Vele generaties kinderen groeiden op met Zonneland en Vlaamse Filmpjes. Het is moeilijk om hun invloed te overschatten. Honderd jaar geleden, in 1920, verscheen het eerste nummer van Zonneland. Tien jaar later volgde het eerste Vlaamse Filmpje. Ze rolden beide van de persen in de abdij van Averbode. Naar aanleiding van die dubbele verjaardag deelt schrijfster Kolet Janssen haar herinneringen, als lezer en auteur, aan die iconen uit de Vlaamse jeugdliteratuur.
Voor leesbeesten zoals ik was het telkens een feest als de juf het wekelijkse tijdschrift van Averbode uitdeelde. In de eerste twee leerjaren was dat Zonnekind, daarna Zonneland. Er waren allerlei rubrieken: een voorwoordje van nonkel Fons, veel wetenswaardigheden over wetenschap en geschiedenis, spelletjes en een strip van Rikske en Fikske. Ik spelde elke rubriek tot de laatste letter uit.
Ik herinner me ook een vaak terugkerende reclame voor Signal tandpasta met fluor. Die tandpasta was rood-witgestreept en zag er veel mooier uit dan de saaie witte die wij thuis gebruikten. Maar mijn ouders dachten er niet aan om over te schakelen naar de tandpasta uit Zonneland. Tandpasta met fluor was in hun ogen een overbodige luxe.
Het meest van alles keek ik uit naar de verhalen. Ik las ze meer dan een keer, tot ik ze bijna van buiten kende. Sommige van die verhalen bleven voor altijd in mijn hoofd hangen. Ooit las ik een verhaal dat in feite het eerste hoofdstuk was van een heel boek. Het ging over een meisje in een weeshuis dat gemonsterd werd door kandidaat-adoptieouders. Ik smeekte mijn ouders om dat boek voor Sinterklaas, maar in de enige boekhandel van onze stad was het niet te krijgen. Ik voel nog de spijt van toen omdat ik nooit de verdere lotgevallen van het hoofdpersonage zou leren kennen. Het is wellicht een van de redenen waarom ik later zelf verhalen ging verzinnen en opschrijven.
Sommige van mijn vriendinnen kregen elke zaterdag een Vlaams Filmpje. Ik helaas niet. Ik ging al naar de ‘boekerij’ van onze wijk en mocht daar om de twee weken drie boeken uitlenen. Die waren vaak al na twee dagen uit. Ik las alle meisjesreeksen (De olijke tweeling, en reeksen over meisjes die ‘Loes’ of ‘Merel’ heetten) en daarna ook de jongensboeken (Winnetou en Old Shatterhand, en de spannende boeken over Bob Evers, Arie Roos en Jan Prins!). Meestal was de setting van die verhalen erg Hollands: jaren later nog weet ik perfect het verschil tussen de mulo, de havo, de hbs en het gymnasium. En ik ben rond mijn dertigste speciaal naar Ameland gereisd om eindelijk in de voetsporen van ‘Ineke’ te treden, het hoofdpersonage uit een verhaal. Gelukkig was er ook de Jeugdomnibus (1968) van de Vlaamse jeugdauteur Leen van Marcke (1902-1987), die net als de verhalen van Zonneland en de Vlaamse Filmpjes toch altijd iets dichter bij mijn leefwereld stond. Een paar jaar later ging ik in de stad naar school en kon ik ook daar lid worden van de bibliotheek.
Ze gaven me onbewust een heel wereldbeeld mee, dat sprak uit alle verhalen van Zonneland en de Vlaamse Filmpjes die ik te pakken kreeg.
Die Vlaamse Filmpjes waren boekjes met een heerlijk formaat. Ik mocht ze weleens lenen van een klasgenootje. Je kon ze zelfs in de zak van je schort of jas stoppen en er stiekem in lezen waar je ook was. In de zomervakantie verschenen er een paar extra dikke Vlaamse Filmpjes. Spannende avonturen, gevoelige verhalen over dramatische gebeurtenissen of verre landen. Ze gaven me onbewust een heel wereldbeeld mee, dat sprak uit alle verhalen van Zonneland en de Vlaamse Filmpjes die ik te pakken kreeg. Een wereld waarin lang niet alles koek en ei was, maar waarin je een heel eind kwam met eerlijkheid, moed en vriendelijkheid. Diep vanbinnen geloof ik dat nog altijd.
