september 2023

Onze complexe en jachtige samenleving heeft nood aan een tijdsbeleid dat de tijdsproblemen collectief aanpakt, individuele en collectieve belangen op elkaar afstemt en werk maakt van een nieuwe tijdsorde. Daarom pleit socioloog Ignace Glorieux voor een planbureau van de tijd. 

De stress onder invloed van de tijdsdruk is soms niet meer te harden.

Het is verbazend dat er vandaag zo weinig besef is dat hedendaagse tijdsproblemen collectief aangepakt moeten worden, dat we nood hebben aan een beleid van tijdsordening waarbij individuele en collectieve belangen optimaal op elkaar afgestemd worden. Onze complexe, gedifferentieerde, jachtige samenleving zou veel baat hebben bij een ‘planbureau van de tijd’ dat het tijdsbeleid van verschillende beleidsdomeinen en beleidsniveaus aanstuurt en op elkaar afstemt. Volgens socioloog Ignace Glorieux is het tijd voor een tijdsbeleid dat met respect voor tradities en culturele kaders de krijtlijnen uitzet voor een nieuwe tijdsorde.

De tijd als zingever
Tijd is politiek, zo is het altijd al geweest. De machthebbers en culturele, vaak religieuze, elites bepalen en bewaken van oudsher de tijdsordening en hebben op die manier een indringende invloed op zingeving en cultuur. Dat begreep de Romeinse keizer Constantijn heel goed. Toen hij het christendom tot staatsgodsdienst verhief, wijzigde hij ook ingrijpend de kalender. Hij voerde o.m. de zondagsrust in en organiseerde in 325 in Nicea het eerste concilie, waarop tal van tijdskwesties geregeld werden zoals de geboortedag van Christus, de dagen waarop martelaren geëerd werden en de heikele kwestie van het tijdstip van de heiligste dag … Pasen. Achttien eeuwen later is dat nog altijd de basis van onze tijdsindeling.

Elke samenleving, elke cultuur ordent de tijd: de sacrale tijd wordt zorgvuldig afgebakend van de profane tijd, initiatie- en overgangsrituelen markeren de fasen van de levensloop, er zijn periodes waarin gevast wordt en andere om te feesten. Of zoals Pete Seeger het zong naar een eeuwenoude Bijbeltekst: ‘To everything there is a season, and a time to every purpose under heaven.’

Kalenders als gids
Kalenders ordenen de tijd zodat we de jaren, maanden, dagen en uren kunnen tellen en onze handelingen op elkaar kunnen afstemmen. Kalenders hebben ook een uitgesproken normatieve betekenis die onder meer tot uiting komt in het bepalen van het beginpunt van de tijdsrekening en het vastleggen van de feestdagen. Kalenders geven ritme aan een samenleving, wat bijdraagt tot samenhorigheid en collectieve identiteit. Het is geen toeval dat de christelijke kalender start in het geboortejaar van Christus en de islamitische  aanvangt met de vlucht van Mohammed naar Medina. 

Hoewel christenen en joden hetzelfde scheppingsverhaal en dezelfde God delen, die op de zevende dag van de schepping rustte, valt de sabbat van de joden op zaterdag en de dag des Heren van de christenen op zondag. De islam koos de zesde dag, de dag waarop Adam geschapen werd, als dag van gebed en samenkomst. De kalender is voor de drie abrahamitische religies belangrijk om zich van elkaar te onderscheiden en door dat onderscheid ook de eigen identiteit te bevestigen. Dat bleek ook op het concilie van Nicea toen men een ingewikkelde manier bedacht om ervoor te zorgen dat de herdenking van de verrijzenis van Christus op Pasen, nooit zou samenvallen met het joodse paasfeest, Pesah. 


