n° 100

Het heeft me tien uur gekost om met de trein van Barcelona naar Brussel te komen. Deze reis zal drie dagen van mijn leven in beslag nemen. Op weg naar hier vroeg ik me af waarom ik het niet gewoon via Zoom deed. Ik had van mijn weekend kunnen genieten en uitslapen, dan twee uur present tekenen en klaar.

Hier ben ik dan en dus zal ik iets nuttigs moeten vertellen. Iets wat jullie en mijn tijd waard is. Iets gedurfds. Want we zijn aanbeland in een tijd die erom vraagt gedurfde dingen te zeggen.

Dus ik ga hier geen overzicht geven van de rede­ neringen in mijn boek. Als jullie zo’n overzicht willen, kunnen jullie altijd nog mijn boek lezen. In plaats daarvan zal ik me nadrukkelijk wijden aan de belangrijkste kwestie waar we voor staan, die van de klimaatontwrichting, en door de blablabla proberen te breken die we allemaal zo grondig beu zijn.

Jullie weten even goed als ik dat we er slecht voor staan, dat het niet de goede kant opgaat. Jullie weten even goed als ik dat onze regeringen ons in de steek laten. Dat ze de hele wereld in de steek laten. Dat ze al het leven op aarde in de steek laten. COP na COP gaat voorbij, maar het enige wat we van onze leiders — als we ze zo al mogen noe­men — te horen krijgen, zijn wollige, vrijblijvende beloften over nuluitstoot. [COP — Conference of Parties: internationale klimaattop van de VN, nvdr.] Het zijn echter totaal loze beloften. Er bestaat nog altijd geen beleid waarop hun beloften steunen. In feite zet het bestaande beleid van de regeringen ons tot op heden op weg naar bijna drie graden opwarming.

Hoe ziet een wereld van drie graden warmer eruit? Op welke toekomst stevenen we af? Dat kan ik jullie vertellen. Zo’n 30 à 50 procent van alle levende soorten zal uitsterven. Anderhalf miljard mensen zullen van hun thuis verdreven worden, gedwongen te vluchten voor droogte, branden, overstromingen en dodelijke hitte. De opbrengs­ten van basisvoedsel zullen met wel 30 procent afnemen, waardoor wereldwijd de ononderbroken voedselvoorziening almaar meer ontwricht zal worden. Een groot deel van de tropen zal voor de mens onbewoonbaar worden.

Denk eens aan de gevolgen. Denk eens aan de chaos die dit gaat meebrengen. De instellingen zullen het begeven. De wetenschappers laten er geen twijfel over bestaan dat zo’n wereld niet te verenigen is met de menselijke beschaving zoals we die kennen. De status quo komt neer op een dodenmars.

Het is niet jullie fout, niet onze fout. We zijn geneigd om over deze crisis te praten als het ‘Antropoceen’. Maar het zijn niet de mensen als mens die het probleem veroorzaken. Het is ons economisch systeem, het kapitalisme, dat opgezet wordt rond voortdurende expansie, extractie en accumulatie door een elite, en dat de levende wereld behandelt als niets meer dan een exter­naliteit. Het is een moloch die zo geprogrammeerd is dat hij alles op zijn pad verslindt, tot kortstondig voordeel van een miniem deel van de mensheid.

Het is een moloch die zo geprogrammeerd is dat hij alles op zijn pad verslindt, tot kortstondig voordeel van een miniem deel van de mensheid.

Dit is de structurele motor van de ecologische catastrofe, en hoe eerder we dit inzien, hoe groter onze kansen op overleven.

In Less is More / Minder is meer stel ik dat we een andere economie kunnen en moeten uitbouwen — een post­kapitalistische, ecosociale economie. Een economie die georganiseerd wordt rond menselijke behoeften en ecologische stabiliteit in plaats van rond de accumulatie van kapitaal. Mijn collega’s en ikzelf hebben empirisch aangetoond dat zo’n economie ons in staat zou stellen op een kwaliteitsvol niveau te voldoen aan de menselijke behoeften, voor iedereen op de planeet en met beduidend minder energie en grondstoffen dan we op dit moment gebruiken.

