2022/1

Emile ‘Lode’ Verbraecken uit Berchem was een van de honderden vrijwilligers uit België die aan de zijde van de Tweede Spaanse Republiek deelnamen aan de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939). Voor zijn vertrek werkte hij bij de centrale van de toenmalige Belgische Transportarbeidersbond (nu Belgische Transportbond, BTB) in Antwerpen. Voor Lode was de oorlog van korte duur. Hij sneuvelde op minder dan twee maanden na zijn vertrek.
Zijn verhaal probeer ik te herschrijven op basis van het archief van Ward Cassiers, de gewezen nationaal secretaris van de Socialistische Vakgroep Binnenvaart. Dat archief wordt bewaard bij Amsab-ISG. Het bestaat uit een reeks foto’s van Verbraecken en brieven van Belgische socialisten die
tevergeefs getracht hebben om tussen 1937 en 1951 informatie in te winnen over het overlijden van de jonge militant.

300 gesneuvelde Belgen in Spaanse aarde

In Spanje liggen nog ongeveer 114.000 personen anoniem begraven, slachtoffers van franquistische executiepelotons. Amper 9000 stoffelijke resten van gefusilleerde burgers zijn tussen 2000 en 2018 opgegraven. De meeste geïdentificeerde slachtoffers zijn boeren, dagloners of seizoenarbeiders. Zij geven ons een idee van de omvang van de misdaden die tijdens het franquisme (1939- 1975) zijn gepleegd. Voor soldaten die aan het front sneuvelden, verwijzen de meeste historici naar aantallen tussen 150.000 en 200.000 doden. Hoeveel daarvan nog steeds in massagraven liggen is onbekend. Het is nog moeilijker om de republikeinse militairen, en in het bijzonder de stoffelijke resten van vrijwilligers van de Internationale Brigades die in Spanje op het slagveld vielen, terug te vinden. Velen eindigden in ongemarkeerde massagraven en vaak zijn diegenen die in staat waren de exacte locatie van een massagraf aan te wijzen, allang overleden.

Portret van Emile 'Lode' Verbraecken

Portret van Emile 'Lode' Verbraecken. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Van de 2400 Spanjestrijders die in 1936 en 1937 vanuit België naar Spanje vertrokken, stierven er bijna 300 (12,5 procent) op het slagveld.1

Hun familieleden en geliefden in België kenden hooguit de gemeente waar ze waren overleden. Maar over de omstandigheden van overlijden of de plek waar ze begraven werden, wisten ze meestal niets of zeer weinig af.

Een optimist in hart en nieren

Voor zijn vrienden heette hij Lode, zijn ouders noemden hem Emile naar zijn vader die in Berchem gemeenteraadslid voor de Vlaamse Frontpartij was. In tegenstelling tot vader Emile droomde Lode niet van een onafhankelijk Vlaanderen, maar van een wereld waarin tribale gevoelens plaats moeten ruimen voor een nieuwe mens die over de landsgrenzen heen denkt. Heel jong werd Lode een gedreven socialist, die zich zeer actief inzette in de Werkersbond van Berchem. Door zijn toedoen en geestdrift werd ook zijn jonge echtgenote Elisabeth Vervoort lid van de Werkersbond.2

Lode behaalde een diploma van sociaal as- sistent en liep een tijdje stage in het gemeen- telijk gasthuis van Berchem. In 1933 vervulde hij als 20-jarige zijn militaire dienstplicht bij het 6e Linieregiment. Hij wist het op dat mo- ment nog niet, maar zijn militaire opleiding bij de infanterie zou hem drie jaar later zeer
goed van pas komen.

Toen hij afzwaaide, vond Lode werk bij de centrale van de Belgische Transportarbei- dersbond (BTB) in Antwerpen. Hij werkte er samen met zijn goede vriend Ward Cassiers, een van de leiders van de Socialistische Jonge Wacht (SJW).3

Internationale steun voor de Spaanse Republiek en de opstandelingen

Lode was zwaar verontwaardigd toen in juli 1936 opstandige Spaanse militairen een staatsgreep pleegden en een burgeroorlog ontketenden.

