Magazine #7

Wat valt haar op, op het moment waarop ze de beweging capteert? Niet de beweging zelf, ook niet wat eraan voorafging. Wel de gesprekken met de toevallige modellen die zich aan haar camera overgeven, het trage opbouwen van het vertrouwen tussen hen, opdat haar aanwezigheid als fotograaf zo min mogelijk stoort, zo min mogelijk interfereert met de natuurlijkheid van hun handelen. Voor haar telt vooral de ‘materialiteit’ van de beweging, zegt ze. Het is een uitdaging om te begrijpen wat ze hiermee bedoelt, al voel je het intuïtief aan wanneer je voor haar doeken staat.

“Wat ik kan, mijn unieke kracht als kunstenaar, is wat er is meenemen”, legt ze uit. Ze registreert dus onvermijdelijk een bepaalde werkelijkheid, een specifieke gebeurtenis die zich voor haar ogen ontvouwt. Maar het is niet zozeer een drang om vast te leggen wat ze ziet, als wel het zich toe-eigenen van bepaalde aspecten ervan. “Kleine milliseconden meenemen naar huis”, waar het werkelijke werk begint. Materiaal genoeg aan dansende lichamen waar ze overwegend haar inspiratie vandaan haalt, maar daar gaat het haar niet om. Ze zoomt in op details, vergroot zaken uit, vervormt ze deels door ze op het doek te projecteren, deels door het ontwikkelingsproces van de foto op het doek zelf te laten gebeuren, ten prooi aan de grilligheid van de vloeistof die ze erop uitgiet.

Epifanie

Het is daar dat de magie plaatsvindt, in dat intieme proces tussen wat ze objectief op foto heeft vastgelegd, en de persoonlijke interpretatie die ze eraan geeft. Je zou het niet onmiddellijk geloven gezien de spontane indruk die het werk achterlaat, maar het is het resultaat van een lang en intensief proces. Om de juiste sfeer te creëren, investeert Lore tijd om tot de intimiteit van haar modellen door te dringen, een vertrouwensband te creëren, om op het ogenblik van de shoot naar een evenwicht te zoeken tussen haar intenties en de spontaneïteit van de choreografie die zich voor haar lens ontvouwt. Ze heeft niet de regie over het schouwspel, dat is ook nooit haar bedoeling. Niettemin wil ze het moment in beeld brengen, het gevoel, de sensatie die het teweegbrengt als bron gebruiken voor een nieuwe sensatie, die ze aan het doek toevertrouwt. Een bron, maar lang geen eindpunt.

In essentie gaat ze op zoek naar wat de mens, zowel in universele zin als in een individueel perspectief, zowel als subject als als object typeert. Maar waar ligt de overgangsfase precies? In haar ogen vormt de beweging zélf de sleutel tot dit raadsel, maar dan in de kleine gestes, de minieme gevoelsschakeringen die in elke beweging vervat liggen. Het ligt in een bepaalde kromming van de tenen, in een aanraking die net wat intenser oogt dan andere, een houding die net lang genoeg blijft hangen als prelude op de volgende. Deze details vallen haar niet meteen op, het is pas na lang onderzoek van de beelden dat deze zich als een epifanie aan haar gewaarwording onthullen.  

Ontdaan van franjes

Ze geeft het slechts prijs aan wie tussen de regels van het beeldend werk door leest, en enkel met mondjesmaat, maar het lijkt me onvermijdelijk: doorheen het hele proces onthult ze evenveel van haarzelf als van haar modellen. Door te focussen op wat haar precies heeft geraakt in een beeld, door het te abstraheren tot een niveau waarin het enkel voor haarzelf nog vatbaar is, door het zorgvuldig te ontdoen van een relatie met de realiteit, als wou ze zeggen: stap niet mee in het verhaal, kijk vooral naar wat is weggeveegd, naar wat ik blank heb gelaten. Om aan te duiden dat wat je ziet juist geen deel uitmaakt van het fundamentele narratief, van wat ze wil zeggen, legt ze juist de nadruk op wat er latent wél aanwezig is - tegelijk een louter gevoel als de rauwe expressie ervan. Ontdaan van franjes, ontdaan van context. Een mogelijkheid tot essentie.

“Dans is een taal”, zegt ze. Maar door deze taal te gebruiken aan de hand van haar eigen beelden, schrijft ze er een nieuw verhaal mee. Haar eigen verhaal.