november 2021

Niets minder dan de kosmos is het onderwerp van de cultuurhistorische tentoonstelling Verbeelding van het universum in Museum M (Leuven). Drie jaar werkte professor Jan Van der Stock samen met zijn team Illuminare – Studiecentrum voor middeleeuwse en renaissancekunst van de KU Leuven aan de realisatie. “Elk stuk dat we tonen, is een heel verhaal op zich.”

Denk eraan omhoog te kijken, naar de sterren, en niet naar beneden, naar je tenen. Probeer om wat je ziet te begrijpen en sta verwonderd over het bestaan van het universum. Wees nieuwsgierig.

Het (vrij vertaalde) citaat is van de wereldvermaarde kosmoloog Stephen Hawking (1942-2018) en verwelkomt je in de Verbeelding van het universum. De prestigieuze tentoonstelling maakt deel uit van KNAL! Stadsfestival van de Big Bang in Leuven – een eerbetoon aan priester-professor Georges Lemaître (1894-1966), de grondlegger van de oerknaltheorie (1931). De negentigste verjaardag van zijn omschrijving van het uitdijende heelal – die intussen bekendstaat als de Big Bang-theorie (destijds een spotnaam, overigens) – staat centraal in een artistiek-wetenschappelijk festival rond het ontstaan van de kosmos. 

Het snijvlak van wetenschap en kunst loopt dan ook als een rode draad door Verbeelding van het universum, de opzienbarende tentoonstelling die loopt in Museum M en gecureerd werd door professor Jan Van der Stock. “Uitgangspunt is de eeuwige verwondering, de ervaring die iedereen die opkijkt naar de sterren wel eens heeft: waar ben ik? Wat is dit allemaal?”

Hoe vertel je in hemelsnaam het verhaal van een zo onmetelijk onderwerp als het universum in enkele museumzalen?

Jan Van der Stock: “Het adagium ‘minder is meer’ bewijst voor Verbeelding van het universum nog maar eens zijn waarde. Omdat de voorstelling van het heelal onmogelijk te vatten is vanuit alle invalshoeken en culturen, hebben we ons geconcentreerd op de westerse traditie. In de praktijk komt het erop neer dat ik een groot blad papier voor me leg en er met een stift een paar krachtlijnen op uitteken. De vraag die me dan – en gedurende het hele proces dat erop volgt – bezighoudt: hoe moet je iets zo complex als de verbeelding van het universum op een redelijk behapbare manier voorstellen zodat elke geïnteresseerde het begrijpt, zonder simplistisch te worden? Eigenlijk moet je komen tot een concept waarvan de bezoeker niet merkt dat er een concept achter zit. Er moet een soort vanzelfsprekendheid uitstralen die mensen doet zeggen: ‘Maar natuurlijk…’ Terwijl je als curator weet dat het zo ‘natuurlijk’ niet is, dat je de Verbeelding van het universum op tientallen verschillende manieren kunt aanpakken.”

Curator en professor Jan Van der Stock

Een concept uitwerken waarvan de bezoeker niet merkt dat er een concept achter zit: dat is het doel

Jan Van der Stock

“Ook al lijstten mijn medewerkers, collega’s en ik in het begin wel duizend stukken op die niet zouden misstaan op de tentoonstelling, toch was het doel om nooit meer dan honderd catalogusnummers over te houden. Bij de keuze van de stukken komt het erop aan om het wenselijke op het haalbare af te stemmen. Sommige stukken zijn onhaalbaar, andere komen onverwacht toch binnen handbereik. Van bij het begin werk ik met een powerpoint waarop alle beelden staan. Mocht je mijn lijst van drie jaar geleden naast de uiteindelijke tentoonstelling leggen, zou je merken dat je heel flexibel moet zijn in de realisatie. Een expo groeit. Ik sta er ’s morgens mee op en ga er ’s avonds mee slapen. Dag en nacht ben ik bezig om het te verfijnen.”

Wat maakt dat het soms niet haalbaar is om een object tot in de tentoonstellingszaal te krijgen?

“Dat is in eerste instantie technisch. Als een conservator of restaurateur zegt dat iets niet kan reizen, dan is dat zo. Daar ga ik nooit over discussiëren. Wij gaan niet bijdragen tot het vernietigen van het patrimonium. Dat is een belangrijke stelregel. Een tweede beperking is van financiële aard. Ik had graag een aantal stukken uit de Verenigde Staten laten overkomen, maar in volle coronatijd voelde ik dat dat moeilijk zou worden en ook een financiële aderlating zou betekenen. Voor die voorwerpen hebben we alternatieven gevonden die even goed zijn om het verhaal te vertellen. Maar vaak is het ook een kwestie van frak uit en knokken als blijkt dat het geen sinecure is om een cruciaal werk te laten overkomen.”

Hoe is de tentoonstelling na al dat wikken en wegen uiteindelijk opgebouwd?

