Eric Bracke stelt zich vragen bij de negatieve preadviezen van de Vlaamse overheid voor de subsidies voor 2023-2027. Wordt het geen tijd om het beoordelingssysteem zelf in vraag te stellen?
Hoe werkt het huidige systeem? Tot 1 december 2021 konden professionele kunstenorganisaties uit heel Vlaanderen een dossier indienen om werkingssubsidies te krijgen voor een periode van vijf jaar. In totaal hebben 282 organisaties hun kans gewaagd om een deel van de pot op te strijken, 22 onder hen dienden een aanvraag in als ‘kerninstelling’. De erkenning van deze nieuwe categorie biedt financiële zekerheid voor een periode van tien jaar, dus dubbel zo lang als de gewone structurele werkingssubsidies. De omschrijving ervan in de principenota van de minister van Cultuur, Jan Jambon (N-VA) is nogal vaag: om in aanmerking te komen moet de organisatie al minstens tien jaar structureel gesubsidieerd zijn binnen het Kunstendecreet, en een ‘langetermijnperspectief, landschapsversterkende rol en nauwe relatie met de Vlaamse overheid’ hebben.
Eigenlijk is de nieuwe categorie ‘kerninstelling’ een antwoord op de verzuchting van onder andere het Toneelhuis, NTGent en KVS om toe te treden tot de zogenaamde ‘kunstinstellingen’, die voor onbepaalde tijd verzekerd zijn van hun voortbestaan. De huidige zeven kunstinstellingen, die als bakens in het Vlaamse kunstenveld worden beschouwd, zijn DE SINGEL, Antwerp Symphony Orchestra, Brussels Philharmonic, Kunsthuis (Opera Vlaanderen en Ballet Vlaanderen), Ancienne Belgique, Kunstencentrum Vooruit en Concertgebouw Brugge. Daarnaast zijn er ook nog vier gesubsidieerde instellingen met specifieke taken (Kunstenpunt, Kunst in Huis, VI.BE, Vlaams Architectuurinstituut) die minder hard moeten bikkelen om een redelijke werkingssubsidie te krijgen.
Als we alle ingediende subsidieaanvragen samentellen, komen we uit bij een aangevraagde som van ruim 226,5 miljoen euro (of 151,4 miljoen euro als we de zeven kunstinstellingen en de vier instellingen met specifieke taken niet meetellen).
Al naargelang de aard van de activiteiten van de organisatie, is er een commissie bevolkt met zogenaamde ‘experten uit het veld’, die zich uitspreekt over het dossier. Deze beoordelingscommissie – er zijn er zestien in het totaal – moet daarbij rekening houden met het toegewezen budget. Uiteraard is de gevraagde som aan werkingsmiddelen altijd groter dan het beschikbare budget. Over de budgettaire verdeling over de zestien commissies besliste de minister op 14 januari 2022. De beschikbare pot bevat in totaal ongeveer 85,5 miljoen euro. Bij de vorige subsidieronde, in 2017, was er 84,7 miljoen euro ter beschikking. Als je rekening houdt met de indexering van de lonen, is dit dus een achteruitgang. Voor de zeven kunstinstellingen is 61,1 miljoen euro vastgelegd en voor de vier instellingen met specifieke taken 3,4 miljoen.
Eind maart werden de voorlopige adviezen van de beoordelingscommissies bekendgemaakt. Een dossier krijgt een van de volgende drie stempels: ‘positief binnen budget’, ‘positief buiten budget’ en ‘negatief’. Bij de eerste beoordeling zit de betrokken organisatie op rozen voor de volgende vijf jaren. Het stempel ‘positief buiten budget’ biedt nog een beetje hoop dat het goed komt. Het aanvraagdossier kan in dit geval worden opgevist door de zogenaamde Landschapscommissie, die op haar beurt over een budget beschikt, met name 4,5 miljoen euro. Dat is uiteraard te krap om alle positieve dossiers buiten budget te honoreren. De verwachting is dat deze Landschapscommissie vooral de cultuurhuizen met een eigen infrastructuur, zoals het Kaaitheater in Brussel en Kopergietery in Gent, die beide een beoordeling ‘positief buiten budget’ hebben gekregen, alsnog mee aan boord zal hijsen. Maar of dit mogelijk is binnen het bescheiden budget van de Landschapscommissie is nog maar de vraag. Dossiers die van de beoordelingscommissie het label ‘negatief’ hebben gekregen, zijn bijna zo goed als zeker uitgerangeerd binnen het kunstendecreet. Zij hebben wel nog een repliekrecht, maar de kans dat ze de commissie daarmee op andere gedachten brengen, is veeleer klein.
