vertaald door Helge Daniêls
Steden zijn gebouwd op spirituele pijlers die als reusachtige spiegels een inkijk geven in de harten van de inwoners. Als deze harten verduisteren, zullen de steden hun sprankelende pracht verliezen! Dat is de mening van Shamsuddin Tabrizi 1die ik deel. De steden waar ik van houd, hebben een ziel. Deze ziel bestaat uit kleine stukjes ziel van de inwoners die ze overal achterlaten. Daarom bestaan voor mij alle plaatsen uit mensen en hun verhalen.
Zoals vele oude markten in Latakia, mijn geboortestad aan de kust, is de oude Innabeh-straat met stenen bogen overdekt. Daar begint op een dag, begin jaren tachtig van de vorige eeuw, mijn verhaal. Wie deze overdekte markt binnenloopt, heeft het gevoel dat hij een vochtige Fenicische grot betreedt. Die is, zoals de meeste plaatsen in de stad voor ze begonnen te vervallen, doordrongen van oude geuren. Ik had mijn paarse flesje Crush dat tante Najwa samen met een puntzakje geroosterde kikkererwten met suiker voor me had gekocht, nog niet op toen het geluid van razende kogels weerklonk. Mijn tante was samen met haar buurvrouw - een dikke korte vrouw die niet veel langer was dan ik, een meisje van zeven jaar - in de stoffenwinkel stoffen aan het uitzoeken. Mijn jonge tante was dol op deze buurvrouw Umm Khaled. Zij behoorde tot de ahl al-balad, zoals men de oorspronkelijke soennitische en christelijke inwoners van Latakia gewoonlijk noemde. Zoals de meeste Alawitische families was mijn familie nieuw in de stad. Na eeuwen van angst en isolement waren ze slechts enkele decennia geleden uit de bergen aan de kust vertrokken. Omdat haar moeder, mijn grootmoeder langs vaderszijde, Jamila, de gewoonte had te zeggen ‘een goede vreemdeling is beter dan duizend broers’ en omdat stadsvrouwen uitmuntten in alles wat te maken had met vrouwelijke verleiding - stoffen, lingerie, make-up, juwelen, zaken waar dorpsvrouwen zoals de vrouwen uit mijn familie geen idee van hadden - had mijn tante haar buurvrouw Umm Khaled gevraagd haar te vergezellen om stof te kopen voor een jurk, die ze binnenkort zou dragen op het trouwfeest van haar broer.
Ik herinner me van Umm Khaled slechts dat ze lag uitgestrekt op de gele sofa met arabesken in haar salon, terwijl ze een waterpijp met lokale tabak rookte waarvan de geur het hele flatgebouw doordrenkte. Telkens als ik de trappen naar haar appartement beklom om met haar dochter Bana te spelen, ongeveer even oud als ik, en Umm Khaled me glimlachend omhelsde, geurde ze naar tabak vermengd met een zwaar parfum dat haar zus als geschenk had meegebracht van de hadj. Bana was de eerste die mij onderrichtte. Van haar leerde ik wat menstruatie is. Ze werd erdoor overvallen toen ze nog geen elf jaar oud was. In een hoek van de badkamer reikte Bana me de met donker bloed doordrenkte doek aan en zei: ‘Zo zal je elke maand bloed verliezen. Wees maar niet bang. Het is niet schadelijk, maar je krijgt er wel veel buikpijn van.’
Ik durfde dit niet aan mijn moeder te vertellen. Misschien zou ze me verbieden om Bana, van wie ik het gezelschap adoreerde, nog te zien. Ze toonde me foto’s van acteurs en actrices, wees me aan wie verliefd was op wie, vertelde me hoe een man een vrouw op de mond kust en wat er in zijn onderbroek zit. Daarna tekende ze het met de rode lippenstift van haar moeder op de spiegel in de slaapkamer en veegde het besmuikt lachend met een papieren zakdoekje snel weer weg.
‘Weet je waar jongens en meisjes vandaan komen?’
Ik schudde ontkennend het hoofd. Ik had het gevoel dat al het bloed in mijn lichaam op slag naar mijn wangen steeg en kreeg het benauwd. Maar Bana maakte haar uitleg niet af. Ze balde haar handpalm in de vorm van het vrouwelijk geslachtsdeel en hield haar wijsvinger ervoor toen opeens tante Najwa binnenkwam om me tot spoed te manen. Ze zag Bana’s handen niet. Die had ze snel laten zakken. Maar ze was geschrokken, misschien door mijn gezicht dat zo rood als een biet was. Terwijl ze me bij de hand nam en we naar huis gingen vroeg ze me of er iets tussen mij en Bana was dat ik voor haar verborgen hield. Ik gaf geen antwoord, maar ik voelde mijn hart in mijn oren bonzen.
Die dag in de Innabeh-markt was ik druk mijn overgebleven geroosterde kikkererwten met suiker aan het tellen, verdrietig omdat ze bijna op waren. Ik maak een grapje, ik droomde er niet steeds van. Met mijn dagelijks zakgeld kon ik slechts één gekleurd snoepje kopen. Als ik een chocoladekoekje wilde kopen moest ik twee dagen zakgeld sparen om enkele minuten te genieten van de magische smaak die mijn lichaam betoverde. Ik keek naar het krantenpapier waarin de kikkererwten gewikkeld waren. Ik vroeg me af of mijn tante voor we naar huis gingen nog een oliebol met stroop voor me zou kopen, zoals ze beloofd had.
