9, september 2022
boeken

Nu de storm van de digitale revolutie is gaan liggen, blijkt dat boek, boekhandel en bibliotheek schade opliepen, maar ontwikkelingen tonen aan dat het gedrukte boek wel degelijk nog een toekomst heeft. Adriaan van der Weel en Ruud Hisgen vertellen waarom.

De Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, sinds 1985 het wettelijk depot van Nederland, heeft onlangs besloten alleen nog papieren boeken te verzamelen als er geen digitale versie beschikbaar is. Dit nieuwe beleid is de uiting van een diep geloof in de digitale toekomst van boeken en getuigt tegelijkertijd stilzwijgend van de overtuiging dat het gedrukte boek heeft afgedaan.

Bijna twee eeuwen geleden verklaarde de schilder Paul Delaroche: ‘Vanaf vandaag is de schilderkunst dood!’ (A partir d’aujourd’hui, la peinture est morte!), toen hij in 1839 een daguerreotypie onder ogen kreeg. Toch ging met de geboorte van de fotografie de schilderkunst niet dood. Integendeel, schilders reageerden op deze nieuwe technologie met nieuwe stromingen zoals het impressionisme. De fotografie werd eerst gezien als een minderwaardig substituut, maar ontwikkelde zich al snel tot een kunstdiscipline die een autonome plaats onder de gevestigde kunsten veroverde. Is het besluit van de Koninklijke Bibliotheek – in dit licht bezien – niet wat voorbarig?

Het (papieren) boek is niet van vandaag of gisteren en het zal niet van de ene dag op de andere verdwijnen. Het heeft even geduurd, maar nu de storm van de digitale revolutie enigszins is gaan liggen, blijkt dat boek, boekhandel en bibliotheekwezen weliswaar schade hebben opgelopen, maar dat er zich nieuwe ontwikkelingen voordoen die aantonen dat het gedrukte boek wel degelijk toekomst heeft. Wie weet, brengt de digitale revolutie juist onvermoede krachten van het papieren boek aan het licht – net zoals de fotografie die de schilderkunst een nieuwe impuls heeft gegeven.

Het wiebelige bestaan van de schermtekst

De digitalisering werpt haar schaduw over de toekomst van het boek. Maar hoe komt dat? Een tekst is een tekst is een tekst, niet? Als het om dezelfde tekst gaat, maakt het dan wat uit of we die als bestand bewaren of als papieren boek – of we die op een scherm lezen of van papier? Is het niet simpelweg dezelfde wijn in een andere kruik? De vraag stellen is haar beantwoorden en het antwoord is duidelijk: Nee!

Wie denkt dat de digitale en papieren media uitwisselbaar zijn, rekent buiten de waard: die nieuwe kruik blijkt een soms andere smaakbeleving te veroorzaken. Dat komt doordat ieder medium unieke eigenschappen heeft – en dat geldt al evenzeer voor papieren en digitale schermen. Zo is een papieren boek een voorwerp, terwijl een tekst op een scherm geen materiële substantie heeft. Onze belichaamde cognitie heeft het daar maar moeilijk mee. Zo blijken lezers van papier de volgorde van gebeurtenissen in een verhaal beter te onthouden dan digitale lezers.

Op het wereldwijde web vermenigvuldigt informatie zich ongebreideld: het kost immers geen ruimte en vergt geen grote investering om er iets op te publiceren, zoals bij drukwerk wel het geval is. Een digitale tekst is volledig doorzoekbaar, kan via links gekoppeld zijn aan andere teksten, interactief zijn en niet alleen net als boeken tekst en plaatjes bevatten, maar ook geluidsfragmenten en video’s. Een gedrukte tekst is een afgerond geheel, die staat zoals hij gedrukt is: onveranderlijk voor de eeuwen of misschien zelfs de eeuwigheid. Een schermtekst, zeker wanneer die online staat, kent maar een wiebelig bestaan: hier vandaag en morgen weg – óf morgen weer helemaal anders. Je kunt er weinig staat op maken.