Net zoals veel andere linkse militanten begreep hij niet waarom de Europese democratieën zich afzijdig hielden, terwijl de opstandelingen konden rekenen op de steun van drie dictators: Adolf Hitler, Benito Mussolini en de Portugees António de Oliveira Salazar.4

De envelop van de eerste brief van Lode Verbraecken naar Ward Cassiers. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Lode kreeg de kans zich nuttig te maken toen de Komintern besloot tot de oprichting van de Internationale Brigades, een leger gevormd door 35.000 vrijwilligers uit 52 landen. Deze internationale eenheden vormden een belangrijke militaire en morele steun voor de Spaanse Republiek. Maar de meeste vrijwilligers hadden geen enkele militaire ervaring, er was geen tijd voor een degelijke opleiding en ze waren slecht uitgerust. De soldaten die Hitler stuurde om Franco te steunen, waren goedopgeleide beroepsmilitairen die over zeer modern wapentuig beschikten.

Voor Lode en de andere Belgische vrijwilligers was Parijs de eerste etappe op weg naar Albacete, de basis van de Internationale Brigades in het oosten van Spanje. De hele reis tot aan de Pyreneeën verliep via routes die door de communisten gecontroleerd werden. Op 23 november 1936 vertrok Lode met de trein naar Parijs. Daar schreef hij de volgende dag een kort briefje naar Ward Cassiers om hem te zeggen dat hij heel snel naar Spanje
zou doorreizen en ‘dolgelukkig’ was.5

Op 24 november 1936 schreef Lode Verbraecken een eerste briefje naar Ward Cassiers vanuit Parijs.

Op 24 november 1936 schreef Lode Verbraecken een eerste briefje naar Ward Cassiers vanuit Parijs. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Het prachtige leven in Spanje

Een maand later, op 18 december 1936, schreef hij opnieuw naar Cassiers, deze keer vanuit Madrid. Zijn moreel was hoog. Optimistisch voorspelde hij dat ‘het korte tijd zal duren voor het fascisme verslagen zal zijn’. Aan het front van Madrid zou hij ontdekken dat de Spaanse fascisten over een veel sterker leger beschikten dan dat van de Republiek en dat het conflict in Spanje veel meer was dan een burgeroorlog. Het was de voorbode van de Tweede Wereldoorlog, die hij nooit zou meemaken.6

Zijn derde brief naar Ward Cassiers schreef Lode aan het front van Madrid op de ijskoude nieuwjaarsdag van 1937. Als lid van de 11e Internationale Brigade en ondertussen midden in het oorlogsgeweld, klonk hij nog altijd even strijdlustig:

Fragment uit de tweede brief van Lode Verbraecken vanuit Madrid, 18 december 1936

Fragment uit de tweede brief van Lode Verbraecken vanuit Madrid, 18 december 1936. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

‘Het is een prachtig leven, hier met de wapens in de hand den strijd te vieren tegen het fascisme.’

Fragment uit de laatste brief van Lode Verbraecken, 1 januari 1937

Fragment uit de laatste brief van Lode Verbraecken, 1 januari 1937. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Lode was ook verheugd dat hij van een Franse compagnie naar een Duitse overgeplaatst was en vond dat ‘het intellectueel niveau van de Duitse kameraden hoger is dan dat van de Fransen’. Met die Franse compagnie bedoelde hij wellicht een compagnie van het Commune de Paris-bataljon dat over een Vlaamse sectie beschikte.

Aan Ward Cassiers schreef hij dat in Spanje socialisten en communisten samen vochten en betreurde hij dat ze in België ruzie maakten.7 Ze vochten misschien wel samen, maar naarmate de oorlog vorderde, werden de socialisten en vooral de anarchisten onder invloed van de lange arm van Jozef Stalin naar de achtergrond gedrukt.

Zijn derde brief naar huis zou ook zijn allerlaatste zijn: zes dagen later, op 7 januari 1937, sneuvelde Lode. Hij was 23 jaar en zijn vrouw Elisabeth werd weduwe.8

De derde slag om de La Coruña-weg

De laatste veldslag van Lode was de derde slag om de La Coruña-weg die van 1 tot 15 januari 1937 duurde, en de derde en laatste poging van het franquistische leger om Madrid van de rest van de Republiek te isoleren. Het was de eerste belangrijke veldslag van de Spaanse Burgeroorlog die in open veld werd uitgevochten. De opstandelingen brachten daarvoor een sterk leger, de ‘División Reforzada’ (Versterkte Divisie) op de been met 20.000 strijders, bijgestaan door splinternieuwe tanks van Duitse en Italiaan- se makelij en zware artillerie. De Spaanse Republiek bracht vijf divisies in het veld, die samen ongeveer 45.000 manschappen telden.

