januari 2022

Taal is Toekomst-trofee versterkt onze cultuurgemeenschap

Nieuws met nieuwjaar? Zeker en vast. Davidsfonds geeft in 2022 het startschot voor de Taal is Toekomst-trofee. Bedoeling is om waardevolle acties die taalparticipatie bevorderen (lees: die mensen samenbrengen door taal), een zo groot mogelijke maatschappelijke impact te geven.

Taal gaat Davidsfonds na aan het hart – omwille van haar intrinsieke schoonheid, maar ook omdat het onze cultuurgemeenschap vormt. Nederlands is een kapi-taal voor iedereen die in Vlaanderen leeft. Investeren in taal is investeren in de toekomst. Daartoe wil Davidsfonds bijdragen. Zo stond te lezen in Het Accent van juni 2021. En ook: Taal is Toekomst gaat over de grootste schoonheid van taal: het brengt mensen samen. Om cultuur te beleven, bijvoorbeeld.

Taal is Toekomst, kortom, is een uitnodiging om het Nederlands beter te spreken, lezen, schrijven. Wie Nederlands kent of leert, krijgt immers de sleutel in handen naar onze gedeelde cultuur, onze gedeelde geschiedenis, maar vooral: onze gedeelde toekomst. Omdat we rotsvast geloven in de kracht van onze taal als instrument waarmee we denken en als toegangsticket voor een verrijkend (samen)leven, roepen we dit jaar de Taal is Toekomst-trofee in het leven.

Taal brengt mensen samen

De Taal is Toekomst-trofee zal worden uitgereikt aan een persoon of organisatie voor een idee of initiatief dat mensen samenbrengt door onze taal. Bedoeling is om tal van acties die taalparticipatie bevorderen en die het belang van taal als denkinstrument en als wissel op de toekomst benadrukken in de kijker te zetten, te onderzoeken en te beoordelen op hun potentie om een nog grotere impact te hebben. 

Behalve een blijk van waardering, is de Taal is Toekomst-trofee vooral het begin van een traject om het gelauwerde nog toegankelijker te maken voor iedereen in onze samenleving. Om dat te bereiken zal Davidsfonds, samen met ondersteunende partners, een programma op maat samenstellen om het initiatief een trap hoger te tillen, te professionaliseren, een bredere verspreiding te geven.

We houden je via Het Accent en onze nieuwsbrieven op de hoogte hoe Davidsfonds heel concreet invulling geeft aan de Taal is Toekomst-trofee. Vast staat dat jouw inbreng en inspiratie cruciaal zullen zijn. 

"Een taalactie moet een uitnodiging zijn"

Dat een initiatief zoals Taal is Toekomst vooral moet uitnodigen, vindt Jan Hautekiet. Want “alle ABN- en taalzuiveringsacties die destijds met de beste bedoelingen zijn opgezet, hebben tegelijkertijd wellicht ook een stuk bijgedragen tot het inferioriteitsgevoel van de Vlaming die zich afvroeg: ‘Is mijn taal misschien niet goed genoeg?’ Dat maakt dat we soms nog in een taalkramp zitten.” Voor nieuwkomers die Nederlands leren, geldt hetzelfde. “Vaak schamen ze zich omwille van hun nog onvolmaakte taalkennis. Schaamte die de buitenwereld al snel als onwil bestempelt.”

Taal leidt tot dialoog. En ook taalzorg of taalgebruik, zeker als het over nieuwkomers gaat, is een verhaal dat van twee kanten komt. “Beide partijen – de moedertaalgebruiker en wie die taal leert als tweede, derde, soms vierde taal – moeten om te beginnen bereid zijn om naar elkaar te luisteren en elkaar tegemoet te komen. Vanuit die positie kun je een modus vivendi zoeken”, zegt Jan Hautekiet. “Taal is in die context niet meer en niet minder dan een middel op met elkaar te communiceren, elkaar te begrijpen en heel feitelijke dingen, behoeften, maar ook emoties te delen. Op dat niveau van taal is bij manier van spreken alles toegestaan. Gebarentaal is ook taal. Non-verbale taal is ook taal. Als je elkaar maar begrijpt en verstaat. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn?”

De muzikant in Jan Hautekiet is nooit ver weg, getuige zijn metafoor: “Ik vergelijk het vaak met muziek: als je samenspeelt, doe je ook je best om ervoor te zorgen dat het geheel zo harmonieus, zo coherent mogelijk klinkt. Dat is een kwestie van je best doen, het niet te laten hangen.”

