Onderstaande tekst is het tweede hoofdstuk uit het gloednieuwe essay van Jan Mertens Het doet ertoe. Over verdriet, hoop en verzet. Voor de auteur vormen “verdriet, hoop en verzet de kern van het antwoord dat we als goede voorouders te geven hebben aan onze kinderen en kleinkinderen in deze crisistijd. Het is niet te laat. Het doet ertoe.”
Het is zo groot. Dat gevoel overvalt je al snel wanneer je probeert te vatten wat de ecologische crisis die aan de gang is werkelijk betekent. Je zou willen roepen, trekken, duwen. Je zou weg willen. Je zou willen dat iets of iemand je sust en zegt dat het goed zal komen. Je zou iets willen kunnen doen dat je het gevoel geeft dat je controle hebt over de dingen die gebeuren. Je blokkeert, het lijkt of je bevriest. Je wordt bang. Misschien heb je eerst voor jezelf allerlei mechanismen gezocht om niet te moeten nadenken over al die moeilijke vragen. Misschien denk je dat het weg zal gaan als je je er niet mee bezighoudt. Misschien zeg je tegen jezelf dat je het gewoon niet wilt weten.
Er zijn mensen die tegen de dokter zeggen dat ze niet willen weten of ze kanker hebben, terwijl hun lichaam duidelijk zegt dat er iets ernstigs aan de hand is. Het lijkt gemakkelijker om niet te weten, hoewel dat bewuste niet weten misschien nog veel harder de hele tijd op je gemoed zal wegen. Misschien heb je zoveel energie nodig om die moeilijke gedachten ver weg te houden dat het is alsof je je van jezelf hebt afgesplitst. Misschien kom je in een soort tunnel of bubbel terecht die een schijnwereld is die je voor jezelf ophoudt maar die je geen innerlijke rust geeft. Misschien doe je daardoor nog veel meer verdriet aan al je dierbaren. Misschien ga je alles heel erg rationaliseren, om maar vooral niets te moeten voelen. Het is allemaal heel menselijk. Soms doen we veel om onze angsten niet onder ogen te moeten zien.
De grote klimaatgevoelens zijn nochtans erg aanwezig, al is dat vaak onderhuids. We praten er weinig over met elkaar. Het is als een taboe. Als jij begint over die vragen die zo groot zijn, kan ik niet anders dan ze zelf ook onder ogen zien. Als mijn kind me vraagt of er nog wel een toekomst is, weet ik dat ik me er niet kan van afmaken met een eenvoudig ‘het komt wel goed allemaal, je moet er niet te veel over nadenken’. Het is soms als een olifant in de kamer. Heel wat mensen in de ruime groene of klimaatbeweging zullen soms nog sneller hun innerlijke onrust proberen te vertalen in nog maar eens een actie dan even stil te staan bij hun knagende machteloosheid. En heel wat kinderen en jongeren weten vaak veel beter dan hun ouders wel beseffen, wat er in de grote wereld aan het gebeuren is.
De grote klimaatgevoelens zijn nochtans erg aanwezig, al is dat vaak onderhuids. We praten er weinig over met elkaar. Het is als een taboe. Als jij begint over die vragen die zo groot zijn, kan ik niet anders dan ze zelf ook onder ogen zien. Als mijn kind me vraagt of er nog wel een toekomst is, weet ik dat ik me er niet kan van afmaken met een eenvoudig ‘het komt wel goed allemaal, je moet er niet te veel over nadenken’. Het is soms als een olifant in de kamer. Heel wat mensen in de ruime groene of klimaatbeweging zullen soms nog sneller hun innerlijke onrust proberen te vertalen in nog maar eens een actie dan even stil te staan bij hun knagende machteloosheid. En heel wat kinderen en jongeren weten vaak veel beter dan hun ouders wel beseffen, wat er in de grote wereld aan het gebeuren is.