Tot op vandaag wordt Pasen daarom bepaald op basis van de stand van de maan, terwijl onze kalender een zonnekalender is. Eind juli 2023 ondertekende president Zelenski een opvallende wet: Kerstmis zal in Oekraïne voortaan officieel op 25 december gevierd worden. Eeuwenlang vierde men in Oekraïne Kerstmis, juist zoals in Rusland, volgens de Russisch-orthodoxe kalender op 7 januari. Het is duidelijk dat Oekraïne zich ook op die manier afkeert van Rusland en aansluiting zoekt bij het Westen. Tijd is politiek.  
 

Voortaan viert Oekraïne Kerstmis op 25 december. Voorheen was dat, net zoals in Rusland, volgens de Russisch-orthodoxe kalender op 7 januari. Ook op die manier keert Oekraïne zich af van Rusland en zoekt het aansluiting bij het Westen. Tijd is politiek.  

De zingevende kaders van onze kalenders en tijdsroosters zijn diep ingeslepen in onze gewoontes en routines. Hoewel het sociale constructies zijn die slechts in beperkte mate gebaseerd zijn op natuurlijke ritmes, ervaren we ze als een natuurlijke orde. Vandaar ook dat sleutelen aan de tijdsorde als een bedreiging wordt ervaren en radicale kalenderhervormingen, zoals na de Franse en Russische revoluties, geen kans maakten. 

Gregoriaanse kalender
Nochtans hadden de Franse revolutionairen goede redenen om de gregoriaanse kalender te hervormen. De gregoriaanse kalender, gebaseerd op de juliaanse kalender, zit immers na eeuwen bricolage vol anachronismen en onhebbelijkheden. De weekcycli lopen niet gelijk met de maand- en de jaarcycli en onder meer omdat de maand die verwijst naar Augustus niet korter kon zijn dan de maand van Julius Caesar, varieert de lengte van de maanden op een onlogische manier. De nomenclatuur van de gregoriaanse kalender verwijst nog naar Romeinse goden en keizers of naar een nummering – september, oktober, november en december - die niet langer overeenstemt met hun positie op de kalender. 

De kalender die de Franse revolutionairen voorstelden was daarentegen een toonbeeld van rationaliteit en regelmaat, met weken die binnen de maandcycli passen, maanden van gelijke lengte, vaste feestdagen en goed doordachte symboliek die zowel in de feestdagen als in de nomenclatuur tot uiting kwam. Toch heeft die kalender nooit ingang gevonden omdat hij te sterk inging tegen de sociale ritmes die eeuwlang het dagelijkse leven ritmeerden. Ook vandaag merken we dat er weinig animo is om bijvoorbeeld de schoolkalender te hervormen, ook al wordt al decennialang gewezen op een aantal pedagogische anomalieën van deze kalender, zoals de lange zomervakantie en de onregelmatige lengte van de semesters.

Botsende tijdsordes
Een radicale hervorming van de kalender mag dan misschien niet als noodzaak ervaren worden, of zelfs niet wenselijk zijn, de sociale tijd kan ongetwijfeld optimaler georganiseerd worden.

In de loop van het moderniseringsproces werd de maatschappelijke orde in verregaande mate verkaveld. Het begon met het werk te isoleren van de gemeenschap waarin we leven. Werk werd een aparte activiteit die verricht wordt op welbepaalde tijdstippen in een werkplaats. Opvoeding werd meer en meer uitbesteed aan leraren en opvoeders. De productie en distributie van consumptiegoederen, de zorg voor zieken en ouderen, vrijetijd en ontspanning … werden geleidelijk aan georganiseerd in gespecialiseerde instellingen die zowel ruimtelijk als temporeel gescheiden zijn van het leven in gezinnen. Het gezin verschraalde tot een handvol mensen die welbepaalde delen van de dag op verschillende locaties doorbrengen. 
 

