Vlaanderen heeft veel verschijningsvormen van zijn geschiedenis om te bekijken, te beleven, vast te pakken. Om over te vertellen, dat ook. Of beter: voorál om over te vertellen. Want zo staat letterlijk in de beleidsnota Onroerend Erfgoed 2024-2029 ‘Fier op dat van hier’: de ambitie om ‘De Vlaming warm te maken voor erfgoedzorg met goede praktijken en sterke verhalen.’ Daar wordt werk van gemaakt. “Alle vormen van ons erfgoed zijn stille getuigen van ons verleden, en het is aan ons om die te laten spreken. Niet alleen ter meerdere eer en glorie van de erfgoedfanaat, maar voor iedereen”, zegt Ellen Descamps.
Om even terug te komen op die vele verschijningsvormen van onze geschiedenis, een duizelingwekkende rekensom: Vlaanderen telde eind 2024 11.384 beschermde monumenten, 1.523 beschermde stads- en dorpsgezichten, 673 beschermde cultuurhistorische landschappen, 55 beschermde archeologische sites en 34 beschermde vaartuigen (varend erfgoed). Een totaal van ongeveer 13.669 formeel beschermde erfgoedelementen. Tel daarbij circa 87.000 objecten die wel erkend zijn als erfgoed, maar nog niet beschermd zijn. Een grote rijkdom voor wie onze geschiedenis en ons erfgoed in het hart draagt. Voor hen is zondag 14 september alvast een hoogdag, want dan gunnen meer dan 800 monumenten in Vlaanderen een bijzondere inkijk naar aanleiding van de 37ste Open Monumentendag.
Voor ons gesprek over het belang van ‘verhalen vertellen’ om ons onroerend erfgoed de nodige glans te geven, spreken we af aan de Sint-Geertruiabdij in Leuven. Geen toevallige keuze – anders hadden we die plek hier ook niet vermeld – want een van de favoriete plekken van Ellen Descamps, sinds 2024 raadgever Onroerend Erfgoed op het kabinet van Vlaams viceminister-president Ben Weyts. Voordien werkte Descamps onder meer als inhoudelijk coördinator bij PARCUM, het museum en expertisecentrum voor religieuze kunst en cultuur. “Vanwaar de aantrekkingskracht? Om te beginnen is dit een verborgen oase van rust midden in de stad. Lang niet iedereen houdt hier halt. Dat is deels jammer, deels ook niet, want anders verliest deze plek per definitie het statuut ‘verborgen parel’. (lacht) Maar wat het nog meer tot een magneet maakt voor mij, is dat ik doorheen de jaren meer te weten gekomen ben over de geschiedenis van de kerk, de abdij en het Klein Begijnhof, waardoor die steeds meer tot de verbeelding begon te spreken. Aan vrienden of familie toon ik graag hoe de gebouwen de sporen dragen van de verschillende gebruiksperioden en gebeurtenissen. Dat maakt onroerend erfgoed zo bijzonder boeiend: hoe meer je weet, hoe meer je een tijdreiziger wordt.”
Ellen Descamps: “Mijn ervaring komt goed van pas omdat de toekomst van onze vele parochiekerken een grote (beleidsmatige) uitdaging vormt. Zo weet ik met welke belanghebbenden het gesprek geopend moet worden, welke professionelen welke expertise aan tafel brengen, wat de uitdagingen zijn waar vrijwilligers mee te maken hebben, welke kansen en gevoeligheden er zijn en om welke, eventueel aangepaste, omgang dat vraagt … Ook bij PARCUM is het altijd mijn doel geweest om een brede, frisse blik te hanteren, opportuniteiten en uitdagingen te detecteren en te kijken hoe erfgoedwerking en -beleid mee kunnen (of eerder: moeten) evolueren met de maatschappij.”
“Alle vormen van erfgoed zijn stille getuigen van ons verleden, en het is aan ons om die te laten spreken”
“Je kan onroerend erfgoed vanuit verschillende hoeken aanvliegen. Sommigen vinden dat je maximaal moet investeren in bakstenen, terwijl anderen de nadruk leggen op de mensen achter het erfgoed. Laatstgenoemde dimensie wint (wat) aan belang: de betekenis van het erfgoed zit bij het menselijke aspect ervan, want het zijn mensen die er betekenis aan toekennen – collectief of individueel. Uiteraard zijn de stenen belangrijk, want als er niets overschiet hebben we ook niets meer om te beleven of ons bij te verwonderen. Maar om erfgoed dichter bij de mensen te brengen en draagkracht voor gedeelde erfgoedzorg te creëren, is het nodig om te vertellen wát we precies zien. Alle vormen van erfgoed zijn stille getuigen van ons verleden, en het is aan ons om die te laten spreken. Dat ze iets zeggen. Niet alleen aan de erfgoedfanaat, maar aan eender wie die het wellicht wel fijn vindt dat die gebouwen of plekken er zijn, maar verder geen benul heeft wat die hebben betekend of nog (kunnen) betekenen.”
