond daar voor open en had het daarnaast ook over de ‘Jomme’-reeks. Wat Steven Dupré daar met Paradijseiland gedaan heeft, vond ik geestig en heel knap, ook omdat hij zo’n toptekenaar is. Maar het soort humor dat ik beoogde, paste eigenlijk niet goed bij die ‘Jomme’-actualiseringen. Ik wilde wel iets doen met die humor van toen, maar als je die naar onze tijd brengt, valt het net op hoe oubollig die huis-tuin-en-keukenmoppen vanonder de kerktoren zijn. Die charme van toen kun je, vind ik, niet vertalen in actualiseringen. Ik wilde ook per se de namen ‘Jommeke’ en ‘Filiberke’ behouden, in plaats van ‘Jomme’ en ‘Fille’. Dus dacht ik: ik ga iets nieuws doen. Ik had ooit het idee om een tv-programma te maken rond ‘realiteitsgehalte in strips’, iets wetenschappelijks, à la Scheire en de schepping. Zo’n vliegende bol, bijvoorbeeld, of de teletijdmachine uit ‘Suske en Wiske’: kan zoiets, hoever staan we daarin? En een van mijn ideeën daarbij was: als je al dat goud van bij ‘Jommeke’ in omloop zou brengen, ontwricht je dan onze economie? Dat wou ik altijd al eens laten uitrekenen … Om erachter te komen hoeveel goud er nu verhoudingsgewijs in al die schatkisten moet hebben gezeten, had ik zelf al zitten berekenen hoeveel volumeverlies je hebt wanneer je munten in een pot steekt en van die dingen. Ik vond dat een toffe basis en dan is het kwestie van daar een verhaal rond te verzinnen.”

Waarom was Jef Nys zo gefascineerd door schatten, denk je?

“Goh, moeilijke vraag. Wat hij er persoonlijk mee had, weet ik niet, maar voor een scenarist is zo’n schat natuurlijk altijd handig. Die zorgt voor een doel. De oudste verhaalvormen zijn queesten. Je hebt als verteller en toehoorder meteen een beeld van het eindpunt voor ogen, en tussenin is er tijd en ruimte voor obstakels – bijvoorbeeld een boef als Anatool. Een simpele verhaalvorm, maar ook een van de meest effectieve. En Jef Nys heeft die heel vaak gebruikt, ook al omdat hij Jommeke al snel heeft weten los te trekken van zijn ouders. In de beginavonturen komen die nog vaak in beeld, maar vanaf het vierde album, ‘Purpere pillen’ (1960), krijg je er professor Gobelijn bij, die dan wel een genie is, maar tegelijkertijd even onnozel en impulsief als kinderen. Net zo iemand neemt dan min of meer de ouderrol op zich. Wat ik nu zeg, is misschien overgepsychologiseerd, maar door Gobelijn komt Jommeke hoe dan ook handiger in die queesteplot terecht dan door zijn ouders.”

Gobelijn komt even voor in Jommeke in de knel én de penarie, maar al bij al gebruik je maar een vrij beperkte cast in het album? Was dat de bedoeling?

“Eerst had ik nog andere personages in mijn script staan. Als je geld nodig hebt, zoals Jommeke in dit album, is het logisch dat je dat eerst vraagt aan je rijke vrienden. Dus deed ik Jommeke aanvankelijk bellen met Madam Pepermunt. Maar dan moest ik een reden verzinnen waarom ze hem niet kon helpen. Omdat haar goudmijn ingestort was, bijvoorbeeld, en daar zat niet voldoende comedy in. Er zat meer humor en actie in het parodiëren van clichématige situaties met boodschappen in flessen. Of in het (niet‑)vinden van aanwijzingen in standbeelden die in gruzelementen vallen. En dus ging Madam Pepermunt eruit: als je een personage niet nodig hebt, moet je het weglaten. Ik heb ook nog aan Kwak en Boemel gedacht, met enkele woordspelingen over hun hol (waarin zij wonen, red.) ... maar ook die hebben het niet gehaald. Ook om de tekenaar wat te sparen was het natuurlijk handig om het aantal personages relatief beperkt te houden. Ik heb nooit gesnapt dat Jef Nys zich dat heeft aangedaan om in die avonturen zo vaak al die kinderen met al hun beesten te tekenen. Ik verwijs daar ook naar in het album, in die passage met de Miekes.”

Jommeke (c) Standaard Uitgeverij

Dat is inderdaad de enige plek waar we een aantal stroken lang de Miekes te zien krijgen. Je verwijst daar expliciet naar de bekende en de laatste jaren verguisde genderstereotypering in ‘Jommeke’. Vond je dat je dat moest doen?

“Nee, ik voelde mij niet geroepen om op de barricaden te gaan staan. Die passage is niet echt op te vatten als een statement of zo. Ik vond dat gewoon een goeie comedysituatie. Het is natuurlijk een bekend gegeven dat het vrouwbeeld in ‘Jommeke’ zeer ouderwets is en een comedy-situatie daarover kon ik moeilijk laten liggen. Aan dat comedy­-gehalte hecht ik veel belang. Het is zeker fijn als ik hoor dat mensen het album geestig vinden. Maar het grootste compliment is voor mij toch wanneer ze me zeggen dat ze er ook hardop mee hebben moeten lachen.”

Als kind hoogstwaarschijnlijk niet, maar vind je ‘Jommeke’, als je terugkijkt, nu fout?