De achilleshiel van het republikeinse leger was een nijpend gebrek aan beroepsofficieren bij de infanterie: 75 procent van de beroepsofficieren had de Spaanse Republiek verraden door de kant van de opstandelingen te kiezen. Tussen 3 en 6 januari 1937 viel de División Reforzada vanuit het noorden aan en maakte ze vervolgens een bocht om de strategische La Coruña-weg te bereiken. Maar de republikeinen hielden verbeten stand tot de opstandelingen op 15 januari hun offensief opgaven. 

Aankondiging van het overlijden van Lode Verbraecken

Aankondiging van het overlijden van Lode Verbraecken. In: De Diamantbewerker, 16/04/1937. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Het La Remisa-bos ter hoogte van El Plantío in Aravaca, aan ‘kilometer 13’ van de La Coruña-weg, was de sector waar Lode Verbraecken tussen de dennen in haastig gegraven loopgraven stand moest houden. Hij maakte samen met negentien andere Vlamingen deel uit van de compagnie mitrailleurs van het Thaelmann-bataljon. Dat werd zeer snel onder de voet gelopen en incasseerde bijzonder zware verliezen.

Samen met Verbraecken stierven tijdens die gevechten ten minste tien 9 andere vrijwilligers uit België.10 Het Vlaamsche Volk van 21 augustus 1937 schreef over ‘14 gesneuvelde Vlamingen’.

Het La Remisa-bos

De weg naar La Coruña telde in 1937 twee rijrichtingen. Ondertussen is hij onherkenbaar heraangelegd tot een autosnelweg met acht rijstroken. Ter hoogte van het La Remisa-bos in El Plantío (Aravaca) maakt de autosnelweg een bocht en is een stuk van de oude weg te vinden. Ten zuiden en parallel daaraan liggen een spoorweg en het La Remisa-bos.

Een brochure

Van de acht Vlaamse gesneuvelden op deze bladzijde van de brochure Vlamingen in de strijd voor vrijheid (1937), stierven er vijf samen met Lode Verbraecken: Camiel Van Rentergem, Benoni De Schrijver, Jozef Maertens, Florent Rothi en Jean Roten. (In: Vlamingen in strijd voor vrijheid, L'amicale des combattants d'Espagne, 1937, Dacob, Brussel)

Een deel is privélandgoed, de rest is een groene ruimte, toegankelijk voor wandelaars en fietsers. Tussen deze dennen werden heuvels belangrijke militaire doelen. De hevigste gevechten vonden plaats in en rond de schaarse gebouwen die als versterkte posities werden omgebouwd. Er werd vooral verwoed strijd geleverd in het ‘Casa de Remisa’ (Remisa-huis), een verzameling van verschillende gebouwen gelegen op de hoogste heuvel van het bos.

Op 6 januari 1937 waren de opstandelingen heer en meester van de strategische heuvels in het bos. Ze bouwden er uitstekende observatieposten om vandaar de weg naar La Coruña aan te vallen, die nog in handen van het republikeinse leger was.

In de nacht van 6 januari 1937 informeerde een rapport van het franquistische leger: ‘División Madrid: Vandaag werd de briljante opmars van ons leger verder gezet met de bezetting van Las Rozas, El Plantío, la Casa de los Pinos, La Remisa, arriverend ten westen van het station van (het dorp) Pozuelo de Alarcón. De vijandelijke weerstand, sterk in de verdediging van huizen en loopgraven, werd overwonnen door de verbetenheid van onze troepen, die de vijand tal van verliezen toebrachten waarvan de telling nog niet gedaan werd. Er werd een belangrijke hoeveelheid oorlogsmaterieel buitgemaakt.’11

De laatste strijd

Op 7 januari nam de 11e Internationale Brigade tussen El Plantío (Aravaca) en het dorp Pozuelo de Alarcón positie in aan de weg van La Coruña met het bevel om de oprukkende vijand de pas af te snijden.