Een internationaal onderzoek naar klimaatangst bij kinderen en jongeren geeft een behoorlijk schokkend resultaat:
“Respondenten in alle landen waren bezorgd over de klimaatverandering (59% was zeer bezorgd en 84% was minstens matig bezorgd). Meer dan 50% rapporteerde elk van de volgende emoties: verdrietig, angstig, boos, machteloos, hulpeloos en schuldig. Meer dan 45% van de respondenten zei dat hun gevoelens over klimaatverandering hun dagelijks leven en functioneren negatief beïnvloedden, en velen rapporteerden een groot aantal negatieve gedachten over klimaatverandering (75% zei bijvoorbeeld dat ze de toekomst beangstigend vinden en 83% zei dat ze denken dat mensen gefaald hebben om voor de planeet te zorgen). Respondenten beoordeelden de reacties van de overheid op de klimaatverandering negatief en rapporteerden meer gevoelens van verraad dan van geruststelling. Klimaatangst en -nood waren gecorreleerd met een waargenomen inadequate reactie van de overheid en daarmee samenhangende gevoelens van verraad.”
In deze conclusies zitten enkele belangrijke elementen. Het gaat over gevoelens in verschillende vormen of gradaties, die wel degelijk een grote impact kunnen hebben voor veel mensen. De resultaten zijn niet gelijk verdeeld en wijzen ook op reële ongelijkheid. Bij respondenten in India zegt 35% extreem bezorgd te zijn en zegt 74% dat er een impact is op het functioneren. Bij respondenten in de VS is dat respectievelijk 19% en 26%. Verder blijkt dat een groot deel van de jongeren een gevoel van verraad heeft. Je hoort het ook wel eens bij jongeren die de voorbije jaren deelnamen aan klimaatstakingen en -betogingen. Ze hebben het gevoel dat het allemaal niets heeft uitgehaald. In politieke discussies over die burgers “die zich in de steek gelaten voelen” gaat het vaak over heel andere kwesties, niet over dit klimaatverraad dat veel jongeren ervaren. In plaats van begrip, of minstens een kwetsbaar erkennen van het eigen falen, krijgen ze van zichzelf belangrijk vindende politici vaak nog te horen dat ze niet moeten betogen maar moeten studeren. Waarmee ze dan vernemen dat zij de problemen moeten oplossen die veroorzaakt of versterkt zijn door de generatie van hun ouders. Het is niet helemaal raar dat sommige jongeren zich hullen in een houding die beweegt tussen gelatenheid en cynisme.
Er zijn verschillende termen te gebruiken voor de emoties1 waar we het hier over hebben: klimaatangst, eco-angst, klimaatpijn, klimaatkwaadheid, klimaatverdriet … Ze lopen soms in elkaar over. Ze doen zich voor in verschillende gradaties. Het kan een permanent onderhuids unheimlich gevoel zijn. Het kan een angst zijn die je plots overvalt. Het kan een verdriet zijn dat om de zoveel tijd weer opduikt. Het kan een somberte zijn die zich tot een echte depressie ontwikkelt.
Deze gevoelens kunnen verschillende vormen hebben. Het kan gaan om het onbestemde gevoel dat je nergens naartoe kunt wanneer je op de radio hoort dat er binnen enkele dagen een hittegolf zal komen, in het besef dat je in een klein appartementje woont in een huis dat slecht geïsoleerd is. Het kan gaan over de stress die je al vooraf voelt omdat je met een gevoelig hart heel kwetsbaar bent voor warmte en je weet dat je buiten moet gaan. Het kan gaan over het verdriet dat je voelt omdat het landschap van je jeugd zo snel verandert door de klimaatverandering.
