7, 1/2023

Mijn moeder Nicole Boumaâza gaf in de zomer van 2022 haar schrijversarchief in bewaring bij KADOC-KU Leuven. “Waar is dat voor nodig?” was nochtans haar eerste reactie geweest toen het idee ter sprake kwam. Ze heeft al jaren geen boek meer uitgegeven. Maar de manuscripten, brieven, krantenartikelen… lagen toch maar in tal van dozen verspreid over het huis, dus vond ze het uiteindelijk een goed idee. Voor Kif Kif schreef ik eerder al een artikel over haar en nu kreeg ik de vraag voor Koorts een tweede stuk te schrijven waarin dieper ingegaan wordt op haar literaire traject. Hoe kon ik dat nu weigeren?

Nicole Boumaâza samen met haar dochter Habiba bij de overdracht van haar schrijversarchief (2022).

Nicole Ceulemans (°1949) groeide op in Merksem bij Antwerpen. Van kinds af aan had ze een vurige passie voor boeken. Toen ze nog niet kon lezen, waren dat prentenboeken. Eens de letters inhoud kregen, las ze duizenden boeken. Schuld en boete van Dostojevski, De hut van Oom Tom van Harriet Beecher Stowe, Oliver Twist van Charles Dickens, de Odyssee en de Ilias van Homerus … ze verslond die klassiekers al op jonge leeftijd. Zelf vindt ze duizenden trouwens wat overdreven, maar we hebben het ooit op een saaie avond uitgerekend en kwamen uit op 1126 boeken gedurende ongeveer vijfenzestig jaar – berekend aan één boek per drie weken. Dat valt inderdaad nog wel mee …

Ceulemans werd Boumaâza

Op twaalfjarige leeftijd begon mijn moeder aan het manuscript van Manuel de circusjongen. Het schriftje waarin ze het verhaal, over een jongen die samen met een leeuwenwelp wegloopt bij zijn pleegfamilie, zorgvuldig met pen had neergeschreven, verloor ze door de jaren heen. Het verhaal zelf liet haar niet los. Na de geboorte van mijn oudste broer en zus schreef ze het opnieuw helemaal uit en stuurde ze het in 1978 naar Standaard Uitgeverij. Ysbrand Stasse, de toenmalige redacteur van de uitgeverij, nodigde haar uit voor een gesprek. Hij dacht dat ze zelf bij het circus werkte, toch stuurde hij haar terug naar huis om de tekst te verbeteren.

Mijn moeder was – en is nog steeds – een koppige vrouw. In haar tas had ze al een volgend manuscript bij dat ze aan meneer Stasse gaf: Het Marokkaanse jongetje. Dat had ze geschreven na haar eerste reis naar Marokko in 1971, die ze had gemaakt met haar vriend Mohamed Boumaâza (die later mijn vader zou worden). Het bezoek aan zijn familie, in het noorden van Marokko, was een openbaring voor haar. In België had iedereen haar gewaarschuwd: ‘daar houden ze slavinnen’, ‘het zijn allemaal profiteurs en moordenaars’... Maar de vakantie opende haar ogen voor die andere cultuur, waar ze hartelijk werd ontvangen. In België merkte ze nadien het racisme op waarmee wij te maken kregen op school. In Het Marokkaanse jongetje verwerkte ze gebeurtenissen uit de kinderjaren van mijn vader, om jongeren in Vlaanderen begrip en kennis voor een andere wereld bij te brengen. Zo zouden ze misschien vrijmoedig en met minder vooroordelen leren omgaan met de ‘vreemde’ kinderen in hun klas. Pas decennia later kreeg ze uit verschillende hoeken te horen dat haar boeken ook voor erkenning en herkenning hadden gezorgd bij jongeren van Marokkaanse origine. Dat vond en vindt ze nog steeds erg fijn.

Vier weken na haar bezoek aan de uitgeverij, belde meneer Stasse haar op om te zeggen dat Het Marokkaanse jongetje (1978) zou worden uitgegeven. Hij zei dat het boek ‘een verademing en verrijking was na al die saaie boekjes over Jannekes en Miekes’. Mijn moeder stelde als voorwaarde dat dan ook Manuel de circusjongen (1979) werd gepubliceerd.  En dat wilde de uitgeverij zeer graag doen. Op die manier raakte mijn moeder binnen bij Standaard Uitgeverij en … veranderde ze van naam. Toen ze het contract ging tekenen, vroeg meneer Stasse haar immers waarom ze de naam van haar man niet overnam, want die klonk ‘exotisch’. En zo gebeurde.