De voorbij­-de­-groeitheorie is opwindend en visi­onair. Ze kan echter ook nogal abstract aandoen en het is niet het moment voor abstracties. We hebben een concreet politiek programma nodig. Wat moeten we doen om de klimaatcrisis aan te pakken? Hoe zou het zijn om die crisis als een echte klimaatnoodtoestand op te vatten? Wat is er in feite vereist om de mondiale opwarming te beperken tot niet meer dan 1,5°C?

De allerbelangrijkste maatregel is er een waar tot nu toe geen enkele minister zich aan heeft willen wagen: stel een limiet aan de productie van fossiele brandstof en bouw die af volgens een bindend jaarplan tot deze industrie nagenoeg ontmanteld is tegen het midden van de eeuw. Ik zal het nog eens zeggen: stel een limiet aan de productie van fossiele brandstof en bouw die af volgens een bindend jaar­plan totdat deze industrie nagenoeg ontmanteld is tegen het midden van de eeuw. Voilà. Dit is de enige zekere manier om de klimaatontwrichting een halt toe te roepen, en dit moet bovenaan onze agenda staan, bovenaan de lijst van onze eisen.

Hoe snel moet dit gebeu­ren? Dat hangt van het land af. Rijke landen zijn verantwoordelijk voor het overgrote deel van de overtollige emissies die de klimaatcrisis veroorzaken. Bovendien is hun energieverbruik talloze keren groter dan dat van andere landen en ver boven wat nodig is om aan menselijke behoeften te voldoen. Nuluitstoot tegen 2050 is als doel een mondiaal gemiddelde. Een eerlijke aanpak zou van rijke landen vragen dat ze hun productie van fossiele brandstof in de buurt van nul brengen tegen 2030 of 2035 om armere landen zo meer tijd te geven voor de omschakeling. 2030 tot 2035. Sta daar eens bij stil.

Het klinkt spectaculair, maar het is toch ook zonneklaar. Fossiele brandstoffen zijn ver­antwoordelijk voor driekwart van de uitstoot van broeikasgassen. Ze moeten verdwijnen. 

Er is net een nieuwe campagne gelanceerd die door honderd Nobelprijswinnaars en een paar duizend wetenschappers, onder wie ikzelf, onderschreven wordt en die oproept tot een Non­ Proliferatieverdrag voor Fossiele Brandstof: een internationaal akkoord om een einde te maken aan fossiele brandstoffen volgens een eerlijk en bindend tijdschema. Geen achterpoortjes. Geen loze beloften. Gewoon actie. Het is een voor de hand liggende stap, maar tot heden heeft geen regering die willen zetten. Waarom niet?

Het komt deels doordat ze te laf zijn om komaf te maken met hun belangen in fossiele brand­stoffen. En deels ook omdat ze hopen op nog te ontwikkelen technologie die genoeg koolstof uit de atmosfeer kan halen om ons voor de rest van de eeuw te laten doorgaan met de verbranding van fossiele brandstoffen. Dit narratief wordt ons aangesmeerd door miljardairs, brandstof­bedrijven en anderen die er belang bij hebben de status quo te handhaven. Stoot nu uit, ruim later op. Dit is het gedraai achter die beloften van nuluitstoot. Uiteraard zal koolstofopname een rol te spelen hebben, maar de wetenschappers hebben al herhaaldelijk gewaarschuwd dat dit ons niet zal redden. Er is geen bewijs voorhanden dat de koolstofopname op tijd en voldoende zal zijn, dus op deze weg geraken we misschien vast in een traject van verhoogde temperaturen waaruit geen ontsnappen meer mogelijk is.

