Niet zo heel lang geleden had ik, zoals vele Vlamingen, een bureaujob. Eentje met een sterke ecologische ambitie. Alles erop gericht om de noodzakelijke transitie mogelijk te maken. Want dat die nodig is, daar ben ik al heel lang heel erg van overtuigd.
Vandaag schrijf ik vanuit een heel andere context. Ik schrijf nu als prille boerin. Ik ben momenteel een landbouwbedrijf aan het opstarten in Vremde (Boechout, Antwerpse rand). Veel wijsheden uit de praktijk kan ik niet delen, want alles moet nog beginnen. Maar ik kan wel iets vertellen over waarom agro-ecologie me zo hard raakt dat ik het aandurfde om (of bijna niet anders meer kon dan) een radicale carrièreswitch te maken.
Want evident is dat niet. Ik had een vast en mooi loon, vakantie, een werklocatie afgeschermd van extreme weerfenomenen, tijd voor mijn gezin, … Er is heel wat comfort dat ik los laat voor een onzekere toekomst.
Waarom dan toch? Waarom zo zot zijn? En ik ben niet de enige. Jaarlijks studeren er bij Landwijzer gemiddeld een twintigtal cursisten af die ook vastberaden zijn om in weer en wind, in hagelstorm en hittegolf, … gezonde voeding voor mensen te gaan produceren. En daarmee de verbinding te vormen tussen de aarde en gemeenschap.
Hoe het bij mij liep …
Ik ben opgegroeid met een grote gevoeligheid voor wat wij als mens elkaar en de planeet aandoen. Ik ben biologie gaan studeren: de studie van de wonderlijke levende wereld. En milieuwetenschappen nadien, om de interactie van de mens met die levende wereld beter te leren begrijpen. Want heel goed loopt dat niet.
En ik rolde vrij snel in jobs waarin het de bedoeling is om mensen te overtuigen een soort van omslag te maken: meer fietsen, minder de auto nemen, meer hergebruiken, minder nieuwe spullen kopen, … Die ecologische voetafdruk moet omlaag! Want die is te groot. Dat is de grote consensus van ons milieubeleid: de impact van de mens op de draagkracht van de planeet moet naar beneden. Elk jaar consumeren we hier in het Westen per jaar ongeveer vijf maal wat de aarde in één jaar kan regenereren. Dat is niet vol te houden. Dat beeld is jullie ongetwijfeld bekend.
Wat me in die periode erg heeft geholpen en heel veel troost bood waren verhalen van niet-westerse ecologen, vaak vrouwen. Zij vertellen vanuit een wereldbeeld dat nieuw was voor mij.
Hoe overtuigd ik ook was en hoe hard ik ook mijn best deed: elk jaar van mijn carrière steeg het autobezit (en -gebruik). En dat niet alleen, ook de verkoop van nieuwe spullen boomde. Ook al had Vlaanderen toen ik afstudeerde al bijna geen bossen meer: er bleven er meer verdwijnen dan bijkomen. Extra industrieparken waren nodig. Nieuwe shoppingcentra moesten aangelegd worden. Oosterweelverbindingen gegraven, de haven moest uitgebreid, een nieuwe plastiekfabriek moest er komen …
De lijst is eindeloos. En wanneer zou dat keerpunt komen?
Ik werd er moedeloos van …
Als reactie ging ik steeds meer focussen op mijn eigen voetafdruk, dat was tenminste iets waar ik wel controle over had: niet vliegen, zo weinig mogelijk de auto nemen, tweedehandskleding kopen, heel kort douchen, geen vlees eten, groenten rechtstreeks bij de lokale bioboer halen …
Maar stilaan begon ik te merken dat ik steeds minder bewegingsruimte had. Dat ik mezelf aan het uitgummen was. Want als je het idee van de voetafdruk sterk doortrekt, dan kan je er misschien beter niet meer zijn? Geen impact meer, de aarde is beter af. Of toch zeker geen kinderen krijgen … Want dat is weer een voetafdruk erbij!
En terwijl ik zo mijn best doe, neemt mijn buurman — zonder verpinken — vier keer per jaar het vliegtuig.
Dus voilà, ik liep vast. Ik werd verdrietig, angstig en boos. Ik zag geen oplossing meer en nog minder wist ik wat mijn rol kon zijn.
Ik had nood aan een andere rol in een ander verhaal.
Maar wat dan? Bestond dat wel? En waar kon ik dat vinden?
Wat me in die periode erg heeft geholpen en heel veel troost bood waren verhalen van niet-westerse ecologen, vaak vrouwen. Zij vertellen vanuit een wereldbeeld dat nieuw was voor mij. Een waar ik niet mee ben opgegroeid, maar dat toch heel vertrouwd en herkenbaar aanvoelt. Een kijk op de levende wereld waar wij mensen onlosmakelijk mee verbonden zijn.
Het raakte me en gaf me weer energie.
Zo kwam ik tot het inzicht dat die voetafdruk ook een gevolg is van het idee dat wij mensen buiten de natuur staan. Er zit een intrinsiek geloof in dat wij mensen enkel een negatieve impact kunnen hebben op onze omgeving. En het enige dat we kunnen proberen doen is: ‘minder negatief zijn’ (door sommigen wordt dit vertaald als ‘we zijn met te veel’, ‘overbevolking is het probleem’).
Neen dus, dat denkbeeld is fout. De natuur ligt niet buiten ons, is niet passief of inert. De aarde leeft en heeft wel iets te zeggen. En wij mensen maken daar deel van uit. Als we natuur vernietigen, vernietigen we onszelf. Zover zijn we al.