Toch is het ondenkbaar dat men prestigieuze instellingen, die gehuisvest zijn in waardevolle publieke panden, zonder geld zou zetten. We denken dan niet alleen aan het Toneelhuis in Antwerpen, waar de opvolgers van Guy Cassiers een negatief preadvies hebben gekregen, maar ook aan Z33 in Hasselt, dat als grootste instelling van Limburg op een uppercut liep. Z33, dat kunst, design en architectuur verbindt, is een belangrijke speler, die binnen het Limburgse cultuurlandschap moeilijk valt weg te denken. Het nieuwe tentoonstellingsgebouw dat in mei 2020 opende, is een ontwerp van de Italiaanse architecte Francesca Torzo. Het werd bekroond met de Italiaanse architectuurprijs en is nu ook genomineerd voor de Mies Van der Rohe Award 2022 van de Europese Unie.
Met 3,5 miljoen euro was Z33 de grootste subsidieaanvrager in Limburg. Ze werden beoordeeld door de commissie Multidisciplinaire Kunsten I, die amper 10,5 miljoen te verdelen had. De verwachting dat Z33 zou erkend worden als ‘kerninstelling’, ook al omdat geen enkele van de zeven kunstinstellingen in Limburg is gevestigd, kwam niet uit. Blijkbaar heeft dat bij de afweging niet meegespeeld.
Artistiek directeur Adinda Van Geystelen van Z33 geeft het nog niet op. In het Belang van Limburg zei ze eind maart: ‘We hebben nu twee weken de tijd om enkele zaken te weerleggen en dus gaan we aan de slag. Onze veerkracht wordt op de proef gesteld, maar we zijn een sterk team. Daarnaast hebben we ook veel complimenten gekregen over ons dossier.’
De invoering van de halfslachtige categorie 'kerninstelling' roept vragen op over de huidige beoordelingsprocedures.
Een van de zwakke punten zou zijn dat Z33 zelf te weinig eigen inkomsten genereert. Van Geystelen roept ter verontschuldiging in dat de instelling nog niet zo lang geleden van een provinciale naar een Vlaamse instelling werd omgevormd en daarna gooide corona roet in het eten. Onder de provincie was inkomsten incasseren blijkbaar geen vereiste.
Als de repliek van Z33 de beoordeling van de commissie onveranderd laat, zal het dossier op het bureau van Jan Jambon belanden. Het is erg onwaarschijnlijk dat hij cultuurhuizen als het Toneelhuis en Z33 zomaar op droog zaad zal zetten. Dure bakstenen zonder inhoud en ontslag van personeelsleden vormen immers ook een smet op het cultuurbeleid. Dus wordt de vraag: waar kan de Cultuurminister nog geld vinden en over welke bedragen zal het gaan? De definitieve beslissing over de toekenning van de subsidies 2023-2027 wordt uiterlijk tegen 30 juni verwacht.
Deze gang van zaken, met de invoering van de halfslachtige categorie ‘kerninstelling’, roept vragen op over de huidige beoordelingsprocedures. Van de 22 instellingen die hoopten op een subsidie voor tien jaar, hebben er maar acht groen licht gekregen. Het zijn de jeugdtheaters Bronks in Brussel en Het Paleis in Antwerpen, kunstencentrum Kaap in Brugge-Oostende, Buda in Kortrijk, De Studio in Antwerpen, Stuk in Leuven en ten slotte Wiels en Rosas in Vorst.
Misschien moet het beleid overwegen om met de instellingen die over een publieksinfrastructuur en personeel beschikken, en dus standvastigheid nodig hebben op een langere termijn, een beheersovereenkomst af te sluiten zoals die bestaat met de vrt. Die zou de doelstellingen kunnen vastleggen op het gebied van kwaliteit en publieksbereik, personeels- en financieel beleid. Het zou de instellingen de zekerheid bieden van een duurzame werking zonder dat er doemscenario’s met plotse ontslagen en andere nachtmerries op de loer liggen.