Alle regels overboord?

“Wil dat zeggen dat je alle regels en afspraken over taal overboord moet gooien? Bijlange niet. Ik zie natuurlijk ook het nut van taalregels, dt-regels, ’t kofschip en consoorten, maar dat is ook maar één radertje is in een veel groter geheel.” Dat grotere geheel is onze taalgemeenschap. “En interpreteer dat alstublieft niet als een club waarin wij als moedertaalgebruikers achterover leunen en poneren dat wie erbij wil horen wel op onze goede raad kan rekenen, maar er vooral eerst moet voor zorgen dat hij alle regeltjes onder de knie heeft. Ik weet het, ik maak er een karikatuur van. Mag ik opnieuw een zijsprongetje maken naar de muziek? Vergelijk het met muziekonderwijs waar je vroeger geacht werd om eerst een volledig jaar notenleer te volgen, de theorie, vooraleer je een instrument mocht leren bespelen. Het is bijna alsof je iemand het recht ontzegt om het instrument te gebruiken. En of dat instrument nu muziek is of taal, dat maakt eigenlijk niet uit: je zou eerst die droge materie moeten doorworstelen en dan, pas dán, mag je ermee spelen. Dat is van een ongelofelijke absurditeit en werkt zeer contraproductief. Idem dito voor taal: als je iemand eerst gaat afrekenen op het onder de knie hebben van alle regeltjes, kun je je bezwaarlijk aan een groot enthousiasme verwachten. Sterker nog, voor je het weet is Nederlands de taal die je straft – dat is kwalijk natuurlijk.”

Bluffen

Taalverwerving gebeurt niet op een strafbankje. Een wortel doet meer wonderen dan een stok, is ook de ervaring van Jan Hautekiet. “Soms krijg ik de vraag hoe het komt dat ik een behoorlijk mondje Frans spreek. Het antwoord is vrij eenvoudig. Ik ben geboren in Anderlecht. Alle kinderen in het appartementsgebouw waar wij woonden, waren Franstalig. Als ik als vierjarige met hen wilde meespelen, had ik geen andere optie dan mij daar binnen te bluffen met anderhalf woord Frans met heel veel haar op. Het was van moeten, maar ik had ook wel die ambitie en vooral: ik kon me niet permitteren om angst of schaamte te hebben over mijn taalgebruik. Daar knelt vaak het schoentje, denk ik, voor nieuwkomers en anderen die Nederlands leren: het is vaak geen slechte wil, maar schaamte. Dat besef moet zich weerspiegelen in de attitude die wij als taalgemeenschap hebben en bepalen hoe wij degenen voor wie Nederlands niet de eerste taal is, tegemoet treden. Zestig jaar geleden, toen ik piep was, was het in Brussel niet anders: je werd niet in het Nederlands aangesproken – en soms werd je kwaad van de manifeste onwil om je te begrijpen. Terwijl het zo eenvoudig is om een kleine inspanning te doen en te zeggen: ik ben de taal niet helemaal machtig, maar… Telkens kom ik op schaamte, die voor de buitenwereld vaak onwil lijkt.”

Gaan we te nonchalant om met taal? Verloedert het Nederlands en gaat onze moedertaal ten onder aan slordig spreken en schrijven?

“Er wordt naar mijn aanvoelen meer dan ooit taal geproduceerd via heel veel kanalen. Taal is overal. Taal is zoals water uit de kraan: als we het niet hebben, zijn we reddeloos verloren. Ik heb geen moeite met slordig taalgebruik, weliswaar in de juiste context, dus niet om bijvoorbeeld toch maar ‘authentieker’ over te komen, want dan wend je iets voor dat er niet is. Wel hebben mensen verschillende facetten. Ik let nu beter op mijn taal dan gisteren in de kleedkamer na een concert in Brugge. En als ik straks thuiskom, zal het nog iets anders zijn. Taal is als de kleren die je aantrekt: het ene moment zit je comfortabel in pyjama, en even later paradeer je in kostuum of sta je te hijgen in je sportkleren. Wat mij betreft: wissel maar van taal zoals je wisselt van kleren. En heb daarbij geen schaamte. Het ene moment wat losser en dan weer met de teugels aangespannen, dat is allemaal prima. Verloedert onze taal? In sommige contexten is dat niet zo erg. Als de slordigheid ervoor zorgt dat je je beter voelt en met meer gemak die taal gebruikt, waarom niet?”