En nu komt het. Zodra we deze realiteit onder ogen zien, moeten we ook onder ogen zien dat fossiele brandstoffen voldoende snel afbouwen om een catastrofe te vermijden, neerkomt op een fundamentele verandering van de economie. En ik bedoel een fundamentele.

Denk er maar eens over na. Stel dat we het gebruik van fossiele brandstoffen volgend jaar met tien procent verminderen. En het jaar erop opnieuw, en de volgende jaren telkens weer. Zelfs als we alles op alles zetten om hernieuwbare energie uit te bouwen en de energie­efficiëntie te verbete­ren — wat we hoogdringend moeten doen — dan nog kunnen we gewoonweg niet het hele tekort compenseren. De waarheid is dat rijke landen met minder energie zullen moeten rondkomen.

Wat zou er in zo’n scenario gebeuren? Wel, in de bestaande economie zou dat pure chaos zijn. De energieprijzen zouden de pan uit swingen. Essentiële goederen zouden onbetaalbaar wor­den. Bedrijven zouden instorten. De werkloosheid zou stijgen. De mensen zouden afzien. Het kapita­lisme — dat afhangt van voortdurende groei om gewoon overeind te blijven en dat bij ontbreken van groei de mensen niet kan onderhouden — is structureel niet in staat om een dergelijke tran­ sitie te schragen.

Er bestaat echter een andere manier. We hebben opties. We kunnen het, maar dat vraagt dat we overschakelen naar de noodmodus. Het vereist ook dat we tegenover elkaar eerlijk zijn over wat er nodig is. Geen sprookjes vertellen.

Laat me dit in vijf duidelijke stappen uitleggen.

EEN. We moeten de fossielebrandstoffenindustrie en de energiebedrijven nationaliseren. We moeten ze onder de publieke controle brengen, precies zoals elke andere essentiële dienst of nutsvoorziening. Dit is belangrijk, omdat we in staat moeten zijn de productie van fossiele brandstoffen af te bouwen overeenkomstig de op wetenschap gebaseerde tijdschema’s, zonder voortdurend het fossiele kapitaal en zijn propa­ganda te moeten bevechten. Het laat ons ook toe een prijzenchaos te ontlopen, de energie te rantsoeneren volgens waar ze het meeste nodig is, en zo de basisdiensten te blijven voorzien.

Tegelijkertijd is het nodig dat we minder noodzakelijke productie afbouwen — SUV’s, commerciële vliegreizen, industrieel vlees, fast fashion, reclame, ingebouwde veroudering van apparaten, het militair­ industrieel complex, enzovoort — zodat we de economie opnieuw kunnen richten op wat de mensen daadwerkelijk nodig hebben voor hun welzijn.

TWEE. Er is een stevig sociaal fundament nodig — een sociale garantie. We moeten de universele toegang tot hoogwaardige gezondheidszorg, goede huisvesting, onderwijs, transport, water, energie en het internet garanderen om de nodige middelen voor een goed leven binnen ieders bereik te brengen.

Naarmate de onnodige productie afneemt, moe­ten we de werkweek verkorten en de noodzakelijke arbeid gelijkmatiger verdelen zodat iedereen in zijn levensonderhoud kan voorzien met een behoorlijk inkomen. We hebben een ‘duurza­me­job­garantie’ nodig om te zorgen voor volledige tewerkstelling en de onderhandelings­positie van arbeid te versterken. Ook is er een basisinkomen nodig voor wie niet kan of liever niet wil werken.

Een sociale garantie die op deze manier wordt opgezet is vitaal voor een rechtvaardige transitie. Ze garandeert dat niemand door de mazen van het net valt. Niemand lijdt schade.

DRIE. We moeten de rijken weg belasten. Thomas Piketty heeft duidelijk gemaakt dat door de koop­kracht van de rijken in te dijken we het krachtigste middel hebben om overmatig energieverbruik en uitstoot te reduceren. Dat klinkt misschien radi­caal. Maar bedenk dan dat het irrationeel — en gevaarlijk — is om nog langer een buitensporig consumerende klasse te blijven ondersteunen te midden van een klimaatnoodtoestand.