Misschien begin je van machteloosheid te brullen tegen het televisiescherm wanneer je een cynische politicus hoort uitleggen dat die klimaatverandering wel erg is maar ‘dat we echt niet meer kunnen doen dan we nu doen’. Misschien voel je je in shock nu je eindelijk de tijd hebt genomen om eens echt te lezen wat er in het IPCC-rapport staat. Misschien kijk je in verbijstering hoe mensen doen alsof er niets aan de hand is en zo snel mogelijk in het vliegtuig willen zitten om naar een ‘warm land’ te vliegen, en daar dan wel te eisen dat er altijd genoeg douchewater en een permanente airco is. Misschien begin je stiekem uit te rekenen hoe lang je nog zult leven en ‘hoe erg’ het dan zal zijn. Misschien ben je kwaad omdat je beseft dat jouw toekomst veel moeilijker zal zijn dan die van je ouders. Misschien ben je bang omdat je zo graag zou willen dat jouw kinderen veilig kunnen opgroeien en je niet weet of dat nog wel zal lukken. Misschien ben je eindeloos gefrustreerd door hoe in het beleid kortetermijnbelangen en -winst jarenlang primeerden waardoor er nu een reële kans is dat alles veel moeilijker zal worden dan het had kunnen zijn. Misschien voel je je ontheemd nu het huis waar jouw familie al generaties woont in een mum van tijd in de as is gelegd door de zoveelste bosbrand van die ene zomer. Misschien woon je op een plek die steeds meer te maken krijgt met hevige stormen en weet je niet hoe je je kinderen het gevoel kunt geven dat het ergens in de wereld veilig is. Misschien is het water naast jouw dorp helemaal verdwenen en lijkt er geen andere oplossing te zijn dan te moeten migreren naar het noorden maar heb je geen geld om dat te doen. Misschien woon je op een plek waar alle verhalen en je cultuur verbonden zijn met een landschap van sneeuw en ijs en voel je je verloren nu dat gevoel van plaats wegsmelt.
De grote gevoelens zijn soms een combinatie van verschillende kleinere, maar dat gevoel van ‘groot’ zegt wel iets. Het is te vergelijken met een trauma en hoe we daarop reageren. Er gebeurt iets. Dat kan iets zijn als een eenmalige gebeurtenis. Maar het kan ook een langdurende toestand van onveiligheid zijn. Je lichaam reageert instinctief. Misschien wil je eerst ontkennen dat er iets is, in de hoop dat je het weg kunt denken. Al snel blijkt dat dat niet kan. Je wilt vechten. Je wilt vluchten. Of je lichaam voelt dat je geen kant uit kunt en je bevriest. Als dingen zich herhalen of als je in een langdurige onveilige toestand zit, kan het zijn dat je in een permanent alerte toestand komt. Bepaalde dingen kunnen je dan triggeren, telkens weer. Mensen die getroffen werden door de overstromingen nabij de Vesder in 2021 vertellen nu dat ze ’s nachts klaarwakker worden zodra ze horen dat het regent. Telkens gebeurt het opnieuw. Of stel je voor dat je als moeder of als dochter in een huisje woont ergens in het Caribisch gebied en je moet je klaarmaken voor de zoveelste, steeds erger wordende storm? Hoe machteloos voel je je als moeder omdat je je kind niet kunt beschermen? Hoe gedeukt is als kind je basisgevoel van veiligheid als dat de wereld is waarin je opgroeit?
Het antwoord is: ja, het is zo erg. Het paradoxale is dat je dat moet durven zien om tegelijk ook te kunnen zeggen: nee, het is nog niet te laat en ja, het is absoluut zinvol om te blijven handelen, elke dag opnieuw.
Het besef van de ernst en de omvang van de ecologische crisis is soms moeilijk te dragen. Het kan de diepste laag van ons menszijn raken, ons een levensbedreigend gevoel geven. Vaak zijn we bang van wat er zal gebeuren als we die gevoelens zouden toelaten. We zijn bang dat we zullen overweldigd worden door een intens gevoel van pijn of verdriet. We zijn bang van het gevoel dat we in een bus zitten die keihard naar de afgrond rijdt terwijl we roepen naar de chauffeur, die echter niets doet of niets wil doen. Wanneer nieuws over klimaatverandering over ‘ver weg’ gaat of wanneer het enkel uit cijfers bestaat, kunnen we afstand houden. Maar wanneer we die cijfers en statistieken proberen te zien als concrete mensen die we kennen, is het alsof onze empathie zal verdrinken. Het is alsof ons lichaam en ons bevattingsvermogen niet gemaakt zijn voor iets dat zo groot is en waarover we geen enkele controle lijken te hebben. Het is zo groot.