Maar het omgekeerde is ook waar: wij mensen kunnen actief participeren in het herstel van levende systemen. Onze menselijke impact kan positief zijn. We kunnen een sleutelsoort zijn in ecosystemen en ecologisch herstel vele malen versnellen. We hoeven dat niet in twijfel te trekken. Daar is overal bewijs voor te vinden. In Canada zijn restanten voedselbossen gevonden waar de ecologische diversiteit (vandaag nog steeds) hoger ligt dan in de omringende oerbossen. Mensen hebben daar, lang geleden, door vernuftig aanplanten en introduceren van soorten, meer ecologische niches opgevuld. In China, in het Löss-plateau, werd een gebied ter grootte van België in minder dan vijftien jaar tijd van een dor landschap hersteld tot een groene oase. En overal ter wereld tonen kleinschalige landbouwers dat je voedsel kan produceren op een manier waarmee je de draagkracht van het ecosysteem versterkt.
Dat is regeneratie. Dat is actief participeren aan ecologisch herstel. Dat is je ecologische handafdruk vergroten.
En het allerleukste aan dit hele proces, is dat het wederkerig in elkaar zit. Als wij voor de aarde zorgen, zorgt de aarde voor ons. Als wij mensen ons verbinden met een plek en ruimte creëren voor meer leven, dan verbindt deze plek ons mensen.
Jaarlijks studeren er bij Landwijzer gemiddeld een twintigtal cursisten af die ook vastberaden zijn om in weer en wind, in hagelstorm en hittegolf … gezonde voeding voor mensen te gaan produceren.
En dat is agro-ecologie voor mij. Agro-ecologie biedt een kader waarmee ik dit in de praktijk vorm kan geven. Agro-ecologie is een wereldwijde sociale beweging, waardoor ik me gesteund voel en waar ik deel van wil uitmaken. En agro-ecologie verbindt nieuwe en oude manieren van weten met elkaar tot toepasbare praktijken. Want dat is waar wij westerlingen nog heel wat werk hebben. Er is veel om af te leren en er zijn heel veel dingen die we ons opnieuw moeten herinneren.
En daar krijg ik energie van. Daar krijg je mij voor uit mijn bed. Ook al is het niet evident. Ook al moet ik uit mijn comfortzone komen. Ook al is het tegen de stroom inroeien. Ook al moet ook ik nog vele oude reflexen afleren en nieuwe inzichten opdoen.
Het maakt iets uit.
Vandaag.
En ik bouw aan een wereld zoals ik graag zou willen dat die eruit ziet.
Ik heb mijn bedrijf Grassroots genoemd, naar de wereldwijde sociale bewegingen die van onderop ijveren voor verandering. Maar ook omdat gras en haar wortels een erg belangrijke rol spelen in koolstofopbouw en de regeneratie van de bodem.
Er zal dus veel gras zijn op Grassroots. Maar er komt ook ruimte voor:
een kleine, maar intensieve groentetuin op compostbedden. Dat laat toe om de bodem niet meer te verstoren, geen gemotoriseerde machines te gebruiken en toch heel wat groenten te produceren.
er komt ook een voedselbos, aangeplant in randen, waar verschillende soorten fruit, bessen, noten en kruiden door elkaar groeien. Goed ontworpen met oog op oogstgemak en onderhoud, met een grasstrook tussenin, waar kippen tussenin kunnen scharrelen.
Er komt ook veel ruimte voor water. Water is super belangrijk als je meer leven wil uitnodigen. Water is ook belangrijk voor het herstel van onze verstoorde waterhuishouding. En water kan ook een interessant microklimaat gaan creëren, waar de temperatuur milder is bij vorst enerzijds, maar evengoed tijdens lange warme periodes.
Langs de rand en in het noorden mag de natuur steeds meer zijn gang gaan. Daar hoeven wij mensen niet zo vaak te komen en is er meer ruimte voor niet-mensen.
Wij mensen kunnen actief participeren in het herstel van levende systemen. Onze menselijke impact kan positief zijn. We kunnen een sleutelsoort zijn in ecosystemen en ecologisch herstel vele malen versnellen.
Dat zijn hele grote plannen.
Veel te groot voor één, zij het ambitieuze, boerin als ik.
Want dat is wel duidelijk: ik kan dit niet alleen.
Hopelijk komen er op termijn nog wat boerinnen bij. Maar daarmee is het niet opgelost. Er zijn vrijwillige handen nodig die helpen bij het vele werk, er zijn voldoende trouwe klanten nodig die steunen, er zijn burgers nodig die de grond op termijn willen vrijkopen, er zijn burgers nodig die mee willen investeren, ik heb een lokaal bestuur nodig dat creatief meedenkt binnen bestaande wetgeving, ik heb ambtenaren nodig die hun nek durven uitsteken, ik heb politici nodig die het beleid een andere richting uitduwen, …
Je kan zoiets niet alleen, en misschien is dat net de clou.
Misschien is dat zo eigen aan dat nieuwe verhaal?
Alleen als we het samen doen, kan het lukken.
Wie doet er mee?
Lien (°1981) is bioboerin en hoofddocent Agroecologie bij Landwijzer, een vormingsinstelling voor biologische en biodynamische landbouw. Ze is ook vrijwilliger bij Vitale Rassen, een vzw die zaden — door boeren geselecteerd en vermeerderd — op de markt brengt en strijdt voor meer agrobiodiversiteit.