De brigadisten groeven loopgraven om zich zo goed mogelijk te beschermen tegen wat zou volgen. Vervolgens was het wachten geblazen, in een sfeer van gespannen stilte. 

Heel dicht bij de posities van de onwetende vrijwilligers had de franquistische generaal Orgaz het gros van zijn tanks geconcentreerd. Hij wilde de weg van La Coruña gebruiken om naar het oosten, richting Madrid, op te rukken. Een ongeluk komt nooit alleen. Ook het Duitse Legioen Condor, een eenheid met soldaten die Hitler stuurde om Franco te steunen, had er een grote hoeveelheid artilleriebatterijen gestationeerd. Toen de republikeinse legerleiding lucht kreeg van deze gevaarlijke situatie, gaf ze het bataljon bevel om zich enkele honderden meters terug te trekken, naar beter verdedigbare posities om daar het hoofd te bieden aan de verpletterende aanval die nakend was. Maar de communicatie met het bataljon in het veld verliep moeizaam en het bevel tot terugtrekking kwam te laat. Daardoor verloor het Thaelmann-bataljon het contact met zijn achterhoede en werd het volledig door de vijand omsingeld.

De flank van het Thaelmann-bataljon kreeg het bij Las Rozas zeer hard te verduren toen de brigadisten probeerden een tegenaanval in te zetten. Om 11.40 uur merkten de vrijwilligers van de 1e Compagnie op 300 à 400 meter voor hen twee tanks op. Ze vroegen zich af of het eigen of vijandelijke tanks waren. Toen er vervolgens nog eens vijftien bijkwamen, vergezeld door de franquistische infanterie, had de 1e Compagnie nog net de tijd om in een smalle loopgraaf, dicht bij de spoorlijn, beschutting te zoeken. Toen ze zagen dat de tanks Duitse ‘Pantzers I’ waren, was het te laat.

Een waar bloedbad volgde. Tot overmaat van ramp vlogen een twintigtal vliegtuigen van het Legioen Condor over en bestookten ze de ontredderde brigadisten ongestoord met bommen en kogels. De overlevenden probeerden tevergeefs tegen de spoorwegberm bescherming te zoeken om vervolgens in het bos te verzamelen.

Daarbij werden gewonden en een grote hoeveelheid wapens achtergelaten. De ontmoedigde mannen hadden niet langer zin om verder te vechten. Uren later kregen ze het absurde bevel om in de tegenaanval te gaan. Het antwoord was kort: ‘Onmogelijk!’12

De jonge Deense journaliste Lisa Lindbaek was aanwezig bij de aanval. Zij beschreef de benarde situatie van het Thaelmann-batal- jon in het La Remisa-bos als volgt: ‘De tanks naderden tot op enkele meters van onze loopgraaf. Tientallen van onze beste soldaten sterven. Andere trekken voorwaarts, zonder bescherming, en werpen hun granaten. De wegen geraken geblokkeerd met doden en gewonden. Het is een slachtpartij die doorgaat tot de laatste bloeddruppel. ‘No pasarán!’, zeggen we tegen elkaar … Wanneer eindelijk het bevel tot terugtrekken komt, is het te laat. De vijandelijke infanterie overrompelt de loopgraven van het Thaelmann-bataljon en maakt de gewonden met de bajonet af.’13

Lode stierf tijdens de tankaanval, die samen met het vuur van de vliegtuigen meer dan 100 doden en 200 gewonden maakte in de rangen van het Thaelmann-bataljon. Na 10 dagen strijd liepen de republikeinse verliezen op tot 500 doden, het leger van Franco telde er 1500.14

Camiel Deschrijvere15, die zelf tijdelijk als vermist stond gesignaleerd, vertelde later aan Het Vlaamsche Volk hoe 14 Vlamingen uit Brussel, Gent, Antwerpen, Aalst, Tongeren en Turnhout in El Plantío het leven lieten: ‘De eerste Vlaming [Camiel Van Rentergem, red.] is getroffen naast mij, maar hij schiet moedig door, zeggende “Ik moet er toch aan, ’t is voor onze vrijheid”. Een tweede schot treft hem in de maagstreek; nog heeft hij de kracht zijn geweer af te vuren, nogmaals wil hij laden, maar de kracht ontbreekt; met een van pijn verwrongen gezicht zakt hij neder.’16