Je kunt die angst in verschillende gedaanten zien. Zo zijn er mensen die tot voor enkele jaren zegden dat het allemaal niet zo erg is met die klimaatverandering en die nu met evenveel overtuiging zeggen dat het al te laat is. Zo is er die jongere die het nieuws over klimaat verslindt en redeloos kwaad is op de generatie van zijn ouders en maar niet begrijpt waarom politici niet handelen en die zelf het gevoel krijgt dat hij volledig gekneld zit in de tijd en die schrik heeft van die gedachte. Het is alsof je naar een plek moet gaan waar je liever niet naartoe gaat, waar je iets in de ogen moet kijken waardoor de grond onder je voeten zal verdwijnen. Die plek is inderdaad beangstigend. Het is in zekere zin heel veilig om je de klimaatcrisis voor te stellen als een eenmalige ramp die ineens op dag x ergens plaatsvindt, min of meer zoals dat was in de film The Day After Tomorrow. Maar de planetaire werkelijkheid is anders. Er is niet iets als een dag voor en een dag na, ook niet iets als een hier en een daar, als afgelijnde categorieën die ons een gevoel van controle kunnen geven. Wetenschappers zeggen ons dat we in de loop van enkele jaren beslissingen zouden moeten nemen die van een ambitieniveau zijn dat we nog nauwelijks eerder zagen en dat anders binnen niet al te lange tijd delen van de aarde onleefbaar zullen worden. We dachten dat we dat slechte nieuws uit beeld konden houden, tot de ene na de andere zomer warmer werd en de voorspelde weersextremen gewoon aan onze achterdeur plaatsvonden. En dan moet je daar ergens op die plek gaan staan en je de vraag stellen of het echt zo erg is. Het antwoord is: ja, het is zo erg. Het paradoxale is dat je dat moet durven zien om tegelijk ook te kunnen zeggen: nee, het is nog niet te laat en ja, het is absoluut zinvol om te blijven handelen, elke dag opnieuw. Je moet minstens even in die spiegel kunnen kijken om daarna verder te kunnen gaan.
Maar we zijn vaak bang van die gevoelens en proberen ze weg te duwen. Wat we niet altijd beseffen of nog niet weten is dat we daarvoor net veel meer energie nodig hebben. Ook dat is te vergelijken met een trauma. Het is bijvoorbeeld niet zo eenvoudig om echt onder ogen te zien dat je opgroeide in een heel onveilig disfunctioneel gezin en dat dat in grote mate mee heeft gevormd hoe je later om zou gaan met je relaties en hoe je in het leven zou staan. Het lijkt gemakkelijk om het weg te duwen. Het lijkt gemakkelijk om alleen maar de kwaadheid te voelen voor wie je niet de liefde gaf die je wilde. Het is in zekere zin ook (bewust of onbewust) aantrekkelijk om je te wentelen in slachtofferschap of zelfdestructie. Tot het moment daar is dat je het aankunt om rustig op die wankele plek te gaan staan, daar ook de pijn te voelen, maar die niet vast te houden. Zoals het aantrekkelijk lijkt om te zeggen dat je helemaal niet meer naar het nieuws zult kijken omdat het je te veel pijn doet.
Terwijl je je ook kunt oefenen in blijven kijken, je te laten raken door de reële pijn van die vrouw die vertelt over de overstroming die ze overleefde, zonder dat het je verlamt. Je voelt je betrokken, jij zou die vrouw kunnen zijn. Haar lot is een deel van wie jij bent. Het leidt er niet toe dat je afstompt of cynisch wordt, maar wel dat je — hoe paradoxaal dat ook lijkt — meer energie krijgt om de dag daarna weer te doen wat je kunt doen. Op vergelijkbare wijze hebben heel wat klimaatactivisten methodieken om hun emoties van verdriet en machteloosheid met elkaar te delen, waardoor ze elkaar in die kwetsbaarheid kunnen vasthouden en zo de energie vinden om opnieuw actie te voeren.