“Er wordt gezocht naar meer prikkelende en dynamische manieren om verhalen te vertellen. Waar er traditioneel voor een publicatie of audioguide gekozen wordt – valabele keuzes voor bepaalde doelgroepen – is het wat mij betreft nu zaak om te verkennen welke kanalen we nodig hebben om de ‘not so usual suspects’ te bereiken. Waarmee kunnen we hen verleiden en waar vertellen we dat verhaal? Kinderen of jongeren, bijvoorbeeld. Voor hen hoeft het misschien niet al te diepgravend te zijn en dat is prima, zolang ze maar een notie meekrijgen van wat de betekenis is. Ook dat maakt deel uit van onze missie om ons erfgoed te bewaren voor toekomstige generaties. Want erfgoed verliest zijn relevantie als we er collectief te weinig belang aan hechten en vergeten wat het betekent. Het is daarom cruciaal om onze verhalen en hoe we ze vertellen mee te laten evolueren, creatieve formules
uit te dokteren en te onderzoeken wat werkt en wat niet werkt. We hebben daarvoor bijvoorbeeld echt goede vertellers nodig. En die zijn er. Er is een reden waarom schrijver, podcastmaker en conferencier Bart Van Loo (o.a. De Bourgondiërs, Stoute schoenen) zo populair is: die weet waarover hij het heeft én heeft het publiek aan zijn lippen. Een ander
geslaagd voorbeeld waar ik graag naar verwijs is Caffè Carletto, de bar in het koetshuis op het binnenplein van het Kasteel van Gaasbeek in het Pajottenland. De naam van het café
verwijst naar de zoon van Giuseppe en Costanza Arconati Visconti, Carletto (1819-1839). Hij vond er samen met zijn ouders onderdak bij hun nonkel Paul Arconati, nadat zij moesten
wegvluchten uit Italië. Helaas overleed hij veel te vroeg. Bij de grootschalige restauratiecampagne van het museum werd zijn slaapkamer gerestaureerd en voor het eerst opengesteld voor het publiek, en werd de bar naar hem vernoemd als eerbetoon. Het is een beklijvend verhaal, dat bovendien in enkele zinnen meegegeven wordt op de menukaart. Hoewel de openingsuren afgestemd zijn op die van het museum, is een museumbezoek niet obligatoir om even neer te strijken in de bar en zo van het sprookjesachtige monument te genieten. Dit maakt dat niet alleen museumbezoekers, maar ook wandelaars, toeristen en buurtbewoners die niet per se op zoek zijn naar een museale beleving, maar misschien wel nieuwsgierig zijn of gewoon op zoek zijn naar een tof plekje voor een babbel of wat rust, toch één van de verhalen van deze plek meekrijgen. Mooi, toch?”
“Weet je, ik ben kunsthistorica van opleiding, en wat mijn goesting om in het vak te stappen aanwakkerde, was – naast de start van de restauratiecampagne van het Lam Gods – ook het boek De Da Vinci Code van Dan Brown. Er is geen enkele reden om neer te kijken op vulgariserende manieren om via kunst en erfgoed over onze geschiedenis te vertellen. Je
hebt laagdrempelige toegangspoortjes nodig.” “Als je spreekt over erfgoed, kun je moeilijk verwachten van mensen dat ze meteen naar het meest onbekende plekje zullen stappen. Vaak helpt het om een publiekstrekker te hebben, bijvoorbeeld een erg tot de verbeelding sprekend monument of kunstwerk dat ‘je gezien moet hebben’, om van daaruit minder bekende plekken te ontdekken.”
Hoe kun je ervoor zorgen dat ons onroerend erfgoed ook betekenis houdt of krijgt voor de groeiende groep nieuwe Vlamingen? Ook zij maken deel uit van de toekomstige generatie.
“Erfgoed hoort mee te evolueren met zijn tijd; daarom ben ik grote pleitbezorger om erfgoed te blijven gebruiken en het op een of andere manier dicht bij ons te houden, bijvoorbeeld door doordacht te herbestemmen. Op die manier kunnen we ervoor zorgen dat we er nu en morgen de draagkracht voor blijven hebben. Het is altijd goed als we ergens een nieuwe vorm of betekenislaag aan kunnen toevoegen, want zo vergroot de kans dat het een relevante plek blijft in onze maatschappij.”
“Erfgoed verliest zijn relevantie als we er collectief te weinig belang aan hechten”
“Davidsfonds en andere organisaties kunnen het verschil helpen maken door mee de verhalen te vertellen, door een podium te geven aan goede auteurs en te experimenteren met nieuwe vertelvormen om zo veel mogelijk mensen te appelleren en enthousiasme aan te wakkeren. Om ervoor te zorgen dat onroerend erfgoed geen kabbelend gegeven is, maar dat er schwung in zit. Dat is geen ijle bede, want hoe vaak stellen we niet vast dat als er een participatief traject van start gaat voor de herbestemming van een gebouw, de opkomst vaak bijzonder mager is. Samen zorg willen dragen voor ons erfgoed kan enkel als het thema leeft. En dus hebben we stemmen rond de tafel nodig. Dat Davidsfonds daarbij kan helpen? Zeker.”