Het horloge van Jean Roten

Een ander slachtoffer was Jean Roten, een 32-jarige schrijnwerker uit Tongeren die in België een testament had nagelaten met de uitdrukkelijke wens om bij zijn overlijden geen godsdienstige begrafenis te krijgen. Zijn kostbaarste bezit, een horloge, moest aan een goede vriend, Antoine Feral, toekomen.17 Die godsdienstige begrafenis heeft Roten inderdaad niet gekregen en het horloge verdween waarschijnlijk in de zakken van een of andere infanterist van de kolonne van luitenant-kolonel Fernando Barrón Ortiz.18 Zijn stoottroepen die deel uitmaakten van de franquistische infanterie bij deze veldslag waren de ‘Tiradores (schutters) van Ifni’, een infanterie-eenheid van het Spaanse koloniale leger, grotendeels gerekruteerd uit Ifni, een Spaanse enclave aan de Atlantische kust in het zuiden van Marokko. Deze koloniale troepen werden om hun strijdlust geprezen door hun Spaanse officieren en om hun wreedheid gevreesd bij de republikeinen. Ze werden slecht betaald en moesten het hebben van plunderingen om profijt uit de oorlog te slaan. De officieren hoefden dat niet op het slagveld te doen, hun beloning zou na de eindoverwinning komen. Dat ging van militaire promoties tot de schenking van land voor de generaals. Bij een overwinning kregen de Marokkaanse infanteristen van hun officieren als beloning enkele uren de tijd om op plundertocht te gaan. Daarbij toonden ze geen genade voor gewonden. Ze sneden hun keel met de bajonet over, waarna ze de lijken systematisch ontdeden van trouwringen, gouden tanden en horloges.

Laatste rustplaats van Lode

Op 7 januari werd de 11e Internationale Brigade van het front teruggetrokken. Van de 3500 effectieven die de brigade oorspronkelijk telde, bleven er na de gevechten van 7 en 8 januari 800 niet-gekwetsten over.19

Slechts 9 brigadisten die op 7 januari overleden, werden op het kerkhof van Fuencarral begraven.20 De lichamen van Lode en zijn strijdmakkers werden in de chaos van de zware gevechten achtergelaten.

Toen de franquisten de door de republikeinse troepen achtergelaten wapens verzamelden, werd wellicht opdracht gegeven om de talrijke doden ter plaatse in massagraven onder te brengen. De plek waar Lode stierf, is vandaag een groene zone waar enkele grote villa’s staan. De kans is dus groot dat zijn stoffelijke resten nog steeds op dezelfde plaats liggen waar ze in januari 1937 werden begraven.

Zoektocht

Brief van Ward Coens van de Belgische Transportarbeidersbond aan Edo Fimmen, secretaris-generaal van de Internationale Transport Federatie, waarin hij informatie vraagt over de omstandigheden van de dood van Lode Verbraecken, 14/05/1937

Brief van Ward Coens van de Belgische Transportarbeidersbond (BTB) aan Edo Fimmen, secretaris-generaal van de Internationale Transport Federatie (ITF), waarin hij informatie vraagt over de omstandigheden van de dood van Lode Verbraecken, 14/05/1937. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Ward Coens (niet te verwarren met Ward Cassiers) van de Belgische Transportarbeidersbond (BTB) probeerde in mei 1937 via de Internationale Transport Federatie (ITF) in Amsterdam meer te vernemen over de omstandigheden van de dood van zijn kameraad. Van de generale staf van de Internationale Brigades in Albacete kreeg hij enkel de datum van overlijden. De Gentse communist Willy De Coninck, politiek kadercommissaris van de Vlamingen van het Thaelmann-bataljon, schreef aan Ward Coens dat Lode aan zijn verwondingen overleden was. Toch bleef bij Coens de hoop leven dat Lode vermist of misschien in een hospitaal gestorven was.21 In Antwerpen werd Lode niet vergeten en op initiatief van de Antwerpse Vereniging van Maatschappelijke Assistenten werd hij op 26 mei 1937 herdacht op de tweede verdieping van Brasserie Appelmans, in de Appelmansstraat in de Antwerpse stationsbuurt.22