Misschien zijn we bang van die grote emoties of misschien hebben we geleerd dat ze ‘slecht’ zijn. Met als gevolg dat de pijn onder onze huid blijft en ons uitput. Met als gevolg dat we heel eenzaam zijn in dat verdriet, en niet beseffen dat zoveel andere mensen met hetzelfde gevoel zitten. Die gevoelens zijn integendeel in wezen heel positief.2 Ze laten ons voelen dat we deel zijn van iets. Het diepe verdriet dat je kunt ervaren bij het gevoel van een planeet die aan het sterven is door zoveel vervuiling en verspilling en egoïsme laat je zien dat je treurt om iets waar je zelf een deel van bent. Een van de manieren om naar de klimaatcrisis te kijken is dat die het gevolg is van een welbepaalde eenzijdige vorm van vooruitgangsdenken die steunt op een welbepaalde invulling van de moderniteit, een voorthollende moderniteit. In die logica is er onder meer een sterke nadruk op een scheiding tussen de mens en de rest van de natuur. Er is een sterk lineaire manier om naar de tijd te kijken, tijd die enkel gezien wordt als eindeloze ‘vooruitgang’, en vooruitgang als steeds meer produceren en consumeren. Natuurlijke grenzen zouden er niet zijn. Sommigen zijn ervan overtuigd dat je die logica nog meer moet versterken om de problemen op te lossen die erdoor veroorzaakt zijn en stellen dat het kapitalisme de klimaatcrisis (die ze veroorzaakt heeft) zal oplossen door meer van hetzelfde. Er is evenwel ook een andere moderniteit mogelijk, die inziet dat een eenzijdige (vernietigende) vooruitgang zal leiden tot minder vrijheid, minder rechtvaardigheid en uiteindelijk ook minder vooruitgang.3 Je zou kunnen zeggen dat het verdriet dat we voelen om de natuur die sterft, om de mensen die lijden door de aan de gang zijnde klimaatcrisis, net bewijst dat we geen afgescheiden wezens zijn, maar integendeel verbonden met de rest van het web van het leven. Dat besef maakt dat we beter kunnen voelen waar de uitweg uit de crisis zit. Het kan ons ook helpen om de diepgaande maatschappelijke veranderingen die nodig zijn als minder bedreigend te ervaren.
Het element van de tijd is in dit verband interessant. In het moderne denken is het beeld van de tijd in een aantal opzichten erg ‘voorthollend’ geworden. We moeten steeds vooruit. Als iemand zegt dat ‘stilstaan achteruitgaan is’ knikken we. (Waarom eigenlijk?) Dit alles is genuanceerd. Het kunnen streven naar iets kan ons een doel geven. Kunnen hopen dat je een goede kans hebt om uit de armoede te komen kan je energie en zin geven. En tegelijk kan de sociale druk die bepaalt dat je steeds meer moet willen je onrustig maken. Het idee dat je in de toekomst niet nog meer zou kunnen hebben, ervaren velen al als een inlevering van iets dat ze nog niet eens hebben. Het voorthollend eenzijdig groeimodel dat zich in een bepaald opzicht wilde ‘bevrijden’ van de natuurlijke grenzen heeft de klimaatevenwichten grondig verstoord, waardoor de natuur nu als het ware terugslaat, wat zich uit in de vorm van minder vrijheid.
Misschien begin je van machteloosheid te brullen tegen het televisiescherm wanneer je een cynische politicus hoort uitleggen dat die klimaatverandering wel erg is maar ‘dat we echt niet meer kunnen doen dan we nu doen’.
De mens heeft de seizoenen verstoord. De seizoenen staan voor een cyclische tijd. En die hebben we als mens ook heel erg nodig. De zekerheid dat er na de winter een lente zal komen geeft rust in de donkere dagen. Het gevoel van een eindeloze herhaling van terugkeer is iets dat ons een gevoel van veiligheid kan geven, het kan ons laten voelen dat we thuis zijn in de tijd. Daarin zit een van de tragische kanten van de klimaatcrisis. Als mens verstoren we zelf die cycli die we nodig hebben om ons veilig te voelen. We organiseren zelf onze onveiligheid en onze klimaatangst. En in het verdriet door het besef van dat verlies zit ook al de uitweg eruit.