Nu begrijp ik het uiteraard wanneer mensen zeggen dat ‘Jommeke’ fout is, maar of de reeks destijds, in mijn kindertijd of ervoor, al fout zou kunnen geweest zijn, daar heb ik nooit bij stilgestaan. Tot ik een gesprek had met Guy Mortier (van Humo, dat het album al drie weken voor de officiële verschijningsdatum ‘in primeur’ bij zijn tijdschrift aanbood, red.). Die snapte niet hoe iemand kan dwepen met ‘Jommeke’, die reeks met die gebrekkige taal en dat verschrikkelijke wereldbeeld. Ik ken natuurlijk wel dat artikel van Staf Herten, die in de jaren tachtig een snoeiharde analyse maakte van het ‘vreselijk slechte Nederlands’, het seksisme en kolonialisme van Jef Nys. Ik heb altijd gedacht: dat was de tijdgeest toen in de jaren zestig, zeventig, tachtig. Wel, dat was inderdaad de tijdgeest, maar dan de tijdgeest bij conservatieven, niet de tijdgeest bij linkse of liberalere mensen. Voor linkse mensen als de lezers van Humo was die hele ‘Jommeke’ niet te pruimen. Nu, ik ben zelf ook eerder progressief, maar mij storen die dingen niet – en ik hou sowieso niet van revisionisme. Ik heb in elk geval niet het gevoel dat ik misogyn of racistisch ben geworden door Jommekes te lezen. Maar ik besef nu dat ‘Jommeke’ dus ook vroeger al fout kon zijn.”

Smaakt dit album voor jou en Thijs naar meer? Komt er een vervolg?

“We hebben geen plannen. Van dit soort albums kun je er eigenlijk niet veel maken, maar het ‘Jommeke’-oeuvre bevat nog genoeg clichés die ik nog niet aan bod liet komen. Daarrond zou je misschien nog een album of twee kunnen verzinnen. Ik denk aan die typische plot waarbij de inwoners van Zonnedorp door een uitvinding van Gobelijn per vergissing een staart of een slurf krijgen, of fruit op hun hoofd. Of aan Jef Nys’ rare fascinatie voor apen, die hij dan kolonialistisch gaat inzetten als werkkracht. Zoals gezegd wil ik ooit ook nog eens iets doen met de slechteriken, zoals Anatool, of Kwak en Boemel. Wat deden die vóór ze Jommeke tegenkwamen? Thijs stelde me al voor om nu samen eens een ‘Suske en Wiske’ te maken, maar ik ken dat universum niet goed genoeg, vrees ik.”

We naderen het einde. Is Jommeke in de knel én de penarie nu een hommage of een parodie, of allebei?

“Allebei. (resoluut) Het is, denk ik, een hommage met parodie-elementen. Ik ben natuurlijk niet meer de ‘Jommeke’-fan van toen ik acht was, maar ik heb nog altijd te veel liefde voor die reeks om die – als in een echte parodie – volledig neer te halen. Al die clichés, zoals zomaar door ramen (zonder glas) kunnen springen of op een onnozele manier een schat kunnen vinden, vind ik nog altijd heel plezant. En die zijn ook gewoon een deel van de humor van dit album. Ik wilde niets maken waarvan de lezers zouden denken: ‘Ha, zie die Jelle De Beule zich eens boven Jef Nys stellen’. Vandaar ook de speech van Filiberke, tegen het einde, die er ons allemaal aan herinnert dat ‘Jommeke’ gewoon een toffe kinderstrip is. Dus de parodie-elementen zitten erin voor het humoreffect, maar tegelijk wilde ik met dit album de waarde van dit oeuvre erkennen, zoals in een hommage dus. En zo heeft Jo Berckmans, de weduwe van Jef Nys, het ook gezien. Tot mijn blijdschap stuurde ze me een bericht met daarin een korte, erg rake analyse. In woorden die wel van Jef Nys zelf hadden kunnen komen; geweldig! ‘Ik denk dat Jef er zelf deugd van zou gehad hebben’, schreef ze me.”

Tot slot: je kinderen hebben, net als die van Thijs, ook een bijdrage geleverd aan dit album. Beschouw je het als een missie om ‘Jommeke’-fans van hen te maken?

“Een ‘missie’ is veel gezegd, maar ja, ik heb aan ‘Jommeke’ zoveel plezier beleefd, dus wil ik dat ook mijn kinderen aanbieden. Maar ik weet ook wel: datzelfde jeugdsentiment kan nooit meer terugkomen. Mijn oudste zoon is eigenlijk al fan, en hij heeft ook dit album graag gelezen. Vroeger las ik hem nu en dan voor het slapengaan ‘Jommeke’-albums voor. Het was curieus om te zien hoe hij dan soms veel sneller dan ik bepaalde inconsequenties tussen de plaatjes onderling ontdekte. Ik denk dat wij als volwassenen die dingen, zoals de grootte van een schatkist bijvoorbeeld, meteen automatisch in ons hoofd uniformiseren. Ik zou ‘Jommeke’ eigenlijk ook eens moeten beginnen voor te lezen aan mijn jongste twee kinderen. Voorlezen vind ik sowieso heel belangrijk. Ik wil er mijn kinderen taal én verhalen mee aanbieden. Ik wil dat ze veel sprookjes en andere klassiekers leren kennen, maar met het aanreiken van die ‘Jommeke’-verhalen is ook niks mis.”

Dit interview kwam tot stand binnen het COMICS-project van de Universiteit Gent dankzij een beurs van het European Research Council (ERC), als deel van het onderzoeks- en innovatieprogramma Horizon 2020 van de Europese Unie (beursnummer 758502).

Meer weten over het jongste nummer van Stripgids?