Ons cynisme en onze angst zouden overgaan in hoop en solidariteit. We zouden de opwinding en de kameraadschap voelen om deel te hebben aan iets groots, iets dat transformeert, iets gezamenlijks.

Hoe kan dat gebeuren? Eén manier is een wel­vaarttaks. Laat die maar pittig genoeg zijn zodat de rijken worden aangezet om hun extra huizen en aandelen van de hand te doen. Ook kunnen we een inkomensplafond bepalen waarbij al wat boven een bepaalde drempel uitstijgt met een belastingtarief van 100% wordt geconfronteerd. Behalve dat dit ook overmatige consumptie door de top zal beperken, gaat deze aanpak onmiddel­lijk de ongelijkheid te lijf; de inflatie zal binnen de perken blijven; en de macht van oligarchen die onze politiek vervuilt en corrumpeert wordt zo uitgeschakeld.

VIER. Het openbare domein moet massaal gemobiliseerd worden, willen we onze ecologi­sche doelstellingen halen. Onze capaciteit voor hernieuwbare energie moet worden vergroot. Het openbaar vervoer moet worden uitgebreid. Huizen moeten worden opgeknapt en de isolatie moet beter. Land en ecosystemen moeten worden hersteld. Er is indrukwekkend veel werk te doen, en dat gaat niet vanzelf gebeuren.

Hier doet de garantie op duurzame jobs haar intrede. Deze garantie gaat ervoor zorgen dat al wie wil, zich kan bijscholen om deel te nemen aan de belangrijkste gezamenlijke projecten van onze generatie, via waardig, sociaal onontbeerlijk werk.

VIJF. De hernieuwbare technologieën moeten zonder beperkingen van patenten aangewend kunnen worden — zon, wind, batterijen, het hele spectrum. Dit gaat mee de prijzen drukken, de ver­spreiding bevorderen, en wetenschappers en inge­nieurs toelaten sneller te innoveren. Bijzonder belangrijk is ook dat de nodige technologie gratis wordt overgebracht naar landen in het Globale Zuiden die zich die tech­nologie moeilijk kunnen veroorloven, want dan kan de omschakeling op wereldschaal versnellen. Fondsen hiervoor moeten deel uitmaken van een ruimer klimaatherstelplan. Zo steunen we onze zusters en broeders in het Globale Zuiden, voor het overgrote deel de dupe van de klimaatcatastrofe, die ze niet eens zelf hebben veroorzaakt.

Wel, hoe zou zo’n wereld eruitzien? Ons cynisme en onze angst zouden overgaan in hoop en solidariteit. We zouden de opwinding en de kameraadschap voelen om deel te hebben aan iets groots, iets dat transformeert, iets gezamenlijks. Er zou heel wat minder onnodige handelswaar geproduceerd worden en er zouden heel wat minder snertbanen zijn. Onze samenleving zou meer gelijkheid kennen en armoede zou tot het verleden behoren. Onze economie zou ingericht worden rond menselijke behoeften en weerbaar­heid, niet meer rond eindeloze vermeerdering van kapitaal. En van groot belang: de emissies zouden jaar na jaar afnemen. Onze planeet zou zich gaan herstellen.

Het ziet er echter niet naar uit dat een of andere regering bereid is om in haar eentje de nodige stappen te zetten, uit vrees dat het voor haar nadelig uitpakt. Een paar progressieve landen zouden het kunnen doen en dit zou een lichtbaken kunnen zijn. Maar uiteindelijk hebben we gecoördineerde actie nodig. Daarom is het Non­ Proliferatieverdrag voor Fossiele Brandstof zo belangrijk. We weten al dat de enige manier om van nucleaire wapens af te komen betekent dat iedereen akkoord gaat om dat samen te doen. Dat geldt ook voor fossiele brandstoffen. Dat we hier de Europese Unie aan boord hijsen, is van het grootste belang. We zijn in Brussel. Jullie zitten allemaal in een unieke positie om dit te laten gebeuren.