Wie weet, brengt de digitale revolutie juist onvermoede krachten van het papieren boek aan het licht – net zoals de fotografie die de schilderkunst een nieuwe impuls heeft gegeven.

In het licht van dat wiebelige bestaan is het niet echt verrassend dat uit onderzoek blijkt dat digitale tekst minder serieus wordt genomen dan dezelfde tekst gedrukt op papier – om maar eens een belangrijk effect van al deze verschillen te noemen. Ook andere nadelige effecten van het lezen van schermen hoeven ons niet te verrassen. Het leidt bijvoorbeeld tot minder aandacht en tot snellere afleiding en zorgt ervoor dat het gelezene minder goed beklijft.

Twintig jaar geleden nam men aan dat ‘the screen disadvantage effect’ of ‘het schermnadeeleffect’ bij jongeren op den duur wel minder zou worden, maar uit onderzoek blijkt dat het nadelige effect alleen maar is toegenomen. Over de oorzaak daarvan bestaat geen wetenschappelijke zekerheid, maar het is aannemelijk dat het te maken heeft met de aard van de digitale wereld en hoe jongeren die beleven. Achter ieder scherm strekt zich een onmetelijk netwerk aan digitale informatie, kennis en vertier uit, maar wel van een efemere aard. Iedereen kan zich digitaal op ieder moment over zo ongeveer alles in het openbaar uitlaten. Die ongebreidelde uitstorting van meningen en informatie leidt tot wat Eugene Volokh ‘cheap speech’ heeft genoemd. Behalve tekst neemt de informatieovervloed op het internet ook allerlei andere vormen aan, die trouwens stuk voor stuk ook nog eens minder gezag hebben en minder van de consument vergen dan tekst: video’s, podcasts, luisterboeken, games en ga zo maar door. 

ereader
Beeld: Capucine via Pixabay

De kansenongelijkheid groeit

Ook de nieuwe digitale genres – blogs, tweets, tekstberichten, posts – volgen de eigenschappen van het medium. Ze hebben niet alleen gemeen dat ze efemeer zijn, maar meestal ook kort. Daarmee stimuleren ze snel en gefragmenteerd lezen. Die manier van lezen is nuttig voor bijvoorbeeld het scannen van teksten op hun nieuwswaarde en het vluchtig beoordelen of die lezenswaard zijn. Maar het geduld dat nodig is voor het veeleisende lezen van langere discursieve teksten, aka boeken, wordt er niet door geoefend. Sterker, het voortdurend scannend lezen om het moordende tempo bij te houden waarmee nieuwe informatie ons bereikt, conditioneert ons om diezelfde leeswijze ook toe te passen op boeken en andere lange teksten. Geen wonder dat we ons nu geconfronteerd zien met een leescrisis. Die bestaat uit een samenstel van factoren, zoals ‘ontlezing’ (minder tijd besteed aan lezen), drastisch dalende uitleencijfers, teruglopende leesmotivatie, slechter wordend tekstbegrip, etc.

Wat niet direct uit de cijfers blijkt maar zeker nader onderzoek rechtvaardigt, is het vermoeden dat deze crisis onevenredig huishoudt onder het lager opgeleide deel van de bevolking. Net als eerder de televisie vooral onder minder hoogopgeleiden een concurrent werd voor het boek1  lijkt die rol nu overgenomen te zijn door het internet met zijn vele alternatieven voor lezen. Dat betekent niet dat hoger opgeleiden immuun zijn voor de verlokkingen van makkelijkere alternatieven voor lezen. Toch dreigt deze ‘secundaire digitale kloof’ de kansenongelijkheid te versterken 2.

Ook openbare bibliotheken ontdoen zich van ‘stoffige boeken’ en pronken meer met hun digitale dienstverlening dan met hun boekenbezit.

Als gevolg van de digitalisering – van boeken en andere teksten zelf, maar ook van manieren om boeken aan te schaffen – dreigt het boek ook nog eens minder zichtbaar te worden in de samenleving. Om maar een voorbeeld te noemen, van alle detailhandelsectoren heeft het boekenvak het meest geleden onder de effecten van de coronapandemie: boekwinkels moesten het vaakst de deuren sluiten. ‘Geen type winkel liep zo hard terug als de boekhandel’, stelde Boekblad vast (3 mei 2022).