​  Dagelijks trotseren we overvolle treinen en files omdat we op hetzelfde moment werken.  ​

De instellingen waar we in ons dagelijks leven mee in aanraking komen – het openbaar vervoer, het werk, de school, de winkels, de fitness, de omroep, … -- zijn niet altijd goed op elkaar afgestemd. De winkels en diensten zijn open op momenten dat velen zich hiervoor niet vrij kunnen maken, de schooltijden zijn niet aangepast aan de werktijden van de ouders, het verkeer loopt vast omdat we met zijn allen op dezelfde momenten werken. Dit komt omdat deze instellingen aangestuurd worden door verschillende logica’s. Het synchroniseren van verschillende werkactiviteiten verloopt nu eenmaal gemakkelijker als we min of meer op dezelfde uren werken, maar dat geeft aanleiding tot files. 


Het is pedagogisch niet wenselijk dat kinderen evenveel dagen en uren op school zijn als de ouders werken, en dat brengt moeders en vaders in de problemen. De meeste mensen willen ’s avonds en in het weekend liever zelf niet werken, maar vinden het wel fijn als anderen dan net wel beschikbaar zijn in winkels en diensten. Deze verschillende levenssferen beter op elkaar afstemmen en proberen te verzoenen is één van de belangrijkste opdrachten van een tijdsbeleid. Dit is een immense uitdaging. 
 

De meeste mensen willen ’s avonds en in het weekend liever zelf niet werken, maar vinden het wel fijn als anderen dan net wel beschikbaar zijn in winkels en diensten.


Zowat alle beleidsdomeinen komen in contact met de maatschappelijke problematiek van tijd. De minister van Arbeid regelt de arbeidstijden, de minister van Pensioenen de arbeidsloopbaan, de minister van Middenstand de openingsuren van winkels, de minister van Cultuur de invulling van de vrijetijd, de minister van Onderwijs de schooltijden, de minister van Kansengelijkheid moet er voor zorgen dat de tijdsverdeling van vrouwen en mannen rechtvaardiger wordt, de minister van Openbare werken zou de planning van grote werken moeten faseren om congesties te vermijden, de minister van Verkeer zou moeten zorgen voor een optimale afstemming van het openbaar vervoer, … De lijst is zeker niet volledig maar geeft duidelijk aan hoe complex een maatschappelijke tijdsordening is. Komt daarbij dat onze tijdsordening geenszins aangepast werd aan recente maatschappelijke evoluties zoals de sterk toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen en de multiculturele samenleving. Het gevolg is een kakofonie van botsende tijdsordes. Veel van de hedendaagse besognes zijn hiervan een gevolg.

Tijdsordening
We vinden het ondertussen heel gewoon dat er een beleid is voor ruimtelijke ordening, waarbij gebieden een bepaalde bestemming of functie krijgen en vastgelegd wordt wat kan en niet kan in dat gebied. Zo wordt ervoor gezorgd dat woonzones gevrijwaard zijn van industriële vestigingen, dat er specifieke gebieden voorbestemd zijn voor landbouw of industrie en dat natuurgebieden beschermd worden. Een goede ruimtelijke ordening ambieert een optimale verzoening van individuele met collectieve belangen. Dit kan alleen door een collectieve aanpak waarbij maximaal rekening gehouden wordt met alle betrokken belangengroepen. Waarom bestaat dat besef niet als het om tijdsordening gaat?

Vandaag zijn het vooral individuen of gezinnen die naar oplossingen moeten zoeken voor hun tijdsproblemen. Moeders nemen ouderschapsverlof bij gebrek aan (voltijdse) kinderopvang en gaan later deeltijds werken omdat hun kinderen op woensdagnamiddag thuis zijn. 

Sommigen gaan heel vroeg werken om files te vermijden terwijl het openbaar vervoer geen oplossing biedt. Er wordt massaal ziekteverlof opgenomen omdat men de werkdruk niet aankan. We gaan noodgedwongen in overvolle supermarkten winkelen omdat er doordeweeks geen tijd voor is of we doen in toenemende mate een beroep op pakjesdiensten. Bij gebrek aan een uitgebalanceerd collectief tijdsbeleid geldt in grote mate het recht van de sterkste. Wie over voldoende financieel en sociaal kapitaal beschikt kan zich beter redden. Die kan betalen voor kinderopvang, gezinshulp en andere diensten of kan  rekenen op de hulp van ouders, buren of vrienden. Wie het financieel minder goed heeft of er alleen voor staat, heeft het moeilijker. Dat is vaak ook diegene die op sociaal minder aantrekkelijke uren de diensten verleent, die het leven van de meer geprivilegieerden aangenamer maken.