Jaren later begon ik zelf verhalen te schrijven en te publiceren. Na twee boeken voor kinderen nam ik deel aan de beroemde John Flanders-wedstrijd. Dat was een wedstrijd voor anonieme manuscripten voor Vlaamse Filmpjes. Hij was genoemd naar een van de meest illustere auteurs van de reeks: John Flanders. Dat was het pseudoniem van Raymond De Kremer (1887-1964), die een heleboel Vlaamse filmpjes schreef: detectives, bloedstollende avonturen en spookverhalen. Elk jaar werd het beste verhaal van de wedstrijd gepubliceerd als Vlaams Filmpje. Ik voelde me blij en vereerd toen ik in 1990 de prijs won met Het lege hoofd, een verhaal over een meisje met geheugenverlies na een heftige ervaring in haar persoonlijk leven.
Ik schreef nog enkele andere Vlaamse Filmpjes, onder meer De laatste lach (1990), Het mensdier (2005) en Vermist (2007). Het formaat – niet te lang, maar toch lang genoeg – was uitstekend geschikt voor ideeën die te complex waren voor een kortverhaal, maar die onvoldoende zijlijnen bevatten voor een jeugdroman. Voor veel schrijvers waren de Vlaamse Filmpjes de ideale proeftuin waarin ze hun talent konden oefenen. Heel wat bekende auteurs (onder anderen Patrick Bernauw, Els Beerten, Katrien Vandewoude, Anna Coudenys, Inge Misschaert en Karin Vrielink) debuteerden in de voetsporen van John Flanders.
Steeds meer moest je de lezertjes ‘verleiden’ en dus de competitie aangaan met alle andere media en activiteiten die er voor kinderen opdoken.
Daarna leerde ik de Averbode-keuken ook van binnenuit kennen. Ik mocht de geloofsrubriek schrijven voor Zonneland. Later kwamen daar andere rubrieken bij. In de loop der jaren werd het tekstvolume in de tijdschriften echter drastisch ingeperkt. Er kwamen sprekende beelden en een aantrekkelijke vormgeving voor in de plaats. Steeds meer moest je de lezertjes ‘verleiden’ en dus de competitie aangaan met alle andere media en activiteiten die er voor kinderen opdoken.
Ik werd lid van het selectiecomité van de John Flanders-manuscriptenwedstrijd. Elk jaar sturen tientallen beginnende of meer ervaren auteurs hun schrijfsels in. De beste verhalen worden geselecteerd en overhandigd aan een jury van kinderen van het vijfde of zesde leerjaar. Zij bepalen wie de prijs wint en ze doen dat uiterst gewetensvol en vaak met zeer goede argumenten. Ze stellen zichzelf vragen als: zijn de personages herkenbaar? Wil ik weten hoe het afloopt? Is het spannend en boeiend? Is het geloofwaardig, ook al gaat het over iets absurds?
Zonneland is er nog altijd, met een schat aan informatie op kindermaat. Ook de Vlaamse Filmpjes verschijnen nog tien keer per jaar, in ongeveer hetzelfde formaat als vroeger, maar met een glanzende kaft. Nog steeds lees je er spannende verhalen over vroeger of ver weg, verhalen over mysterieuze gebeurtenissen of actuele meeleefverhalen. Voor hedendaagse kinderen met een drukke agenda zijn deze korte verhalen geknipt. Bovendien leveren ze dankzij de gevarieerde verwerkingsopdrachten op de website de mogelijkheid om stap voor stap te groeien in begrijpend lezen.
Als ik vertel over wat ik doe voor Zonneland of de Vlaamse Filmpjes, reageren vrienden en kennissen van uiteenlopende generaties vaak heel verwonderd: ‘Bestaat dat nog? Ik ken dat uit mijn kinderjaren!’
Ja, ze bestaan nog. Meer nog, ze zijn springlevend. Natuurlijk zien ze er al lang niet meer uit zoals in hun begintijd, maar ze zorgen net als vroeger voor het aanwakkeren van fantasie en creativiteit. Leesplezier gegarandeerd!
Kolet Janssen is auteur, oud-lerares, (pleeg)moeder en oma.
Meer weten over de geschiedenis van Zonneland en Vlaamse
Filmpjes? Bekijk de onlinetentoonstelling Voor de lezertjes op
www.kadocerfgoed.be.