Inmiddels wordt nog maar ongeveer de helft van de totale omzet in algemene boeken (het ‘A-boek’) via de fysieke winkel verkocht. (Iets meer – zo’n zestig procent – voor het Nederlandstalige boek.) Digitale uitstalkasten klinken mooi, maar ze zijn alleen zichtbaar voor wie er daadwerkelijk naar op zoek gaat. Ook bibliotheken maken het boek steeds minder zichtbaar. Het voorbeeld van de KB kwamen we al eerder tegen, maar ook openbare bibliotheken ontdoen zich van ‘stoffige boeken’ en pronken meer met hun digitale dienstverlening dan met hun boekenbezit.

Dat klinkt niet hoopvol voor de toekomst van het vertrouwde papieren boek en het soort geconcentreerd lezen waar het ons toe uitnodigde. En dan werpt de opkomst van de schermmedia zijn schaduw niet alleen over de toekomst, maar ook nog eens over het verleden. De digitalisering heeft tot enorme veranderingen geleid. Het heeft de wereld jachtiger gemaakt, en informatie alomtegenwoordig en vooral makkelijk te consumeren.

Onze dagelijkse schermervaring is er een van digitaal gemak, snelheid en ontspanning en confronteert de lezer er genadeloos mee hoeveel doorzettingsvermogen, tijd en concentratie boeken wel niet vragen. In vergelijking met de ‘hyperpalatable mental stimuli’ (Matthew Crawford) van de digitale wereld, zijn boeken zo van lieverlede langdradig geworden en taai. De letters in een boek bewegen nooit en ze maken geen geluid. Ze staan daar maar wat te wachten op het geduld van een toegewijde lezer, zwart-op-wit, eeuwig in het gelid. De digitale wereld kan grotendeels passief worden ondergaan; boeken vragen om de bereidheid tot een veel actievere inbreng van wie zich met hen inlaat.

Ook papier heeft toekomst

Ondertussen is natuurlijk lang niet alles kommer en kwel. Paradoxaal genoeg zijn deze zwakten ook juist de kracht van boeken. Het zijn namelijk ook precies dezelfde eigenschappen die boeken voor een groeiende groep mensen – opnieuw – aantrekkelijk lijken te maken. Voor hen valt de vergelijking tussen papieren boeken en de aandacht en tijd slurpende schermen soms juist in het voordeel van papier uit. De eigenschappen van het papieren boek vormen voor hen een soort oase in onze jachtige door schermen gedomineerde cultuur, een stille plek in de woelige digitale wereld. Papier zorgt voor minder afleiding, wat het bij uitstek geschikt maakt voor langere teksten, terwijl de materiële vorm het geheugen beter blijkt te ondersteunen.

Op allerlei manieren is lezen van papier het tegendeel van het scherm. Geen wonder dus dat teksten op papier serieuzer worden genomen dan teksten die van schermen worden gelezen. Die almaar groeiende hoeveelheid korte, gefragmenteerde stukjes digitale tekst die ons belagen en almaar vaker een beroep doen op onze slinkende aandacht, worden soms wel degelijk als een last ervaren. Juist dat het boek aandacht, discipline en concentratie vraagt, kan dan een verlossing betekenen. Wie regelmatig fietst en wandelt hoeft niet naar de sportclub; wie boeken leest hoeft niet aan mindfulness en meditatie te doen.

Hoewel we overduidelijk in een cultuur leven waarin het beeld ons leven steeds meer begint te domineren, zijn er dus wel degelijk tekenen dat het gedrukte boek over onvermoede krachten beschikt en meer te bieden heeft dan eerder misschien gedacht. Het zou best wel eens in staat kunnen blijken zich een nieuwe plek te bevechten in de samenleving van de toekomst. 