Het is verbazend dat er tot op heden weinig besef is dat ook tijdsproblemen collectief aangepakt moeten worden, dat we nood hebben aan een beleid van tijdsordening waarbij individuele en collectieve belangen optimaal op elkaar afgestemd worden. Onze complexe, gedifferentieerde samenleving heeft behoefte aan een planbureau dat het tijdsbeleid van verschillende beleidsdomeinen en beleidsniveaus aanstuurt en op elkaar afstemt. Het is hoog tijd voor een tijdsbeleid dat orde schept in de chaos, dat met respect voor tradities en culturele kaders de krijtlijnen uitzet voor een nieuwe tijdsorde.
 

Krijtlijnen voor een tijdsbeleid

Een tijdsbeleid moet de collectieve tijdsordening optimaliseren op drie niveaus. Een goede tijdsordening is in de eerste plaats functioneel voor de samenleving: ze stemt verschillende levenssferen, instellingen en individuen optimaal op elkaar af. Een optimale synchronisatie draagt ook bij tot een goede balans tussen enerzijds samenhorigheid en solidariteit en anderzijds autonomie en privacy, tussen werk en privé. 

Ten tweede moet de tijdsordening normatief zijn. Dat betekent dat ze rechtvaardigheid en gelijkheid bevordert. ’s Avonds besteld, ’s morgens geleverd! Dit kan alleen goedkoop als de zwaksten op de arbeidsmarkt hiervoor opdraaien. Dat is niet rechtvaardig, zoals het evenmin rechtvaardig is dat vooral vrouwen hun loopbanen moeten aanpassen aan de noden van het gezin. Tenslotte moet een goede tijdsordening ook esthetisch zijn, in die zin dat ze goed en evenwichtig aanvoelt, dat ze het individuele welzijn en welbevinden bevordert. De ordening van de tijd moet voor een decorum zorgen dat ons leven ritmeert, voor afwisseling zorgt, ons in de juiste stemming brengt en op die manier bijdraagt aan zingeving en welbevinden. 


’s Avonds en op zondag mag het wat rustiger en dat mag je ook voelen, horen, zien en ruiken. Het kan heerlijk zijn om de voormiddag af te sluiten met een middagpauze die het onderscheid met de namiddag duidelijk markeert. We hoeven niet altijd en overal over alles te kunnen beschikken. Om dit te bereiken moeten we de tijd verkavelen en bepaalde tijdsbestekken bestemmen voor bepaalde activiteiten: ‘For everything, there is a season.’ Dat vergt regelgeving en collectieve beperkingen, dat is precies wat een beleid moet doen.

Sociale tijd is in niets te vergelijken met de eindeloze, kwantitatieve, continue, kleur- en geurloze Newtoniaanse tijd uit de fysica. Sociale tijd is ritme, zorgt voor discontinuïteit en afwisseling, onderbrekingen, begin en einde, geeft kleur. Een goed tijdsbeleid zorgt ervoor dat deze sociale ritmen optimaal resoneren, dat de verschillende levenspaden en tijdsordes zich verweven tot een behaaglijk spectrum waarin iedereen een evenwichtig, harmonieus, autonoom leven kan uitbouwen.
 

Ignace Glorieux is gewoon hoogleraar sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel en lid van de onderzoeksgroep TOR. Zijn onderzoek situeert zich vooral op het domein van tijdsbesteding en tijdsordening, schoolloopbanen en de transitie van school naar werk en cultuurparticipatie.