Het Marokkaanse jongetje, het debuut van Nicole Boumaâza (1978).

Tommy, Karim, Yamina en de anderen

Vanaf dan publiceerde mijn moeder zowat elk jaar een nieuw boek of kortverhaal. De eerstvolgende publicatie van haar hand verscheen in de reeks Vlaamse Filmpjes. Ze had die leren kennen via Zonneland, het kindertijdschrift dat werd verdeeld op school en eveneens werd uitgegeven door Uitgeverij Averbode. Het verhaal mocht maar een beperkt aantal woorden bevatten en je ontving er een mooi honorarium voor. Met haar eerste Vlaamse Filmpje, Tommy en de otter (1979), over een jongen die een otter redt, kocht ze een elektrische schrijfmachine. Het is een van mijn vroegste herinneringen: mijn moeder aan de typemachine en het geluid van een schel belletje wanneer ze aan de volgende alinea begon.

In de reeks Vlaamse Filmpjes volgde onder andere nog De geitenhoeder (1981), dat fragmenten over haar reizen naar Marokko bevat. De schrijnende hongersnood die Ethiopië in die jaren teisterde en via televisie de westerse huiskamers binnendrong, was dan weer de aanleiding voor Honger (1985). Net zoals haar Vlaamse Filmpjes zouden veel van haar nieuwe boeken verhalen bevatten over andere landen en culturen en in het bijzonder over de kloof ervaren door jongeren die opgroeien tussen twee werelden. Het waren thema’s die haar nauw aan het hart lagen.

Het contract bij Standaard Uitgeverij bevatte een clausule waarin stond dat elk werk dat ze schreef eerst aan de uitgeverij moest worden voorgelegd, behalve als het voor een wedstrijd was. Dus stuurde ze Aan de andere kant van het water (1989) in voor een wedstrijd van Davidsfonds Uitgeverij. Het verhaal won niet, maar werd uiteindelijk wel uitgegeven en nadien in vier talen vertaald. Het boek, dat zevenmaal in de prijzen viel, had een heel persoonlijke basis. Het gaat over een Belgische vrouw die getrouwd is met een Marokkaanse man. Wanneer ze wil scheiden, ontvoert hij hun drie kinderen naar Marokko. Het huwelijk van mijn ouders vertoonde ook wel wat haken en ogen. Daarover heeft ze haar autobiografie Om de lieve vrede. De prijs van een huwelijk (2004)geschreven. 

Na Aan de andere kant van het water gaf ze bij Davidsfonds Uitgeverij Berlijn (1991) uit, dat ze op zes weken tijd schreef na de val van de Berlijnse Muur. Het was het enige boek dat ze op zo’n korte tijd schreef, de andere verhalen namen maanden en soms zelfs jaren in beslag voor ze in haar hoofd gerijpt waren. Voor de cover van Berlijn had mijn oudste zus Chriffa een prachtige tekening gemaakt, maar die werd niet geaccepteerd. In die tijd beslisten uitgeverijen daar autonoom over en werkten ze uitsluitend met hun eigen tekenaars. De enige uitzondering daarop was de cover voor haar boek Cyberlief (2001), het eerste Vlaamse jeugdboek over het internet. Mijn moeder stond erop zelf de coverillustratie te kiezen, anders zou ze het boek niet uitgeven. Het werd een foto van Tania, de vriendin van mijn broer Bachir.

Cover van Honger, een Vlaamse Filmpje van Nicole Boumaâza uit 1985

Honger, een Vlaamse Filmpje van Nicole Boumaâza (1985).
 

Niet alleen haar eigen (Marokkaanse) ervaringen of actuele maatschappelijke ontwikkelingen lagen aan de basis van mijn moeders boeken. Kooi zonder tralies (1989) bijvoorbeeld schreef ze aan de hand van het levensverhaal van een meisje dat ze kende. Op haar zestiende kreeg die een baby, die ze wilde laten adopteren – met alle gevolgen van dien. Natuurlijk was het boek niet zomaar een neerslag van die geschiedenis, maar zoals in veel van haar werk baseerde mijn moeder zich wel op feiten. Tijdens het schrijven voegde ze er gefantaseerde elementen aan toe en veranderde ze uiteraard ook de namen.