Young Adult Literature

Steeds vaker worden boekwinkels bezocht door jongeren die bij een tafel met een kleurrijk op hen toegesneden aanbod met elkaar staan te discussiëren. Hun belangstelling beperkt zich niet alleen tot Young Adult Literature, ook boeken van Jane Austen, Donna Tartt, Marieke Lucas Rijneveld, Sally Rooney enzovoort worden gretig gelezen. Een bijkomend voordeel van de materiële vorm is trouwens dat de zichtbaarheid ervan de fans als boekverzamelaars de kans biedt met hun bezit te pronken. Want net als traditionele bibliofielen blijken ook jongeren goed op de hoogte van het bestaan van verschillende edities en bijzondere uitgaven als verzamelobject.

Een schatkamer voor bibliofielen: een ruimte vol oude boeken.

Teksten in boeken zijn in inkt vastgelegde stemmen. Nu Spoken Word steeds populairder wordt, komt deze naar de achtergrond verdrongen functie van teksten weer naar voren. Maar ook deze performers zien hun werk graag vereeuwigd, digitaal maar vooral in boekvorm. Onlangs is Het is warm in de hivemind van Maxime Garcia Diaz (1993) door Poetry International uitgeroepen tot het beste Nederlandstalige poëziedebuut van 2021. Ook in deze goed verkochte bundel kunnen we een van de vele richtingen signaleren waarin het boek zich verder kan ontwikkelen. In het juryrapport wordt terecht opgemerkt dat dit boek alleen nu had kunnen worden geschreven: ‘Met taal als het internet zelf, bij vlagen psychedelisch, vol memes, emoji, reclames en zijpaden’.

Het internet blijkt meer dan een doolhof waarin jongeren verdwalen en steeds eenzamer worden, ook een labyrint dat nieuwe mythes creëert. Tegelijkertijd staat deze bundel in de literaire traditie (waaruit de belezenheid van de dichter blijkt) want hij staat bol van de verwijzingen naar schrijvers zoals Sylvia Plath en Virginia Woolf, Luther, Lucebert en Allen Ginsberg.

ik schrijf mijn aanklacht met zwarte nagellak
spijker haar op de deur van de ziekenhuiskamer
ik zie de beste meisjes van mijn generatie
vernietigd en verbrijzeld en onoverwinnelijk
want wat nooit bestond kan niet kapot
misschien is dit gotiek
misschien is dit science fiction
misschien is dit een sprookje
misschien is dit een stille, zachte revolutie


(Maxime Garcia Diaz, Het is warm in de hivemind, Bezige Bij, 2021, p. 67)

Wie leest die denkt

Hoe veelbelovend dit allemaal mag klinken, de positie van het geschreven woord, en a fortiori van het gedrukte boek, zal natuurlijk nooit meer haar negentiende-eeuwse hoogtepunt evenaren. Het heeft geen zin om terug te verlangen naar de tijden waarin het boek dominant was. Net zomin heeft het zin om de ontwikkelingen te duiden in termen van een soort evolutionaire wapenwedloop tussen papier en scherm, waarin maar een van beide kan overleven. Beide hebben bestaansrecht, al moet het gedrukte boek wel een beetje inschikken.

Over inschikken gesproken, ook het luisterboek, dat zich uit het niets tot een populair alternatief voor lezen heeft ontpopt, eist een snelgroeiend deel op van die ooit zo vanzelfsprekende en comfortabele plek van het gedrukte boek. Vooral jongeren en lezers onder vijfendertig jaar hebben het luisterboek omarmd. Wat betekent die trend? Is luisteren gewoon een goed alternatief voor lezen, alleen net iets makkelijker, of is het iets heel anders? Dat hangt er vanaf wat je als de kern van lezen beschouwt. Luisteren is een uitstekende manier om een verhaal mee te nemen. De woorden zijn meestal identiek aan die in het papieren boek. Maar de verschillen tussen lezen en luisteren zijn minstens even significant als die tussen papier en schermen. Het onderzoek staat nog in de kinderschoenen, maar een van de belangrijkste verschillen is dat luisteren niet of in ieder geval veel minder dan lezen de hogere kritische cognitieve capaciteiten en het cognitieve geduld oefent. 