Huldiging ter nagedachtenis van Lode Verbraecken door de Socialistische Jeugd-afdeling Berchem, ongedateerd

Huldiging ter nagedachtenis van Lode Verbraecken door de Socialistische Jeugd-afdeling Berchem, ongedateerd. Links vooraan vermoedelijk Ward Cassiers. (Amsab-ISG, Gent, Archief Ward Cassiers)

Louis Major, topman van het ABVV, trachtte in het begin van de jaren 1950 bij het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken informatie in te winnen over de plaats waar Lode Verbraecken begraven werd.23 De Belgische ambassade in Madrid liet verstaan dat de Spaanse overheid in dat soort zaken niet zeer hulpvaardig is. Dictator Franco had al in 1940 het bevel gegeven om alle stoffelijke resten van brigadisten uit het kerkhof van Fuencarral te verwijderen. De grafzerken werden vernield en de lichamen van honderden brigadisten werden op een braakliggend terrein in een groot massagraf gestort. Dat massagraf ligt er nog steeds, niet ver van een van de ringwegen rond Madrid.24

Met de nieuwe Wet op het democratische geheugen 25 van de linkse coalitieregering van de socialistische premier Pedro Sánchez zullen er opnieuw fondsen worden vrijgemaakt voor het opgraven van slachtoffers van de repressie van de Franco-dictatuur. Maar de stoffelijke resten van brigadisten zoals die van Lode Verbraecken en zijn kameraden zullen enkel uit de aarde komen wanneer groene ruimtes plaats moeten maken voor de bouw van nieuwe huizen of appartementen. 

Wanneer bij graafwerken een massagraf wordt ontdekt, hangt het van de aannemer af of hij de werken stil laat leggen om vervolgens
– zoals de wet dat voorschrijft – de regionale overheidsdienst Patrimonio Cultural op de hoogte te brengen. Volgens de Madrileense archeoloog Jesús Rodríguez Morales bestaan er in de regio tal van voorbeelden waarbij aannemers ontdekte sites van archeologische waarde in stilte onder het beton laten verdwijnen om te vermijden dat hun project vertraging oploopt.26

In de herfst van 2020 ben ik zelf op zoek gegaan naar de plek waar Lode en zijn kameraden sneuvelden, samen met Francisco Criado Sotoca (73), een geboren en getogen inwoner van Aravaca. 

Francisco’s vader werkte na de oorlog voor een grootgrondbezitter, die zijn land door gewapende opzichters tegen stropers liet bewaken. Volgens Francisco waren de sporen van de gevechten in het bos eind jaren 1950 nog zeer goed zichtbaar: met intacte loopgraven en stukken metaal van ontplofte granaten. Door erosie zijn die loopgraven vandaag bijna niet meer te zien. We speurden naar stukjes metaal, maar schroothandelaren waren ons meer dan een halve eeuw voor. Tijdens de hongerjaren na de oorlog waren metalen veel geld waard. We waanden ons gelukkig toen we naast een loopgraaf een oude kogelhuls vonden met daarop ‘Mexico’ en ‘1930’ gegraveerd: het land en jaar van productie. Mexico was na de Sovjet-Unie de belangrijkste munitieleverancier van de Tweede Spaanse Republiek.27 De huls was dus afkomstig van een door republikeinen afgevuurd 7,92 x 57 mm Mauser-geweer. Voorlopig is ze het enige spoor van de laatste strijd van Lode en zijn kameraden.

Ontdek het volledige nummer van Brood & Rozen

Over Brusselaar Joseph Milot, socialistisch activist eind 19e - begin 20e eeuw, de Nederlandse historicus Barbara Henkes, Lode Verbraecken, een Belgische brigadist in de Spaanse loopgraven, het digitaliseren van bouwtekeningen en het archief van De Wielewaal-afdeling Gent.