We weten welke stappen nodig zijn om de kli­maatcrisis een halt toe te roepen. Maar laat het duidelijk zijn: niets gaat vanzelf gebeuren. Dit gaat een fenomenale strijd vragen tegen hen die zo buitenissig profiteren van de status quo. En dat is oké. Zo is het ook gegaan met elke bewe­ging die ooit de wereld heeft veranderd, van de Burgerrechtenbeweging tot het antikolonialisme. Die dingen gebeuren gewoon niet vanzelf. Het vereist het moeilijke werk van gemeenschaps­vorming, het bouwen van solidariteit, het smeden van allianties.

Ik wil hier een punt benadrukken. De milieubewe­ging kan dit niet in haar eentje doen. En wel om twee redenen. Ten eerste: haar analyse is niet radicaal genoeg. Meestal gaat ze door met het probleem te zien als een dat vooral neerkomt op individueel gedrag en niet op de structuur van het economisch systeem. Ten tweede: ze heeft niet de nodige politieke macht. Extinction Rebellion en Fridays For Future kunnen wel bruggen blokkeren in centraal Londen, maar ze zijn niet in staat om een algemene staking af te kondigen — wat het soort macht is dat wij nodig hebben.

Om dit klaar te spelen moeten de milieumensen allianties aangaan met de arbeidersbeweging en in het bijzonder met de vakbonden. Dat vereist dan weer dat de vakbonden van strategie veranderen. De meeste zijn geneigd om zich te schikken naar de belangen van het kapitaal door meer groei te eisen, omdat zij ervan overtuigd zijn dat groei de enige weg is naar loonsverhoging en werkgelegenheid. In plaats daarvan moeten we het probleem directer aanpakken: eis een kortere werkweek, leefbare lonen en duurzamebaangarantie. We moeten ons rond deze eisen verenigen om de arbeidersklasse aan boord te krijgen en ons vrijuit op de transitie toe te leggen zonder ons zorgen te hoeven maken over het spookbeeld van werkloosheid. En dat niet enkel binnen nationale grenzen, maar over de grenzen heen om zo de capaciteit op te bouwen voor een gecoördineerde staking.

We moeten ook allianties aangaan met sociale bewegingen in het Globale Zuiden. Voor hen staat er het meeste op het spel. Hun analyse is ook veel scherper en radicaler dan om het even wat in het mainstream discours van het Noorden. Ik dring erop aan dat jullie het Volksakkoord van Cochabamba lezen, dat is ondertekend door dui­zenden sociale bewegingen uit het hele spectrum van het Globale Zuiden. Het is het allerkrachtigste klimaatmanifest dat ooit is geschreven. Het erkent dat de klimaatcatastrofe zich voltrekt langs de lijnen van het kolonialisme en vraagt als reactie dus om een antikoloniale strijd. Wij moeten ons daarbij aansluiten.

Dit decennium is de hoeksteen van de geschiede­nis. We kunnen niet blijven zitten en afwachten wat er gebeurt. We moeten waar we maar kunnen politieke macht grijpen ofwel degenen bij wie de macht berust, dwingen om hun koers te wijzigen. Dat zal strijd vragen. Een strijd voor ons leven. Een strijd voor het leven. We hebben alles te verliezen en een wereld te winnen.

JASON HICKEL is economisch antropoloog en docent aan de London University College. Verder is hij ook auteur van The Divide en meer recent Minder is Meer (Less Is More). Hij schrijft regelmatig in The Guardian en Foreign Policy. Jasons onderzoek richt zich op mondiale ongelijkheid, politieke economie, post-ontwikkeling en ecologische economie. In zijn etnografische werk legt hij de focus op arbeidsmigratie en politiek in Zuid-Afrika.

Deze tekst werd gebracht op Ecopolis, Brussel op 24 oktober 2021.
Vertaling door Magda Brijssinck.