Het heeft geen zin om terug te verlangen naar de tijden waarin het boek dominant was. Net zomin heeft het zin om de ontwikkelingen te duiden in termen van een soort evolutionaire wedloop tussen papier en scherm, waarin maar een van beide kan overleven. Beide hebben bestaansrecht, al moet het gedrukte boek wel een beetje inschikken.

Daarmee hebben we een misschien onverwacht – want onbedoeld, maar daarom niet minder gewaardeerd – effect van lezen (van vooral lange teksten) te pakken waaraan we meestal voorbijgaan. Dat is het effect dat lezen heeft op ons denken. Zoals wij hebben laten zien in ons recente boek De lezende mens is het een van de verworvenheden van onze sinds de negentiende eeuw bijna universele ‘boekige’ geletterdheid dat we daarmee ook gewend zijn geraakt om ons brein te gebruiken om op een ‘geletterde manier’ te denken.

Dat maakt het zorgwekkend dat niet alleen vijfentwintig procent van de jongeren laaggeletterd dreigt te raken, maar dat bovendien het lezen van uitdagende (lange, liefst gecompliceerde) teksten zo in het slop raakt. Want die hebben we nodig om ons diepe denken te oefenen.

Leesoffensief

Geen dag te vroeg is in zowel Vlaanderen als Nederland een ‘leesoffensief’ begonnen. Prachtig, maar het is niet genoeg. Ook uit de onderwijscurricula moet de erkenning blijken dat functioneel lezen, zoals nu door de PISA-test wordt gestimuleerd, niet genoeg is. Om leerlingen goed te leren denken, moeten de leerdoelen in het leesonderwijs omhoog.

Niemand zal beweren dat het lezen van uitdagende (lange, gecompliceerde) teksten alleen van papier kan gebeuren, maar in het licht van de hierboven aangestipte effecten van de specifieke eigenschappen van de digitale (online) media is het pervers om te proberen dat juist van schermen te doen, zoals beleidsmakers in het onderwijs vaak lijken te willen. Ook luisterboeken vormen een twijfelachtig alternatief gezien de onzekere waarde van het luisteren voor het ontwikkelen van het denken. Meer schermgebruik komt (behalve in het geval van de offline e-reader) neer op het opwerpen van alleen maar meer en hogere drempels.

De maatschappelijke ongelijkheid neemt – opnieuw – alleen maar toe. Goed leren lezen – en dat een leven lang blijven doen – is niet alleen essentieel voor de toekomst van onze democratie, maar is tevens de manier om meer greep op het eigen leven te krijgen en de belangrijkste sleutel voor gelijke kansen. De rol daarin van het vertrouwde papieren boek is groter – of zou groter moeten zijn – dan je misschien zou verwachten. Sommige tekstdragers zijn gelijker dan andere.


Adriaan van der Weel is emeritus bijzonder hoogleraar boekwetenschap aan de Universiteit Leiden. Zijn onderzoeksbelangstelling richt zich vooral op de digitale revolutie en de gevolgen daarvan voor het lezen. Daarover publiceerde hij o.a. Changing our textual minds: Towards a digital order of knowledge (Manchester University Press, 2011). Zijn meest recente boek, geschreven samen met Ruud Hisgen, is De lezende mens (Atlas Contact, 2022).

Ruud Hisgen is schrijver, vertaler, docent en directeur van het taalinstituut Direct Dutch in Den Haag.
 

  1. 1. W. Knulst en G. Kraaykamp, ‘Trends in leisure reading: Forty years of research on reading in The Netherlands’, Poetics 26:1 (September 1998).
  2. 2. ² Zie ook de analyse van de kansenongelijkheid door Yra van Dijk en Marie-José Klaver, ‘De leescrisis in het onderwijs’, deel 2, ‘De kloof verwijdt zich’, Groene Amsterdammer 27, 6 juli 2022.