Klimaatemoties zijn een groeiende realiteit, dat blijkt onder meer uit steeds meer wetenschappelijke publicaties en ook uit de ervaringen van heel wat mensen in de geestelijke gezondheidszorg. Therapeuten krijgen in hun praktijk heel andere conversaties dan ze tot nu voerden, met een soort van zinvragen waar ze tot nu toe niet voor waren opgeleid.4 In verschillende media is er regelmatig aandacht en allerlei ‘coaches’ zien waarschijnlijk al een nieuwe markt groeien. Het is bij dat alles wel erg belangrijk om met een systemische blik naar het fenomeen te kijken. Het gaat er niet om gewoon een soort zelfhulpboek voor klimaatangst te maken, om dan weer over te gaan tot de orde van de dag. De klimaatemoties waar we het hier over hebben zijn in belangrijke mate het gevolg van een welbepaalde maatschappelijke ordening, van een welbepaalde visie op welvaart en vooruitgang, van welbepaalde historische machtsverhoudingen. Het antwoord daarop zou die logica niet mogen versterken maar zou er net een antwoord op moeten zijn, zou een uitweg moeten kunnen bieden.
Hevige klimaatemoties hebben een invloed op mentaal welzijn en kunnen tot mogelijk ernstige mentale problemen leiden. Maar we mogen ze niet zien als een ‘individueel’ psychisch probleem. Het is ook niet zo dat ze alleen voor zouden komen bij mensen die al om andere redenen een kwetsbare structuur hebben. Al kan het natuurlijk zijn dat het klimaatverdriet ook een dieper existentieel verdriet in jezelf aanraakt. Het antwoord op klimaatverdriet is niet je terugtrekken uit de wereld, of zou dat niet mogen zijn, integendeel. Klimaatverdriet is niet het vervelende gevoel dat sommige mensen hebben omdat ze misschien niet meer zomaar het goedkope vliegtuig kunnen nemen voor een citytrip. Klimaatverdriet mag ook niet het zoveelste onderdeel van wit privilege worden. Welgestelde witte middenklassers die zich voor hun klimaatpijn door een goede individuele therapeut kunnen laten behandelen, maar zich verder niets aantrekken van de maatschappelijke kwestie. En aan de andere kant van de wereld hele lokale gemeenschappen die diep getraumatiseerd worden door extreem weer en voor wie er nauwelijks enige vorm van psychische hulpverlening beschikbaar is.
Het interessante aan de term klimaatverdriet is dat die de verbinding in zich draagt. Dat zegt iets over wie we zijn, en over wie we zouden kunnen zijn. Als je aan de rand van de zee staat en denkt aan hoeveel vissen ondertussen vol plastic zitten, aan de ijskappen die in het warmer wordende water zijn opgelost, aan de achteruitgang van de biodiversiteit onder water, aan de koralen die ziek worden van de warmte, nu op sommige plaatsen de zee in de zomer zo warm is als een heet bubbelbad,5 en aan zoveel meer, dan kan het zijn alsof je het verdriet van de zee voelt. We komen uit de zee en de zee is een deel van ons. En het klimaatverdriet dat we voelen is evenzeer ook het verdriet voor onze kinderen. Het verdriet dat we voelen omdat we hen straks achter zullen moeten laten in deze wereld zonder dat we hen kunnen beschermen voor wat er komt. Het verdriet omdat zij zich misschien afvragen of ze nog wel zullen ingaan op hun kinderwens. Het verdriet omdat we misschien niet hebben gedaan wat we konden doen om de toestand te vermijden waar we nu inzitten. We voelen verdriet voor de dingen waar we een deel van zijn en die een deel zijn van ons. We voelen omdat ons wezen er een is van verbondenheid en van zorg, niet van afscheiding en verspilling. In het nulpunt van dat verdriet zit tegelijk de kern van de hoop.
Het doet ertoe. Over verdriet, hoop en verzet is een uitgave van Waerbeke in samenwerking met Denktank Oikos. Het is te koop in de betere boekhandel en via de website www.oikos.be.
Jan Mertens (°1965) woont in Leuven, studeerde Germaanse Filologie en werkt als strategisch adviseur bij de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling. Hij is ondertussen bijna veertig jaar actief in de groene beweging. Hij is voorzitter van de denktank Oikos en lid van de redactie van het gelijknamige tijdschrift. Hij is verder onder meer columnist bij MO* en actief bij Waerbeke.