  1. 1. Ellen VAN CAUWELAERT, Gesneuveld voor de vrijheid? Belgische vrijwilligers in de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939), Universiteit Gent, masterproef, 2016.
  2. 2. PK Antwerpen, Fiche Emile ‘Lode’ Verbraecken.
  3. 3. De Volksgazet, 10/04/1937.
  4. 4. Mussolini stuurde 100.000 vrijwilligers en beroepssoldaten, Adolf Hitler liet 25.000 Duitsers in Spanje trainen met onder andere het Legioen Condor, en de Portugese dictator António de Oliveira Salazar steunde de opstandelingen met een 10.000 man sterke troepenmacht.
  5. 5. Amsab-ISG, Archief Ward Cassiers, brief uit Parijs van Lode Verbraecken aan Ward Cassiers, 24/11/1936.
  6. 6. Amsab-ISG, Archief Ward Cassiers, brief uit Madrid van Lode Verbraecken aan Ward Cassiers, 18/12/1936.
  7. 7. Amsab-ISG, Archief Ward Cassiers, brief uit Madrid van Lode Verbraecken aan Ward Cassiers, 01/01/1937.
  8. 8. De Volksgazet, 10/04/1937.
  9. 9. (1) Edmond Brassart, (2) Julien Druwé, (3) Ferdinand Detroyat, (4) Jean Roten, (5) Benoni De Schrijver, (6) Josef Maertens, (7) Louis Parent, (8) Marcel Pelleman, (9) Florent Rothi en (10) Camiel Van Rentergem.
  10. 10. Ellen VAN CAUWELAERT, Gesneuveld voor de vrijheid? […]
  11. 11. Javier M. CALVO MARTÍNEZ, Resistir. In: Frente de batalla, http://frentedebatalla-gerion.blogspot.com/2010/04/resistir-el-dia-5-de-enero-de-1937-se.html, 07/04/2010.
  12. 12. Jacques DELPERRIE DE BAYAC, Las Brigadas Internacionales, Júcar, Madrid, 1978.
  13. 13. Javier M. CALVO & Severiano MONTERO, Lugares de las Brigadas Internacionales en Madrid, Volumen 3, Batallas del Jarama y de la Carretera de La Coruña, AABI, Madrid, 2014, pp. 36-37.
  14. 14. Hugh THOMAS, La Guerra Civil española, Grijalbo, Barcelona, 1976.
  15. 15. RGASPI. F.545. Op.6. D.241.
  16. 16. Het Vlaamsche Volk, 21/08/1937.
  17. 17. Privéarchief Jef Konings, Tongeren, Testament van Jean Roten van 7 maart 1933.
  18. 18. Luitenant-kolonel Fernando Barrón Ortiz was op het moment van de militaire opstand van 17 juli 1936 commandant van Melilla, de eerste stad in Spaans Marokko waar de opstandelingen zegevierden.
  19. 19. Rudi VAN DOORSLAER, Gentenaars in de internationale brigaden. Motivaties voor het vrijwilligerschap in een politiek-militair conflict. In: Bijdragen tot de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog, (1980)6, p. 167.
  20. 20. RGASPI. F.545. Op.2. D.128. Servicio de Inhumaciones de las Brigadas Internacionales en Fuencarral (Madrid).
  21. 21. Amsab-ISG, Archief Ward Cassiers, brief van Ward Coens aan Mr. Fimmen (ITF), 04/05/1937.
  22. 22. Amsab-ISG, brief van de Antwerpse Vereniging van Maatschappelijke Assistenten, 20/05/1937.
  23. 23. Amsab-ISG, Archief Ward Cassiers, brief van Louis Major (ABVV) aan Ward Cassiers, 11/07/1951.
  24. 24. RGASPI. F.545. Op.2. D.128. Servicio de Inhumaciones de las Brigadas Internacionales en Fuencarral (Madrid).
  25. 25. Wetsvoorstel ‘Ley de Memoria Democrática’, 2019.
  26. 26. Interview met Jesús Rodríguez Morales door Sven Tuytens, Móstoles, augustus 2019.
  27. 27. Javier M. CALVO MARTÍNEZ, Cerro de los gamos. In: Frente de batalla, http://frentedebatalla-gerion.blogspot.com/2010/01/cerro-de-los-gamos-la-in-mensa-mayoria.html, 07/01/2010.