“Daarnet sprak je me over de taalstrijd die hier gevoerd werd – sommigen zullen zeggen ‘wordt’. Ergens snap ik dat, maar dat strijdgevoel is tegelijkertijd iets typisch Vlaams. Ik denk niet dat een Nederlander of een Surinamer het gevoel heeft dat ze moeten strijden voor de eigen taal, maar wij associëren het soms nog met iets dat verdedigd, beveiligd, bevochten of bereikt moet worden.”

Is dat een onterecht gevoel? Is er geen bijzonder grote instroom van nieuwe woorden uit allerlei talen en culturen? In hoeverre vertaal je het nieuwe vocabularium naar een eigen taalschat?

“Ik zie vaak vacatures die volstaan met jargon, met Engelse functietitels en vaardigheden: je moet tegenwoordig hands-on zijn. Ik veroordeel dat niet, want er zit vaak een nuanceverschil in met het Nederlandse equivalent zoals in dit geval ‘bijdehand’. Zonder een purist te willen zijn – ik word soms wel eens als een purist versleten, terwijl ik er een hekel aan heb – moet je je durven af te vragen: bestaat er wel een goed Nederlands equivalent? Vaak wel, maar soms niet, dus. En dan is het misschien toch goed dat je eens een Frans, Engels of Duits woord gebruikt. Ik denk nu spontaan aan ‘rücksichtslos’ (meedogenloos). Alleen al door de klank denk je: is er iets dat precies hetzelfde zegt in het Nederlands, met dezelfde dwingendheid? Niet meteen. Maar als je zonder na te denken en onoordeelkundig je taal willekeurig doorspekt met allerlei termen die niets fundamenteels toevoegen… Als ‘vaardigheden’ per se ‘skills’ moeten zijn, dan kan het toch geen kwaad om als moedertaalgebruiker af en toe de reflex te hebben om te zoeken naar een Nederlands alternatief met dezelfde pertinentie.”

Hetzelfde kan gezegd worden van dialectwoorden. Vaak drukken ze een emotionaliteit uit die je in geen enkel Nederlands woord terugvindt.

“Absoluut. Veel van onze kinderen spreken geen dialect meer. Dat hebben we aan onszelf te danken, want wij hebben ons dialect onder de mat geschoven. Ik betreur dat, maar het is een evolutie die je niet kan terugdraaien. Jongeren nemen nu misschien wel een tongval over, maar zelden de rijke woordenschat en uitdrukkingen van een dialect. Dat is voor een groot stuk verdwenen. Voor mij is een dialect een kleur in taal. Zelf ben ik betrokken bij Brusseleir!, een vzw die de liefde voor het Brussels, een heel charmante taal, koestert. Je kunt nostalgisch worden over dialecten die verdwijnen, maar het is nu eenmaal wat het is.”

Heeft niet alleen dialect, maar ook het Nederlands initiatieven nodig om scherp en relevant te blijven? Vooral als je weet dat een goede taalbeheersing een van de hefbomen voor je toekomst is? 

“Destijds was ik betrokken bij de taalwerking van de openbare omroep. Er is niets mis met het promoten van taal. Wie zich geroepen voelt, moet dat zeker doen, maar het liefst wel op een warme en gastvrije manier. De vele ABN-acties en taalzuiveringscampagnes gaven veel Vlamingen het gevoel dat hun taal niet goed genoeg was, dat zij zich moesten conformeren aan het noorden. Vandaar dat ik vind dat je je bij elke taalactie moet afvragen: nodigt het mensen uit? Of schrikt het hen af? Bovendien, als je spreekt over Taal is Toekomst, dan denk ik ook aan hoe levendig taal is. Het Nederlands van morgen zal anders zijn dan dat van vandaag. En gelukkig maar, want taal is een dynamisch gegeven. Taal leeft.”

Over Jan Hautekiet

Jan Hautekiet werkte 40 jaar (van 1979 tot 2018) voor de radiozenders Studio Brussel en Radio 1: als producer, presentator, nethoofd, strategisch adviseur… Taal ligt hem na aan het hart: samen met zijn Nederlandse evenknie Frits Spits lanceerde hij in oktober 2021 De Week van het Nederlands met de uitzending De Taalstaat.

Jan Hautekiet