“Vertrekpunt is de eeuwige verwondering. De prehistorische mens, de Babyloniërs, de oude Egyptenaren, Grieken en Romeinen… Allen hebben objecten gemaakt die hun verwondering, hun vragen over de kosmos verbeeldden. Doorheen de tijd formuleerde de mens ook antwoorden op die vragen: mythologische, religieuze, artistieke en wetenschappelijke antwoorden. In de Joods-christelijke traditie is dat Genesis. De Grieken en Romeinen hadden mythologische verhalen. En dan is er de wetenschap: bij Aristoteles en Ptolemaeus stond de aarde in het centrum van het universum. Men wist toen al dat de aarde een bol is. Het idee van een platte aarde waar je vanaf kunt vallen is toch vooral een 19de-eeuwse romantische voorstelling van ‘de domme middeleeuwers’. Tussen haakjes: ook nu nog zijn er mensen die denken dat onze planeet een platte schijf is. De wetenschappelijke kennis van de Grieken keerde via Arabische wetenschappers en de Latijnse vertaling van hun werk weer in de Europese kennis. Het geocentrische wereldbeeld bleef gemeengoed tot ver in de 16de eeuw.”

Ook nu kan je ervan op aan dat nieuwe instrumenten ons begrip van het heelal fundamenteel zullen veranderen

Jan Van der Stock

“Wanneer Copernicus, Kepler, Galileo Galilei en  Newton aantonen dat het heliocentrisme (de zon in het centrum) een veel correctere opvatting is van het universum, spreken ze nog steeds van een statisch en gesloten heelal. Zelfs Einstein dacht in 1927 nog dat hij Lemaître de les moest lezen, toen die het had over het uitdijende, dynamische heelal dat ooit moest begonnen zijn bij ‘l’atome primitif’, de singulariteit. Binnen enkele weken staat de lancering van de James Webb ruimtetelescoop gepland, de opvolger van de Hubble. En ook nu kan je ervan op aan dat nieuwe instrumenten ons begrip van het heelal fundamenteel zullen veranderen.”

Welke zijn de absolute topstukken die over de eindmeet zijn geraakt?

Verbeelding van het universum telt uiteindelijk 83 catalogusnummers. Slechts 83. Dat betekent: elk object telt. De tentoonstelling is als een symfonie van topstukken. Een object is nooit zomaar een illustratie. Ik zeg graag dat de kunststukken mijn acteurs zijn en dat je een tentoonstelling moet zien als een theatervoorstelling waarbij de acteurs stilstaan en het publiek beweegt en zijn eigen verhaal maakt aan de hand van wat de curator bedoeld heeft.”

“De drie 16de-eeuwse wandtapijten – de enige die nog overblijven uit een reeks van vijf die bekendstaat als ‘De sferen’ – zullen visueel zeker de meeste aandacht naar zich toe zuigen. Ze komen uit Madrid en werden tussen 1530 en 1535 gemaakt in een Brussels atelier in opdracht van het hof van Portugal. Naar alle waarschijnlijkheid zijn ze ontworpen door Bernard van Orley. De tapijten zijn een combinatie van de wetenschap, kunst en het wereldpolitieke situatie van dat moment. Het is een verbluffende synthese van de kennis en de politieke ambities van de koning van Portugal.”

De tentoonstelling is als een symfonie van topstukken. Een object is nooit zomaar een illustratie

Jan Van der Stock

“Dat iets niet groot hoeft te zijn om indruk te maken, bewijzen de Denkers van Hamangia. De iconische beeldjes van een man en een vrouw die al denkend omhoogkijken staan op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Met reden: de meesterwerkjes zijn wel zevenduizend jaar oud en behoren tot de oudste prehistorische beelden die vorm geven aan de menselijke verwondering en introspectie. De ‘denkers’ – de naam is een knipoog naar Le penseur van Rodin – zijn van gebakken klei en werden in 1956 gevonden in een necropolis in het Roemeense Cernavoda.”

“En nu we toch bezig zijn de krenten tussen de andere krenten te benoemen: catalogusnummer 1 is ook een pareltje – een werk dat mij al sinds mijn studententijd fascineert. Het is het ‘zwart vierkant’ van de befaamde Engelse astroloog Robert Fludd (1574-1637) en doet denken aan het Zwart Vierkant van Malevitsj. Het is een gravure met een zwart vlak waarlangs de vier zijden ‘Et sic in infinitum’ (en zo tot in het oneindige) staat gegraveerd. Esthetisch misschien niet overweldigend, maar qua visie subliem.”

De tentoonstelling Verbeelding van het universum in Museum M in Leuven en de complementaire expo Voorbij de Oerknal in de nabijgelegen Universiteitsbibliotheek zijn te bezoeken tot 16 januari 2022. Davidsfonds leden krijgen korting op hun toegangsticket.

Jan Van der Stock (°1959)

  • Heeft 37 jaar ervaring – ook internationaal – met het maken van tentoonstellingen. “Met zowat om de vier jaar een klepper van formaat.” Als curator gaf hij gestalte aan onder meer Op zoek naar Utopie, Hieronymus Cock, Rogier van der Weyden.
  • Gewoon hoogleraar aan de KU Leuven. Doceert over kunst van de middeleeuwen en de renaissance, grafische kunsten, iconografie, iconologie en curatorship.
  • Directeur van Illuminare – Studiecentrum voor middeleeuwse en renaissancekunst, KU Leuven
  • Doceert bij gelegenheid aan Davidsfonds Academie en publiceerde bij Davidsfonds Op zoek naar Utopia (2016) en Rogier van der Weyden 1400-1464. De passie van de meester (2009).

Curator en professor Jan Van der Stock