Het meest waarheidsgetrouw is zonder twijfel De zweep (1990). Mijn moeder kende de familie van het personage Karim en zijn schrijnende geschiedenis: een autoritaire, agressieve vader die hem geen zakgeld geeft, waarop hij gaat stelen om muziekcassettes te kunnen kopen. Ook In de ban van de onbekende (2002) was een weergave van een echte gebeurtenis, waarvan ze de afloop wat romantiseerde. Ze schreef het op verzoek van Uitgeverij Averbode en het verscheen in een reeks met boeken met een lage leesdrempel. Mijn moeder werkte als beëdigd vertaalster voor de rechtbank en kwam dit voorval van een Pools meisje dat slachtoffer werd van mensenhandel tegen in een proces-verbaal. Het boek wordt tot op heden nog herdrukt.

In opdracht van Uitgeverij Maretak schreef ze Een leven voor een leven (2006). Net zoals in andere boeken wordt een kind de speelbal van gebeurtenissen die het overstijgen, zoals in dit geval de oorlog in Tsjetsjenië. De inspiratie kwam er naar aanleiding van een foto in de krant waarop een jonge kerel met een geweer in de hand poseerde. Bij de foto stond: ‘De scholen in Tsjetsjenië gaan weer open.’ Mijn moeder vroeg zich af wat die jongen, die niet ouder dan zestien jaar was, al die jaren had moeten meemaken.

Met Aan de andere kant van het water won Nicole Boumaâza verschillende prijzen (1989).

Met Aan de andere kant van het water won Nicole Boumaâza verschillende prijzen (1989).

Soms kwam de vraag naar een nieuw boek uit een heel andere hoek. In 1984 publiceerde mijn moeder De stille wereld van Yamina over een doof Marokkaans meisje in Marokko. Eens in België leert ze gebarentaal en liplezen op school. Het dove meisje staat symbool voor de ingrijpende verandering die kinderen meemaken wanneer ze met hun familie migreren. Op verzoek van een lezer schreef mijn moeder een vervolg: De dove van Bouassam (1996). Net zoals het eerste boek had ook dat verhaal een open einde, iets wat mijn moeder wel vaker deed, ook al waren uitgeverijen daar niet zo happig op. Maar zij vond dat de lezers ook iets mochten doen. Weer op meermaals verzoek van lezers schreef ze ook nog een derde deel: Yamina’s doorbraak (2007).

Dat laatste boek wilden de uitgeverijen niet meer publiceren, maar dan kreeg ze een vraag van het toenmalige online publicatieplatform Wwaow (World Wide Association of Writers). Het Belgische bedrijf wilde graag debuteren met een boek van een bekende auteur. Ze vroegen mijn moeder of zij een boek bij hen wilde uitbrengen. Zo vond Yamina’s doorbraak toch de weg naar de lezers. Intussen vroeg ze haar rechten op bij de uitgeverijen en bracht ze haar boeken online uit, waarvan er nog verschillende te vinden zijn. Vanaf dan kon ze ook zelf de covers kiezen.

Haar laatste boek was Duivelsspel (2011), over een online spel dat het leven van verschillende jongeren ingrijpend verandert. Het is een beetje een thriller, en eerlijk gezegd mijn favorietje van al haar boeken. Het leest als een trein en is superspannend. Het is een waarschuwing voor de gevolgen van gameverslaving en de mensen met slechte bedoelingen die daar misbruik van maken.

'Beste Nicole Boumaâza'

Mijn moeder ontving gedurende haar schrijfcarrière honderden lezersbrieven, eerst handgeschreven, nadien via mail. Vandaag zijn het er lang niet zoveel, maar soms krijgt ze nog mails van lezers die nu volwassen zijn en bijvoorbeeld op zoek zijn naar een van haar boeken voor hun kinderen. Ze vindt het telkens hartverwarmend en antwoordt altijd. Ze heeft geen idee wat recensenten over haar boeken schreven. Dat volgde ze niet. Ze schreef haar boeken op háár manier. Ze was dan ook blij toen ze zelf online kon uitgeven, zonder dat er een uitgeverij aan te pas kwam. Mijn moeder heeft nooit echt affiniteit gehad met de schrijverswereld, ze wilde gewoon schrijven. Al wat erbij kwam kijken, vond ze niet belangrijk.

Ze is nu wel blij dat ‘voortspruitsels’ uit haar schrijven worden gearchiveerd voor het nageslacht. Ik vermoed dat ze nog steeds niet helemaal begrijpt waar dat precies voor nodig is, maar op een of andere manier wel vindt dat het ertoe doet.

Een van de vele lezersbrieven die Nicole Boumaâza ontving van haar lezers (1998).

Een van de vele lezersbrieven die Nicole Boumaâza ontving van haar lezers (1998).
 

Habiba Boumaâza is oprichter van vzw Goblin en werkt als inhoudelijk medewerker bij Kif Kif.