Takh takh takh takh
Een vreselijk geluid kwam van het nabijgelegen Ugarit-plein.
Takh takh takh takh
Het puntzakje met kikkererwten en het flesje Crush vielen uit mijn handen. Ik zag de kikkererwten in de paarse vloeistof op de grond liggen. Omringd door zwarte geesten en kogelschoten hoorde ik mijn tante vanuit de winkel schreeuwen om naar binnen te komen. Ze greep me bij de mouw van mijn zomerhemd en gooide me op mijn rug. Het metalen dak van de Innabeh-markt was plots doorzeefd en door de gaten schenen de zonnestralen op ons.
Daar, in het duistere binnenste van de winkel stonden we met z’n drieën in een hoek. De winkelier deed de deur op slot en bleef afwachtend bij ons.
‘Moge God ons redden … Moge God ons beschermen … Er is geen God buiten God, de Levende, de Eeuwige …’
Umm Khaled begon vurig smeekbeden op te zeggen, terwijl ze haar gouden hanger kuste waarin ‘maashaallah’ gegraveerd stond. Mijn tantes gezicht was lijkbleek, haar groene ogen stonden wijd opengesperd. Het lawaai werd luider en de kogels razender. Als dieren opgeschrikt door vuur renden de mensen langs de gesloten winkeldeur. Misschien begon ik op dat moment te huilen en te beven van angst. Mijn tante nam me in haar armen en klopte me zachtjes op mijn rug. Toen voelde ik dat ze over haar hele lichaam beefde.
Alles was onduidelijk voor mij. Wat was er gebeurd? En waarom? Wie waren diegenen die ons de stuipen op het lijf hadden gejaagd ? Mijn tante zou mijn vragen nooit beantwoorden. Zij en Umm Khaled bleven zwijgen terwijl we, nadat de rust was weergekeerd, naar mijn grootmoeders huis in de stad holden. Ik bleef de ene vraag na de andere stellen terwijl zij me stevig bij de hand hield:
‘Loop nu maar. Haast je, kleintje … We praten later wel … Haast je, kleintje.’
Haar stem beefde nog. Umm Khaled brabbelde nog smeekbeden terwijl ze de strijd aanbond met haar gewicht om te kunnen rennen. Zonder stoffen keerden we terug naar huis, zonder oliebol met stroop en zonder een ommetje te maken langs de corniche. De corniche, waarop ik me zo had verheugd om er ons zomerse uitstapje af te sluiten. Huilend ontving oma Jamila ons. Ze was lijkbleek. De vreselijke angst stond op haar gezicht te lezen. Het geluid van de schoten had het kleine stadje met verstomming geslagen.
‘Duizendmaal dank aan God voor jullie behouden thuiskomst, lieverds. ‘Als je er niet dood van gaat, maakt het je sterker.’
Terwijl ze ons omhelsde, bleef ze maar ‘Er geen God is buiten God’ zeggen. Maar tante Najwa zou me daarna nooit meer op zo’n uitstapje meenemen!
Destijds zou niemand me echter uitleggen wat er gebeurd was. Waarom was mijn kindertijd zo schimmig? Wat zou er nadien gebeuren? Helemaal niets! Ik moest op m’n eentje op zoek naar antwoorden op mijn vele vragen die zich mettertijd opstapelden. Pas na een hele lange tijd, lang na die memorabele dag in de Innabeh-markt, zou ik helende antwoorden krijgen.
De uitstapjes naar de zee en de corniche waren onvergetelijk, de oude corniche voor die door de autoriteiten gedempt werd om de moderne haven te bouwen op de mooiste plaats van Latakia. Geen palmbomen meer. Geen geroosterde maïskolven meer. Geen vochtig zeebriesje meer dat kleding aan het lichaam doet kleven. Dingen die we op een dag zouden kunnen vergeten. Geen verliefde stelletjes meer die elkaar ontmoetten in café Asafier, terwijl de golven hun voeten strelen. Niet meer de smaak van vis in restaurant Fenicia. Geen schaduwen meer in het Batarni-park met zijn eeuwenoude rotsen. Dit alles bestaat niet meer, hoewel het moeilijk valt te vergeten. In principe is er niets meer dat bevestigt dat het ooit heeft bestaan, behalve flarden van verhalen uit de herinnering, hier en daar.
Daarna zou er veel veranderen in de stad. Niet alleen qua uitzicht: de gebouwen palmden de groene ruimte in, tot ze bijna de zee raakten. Indien men op het water had kunnen bouwen, zou men niet hebben geaarzeld. Wie de gemeente omkocht, kreeg een vergunning om bomen om te hakken en te bouwen. Niet alleen het uitzicht van de stad, maar ook haar ziel zou veranderen. Die zou gewend raken aan de afzichtelijkheid! De afzichtelijkheid van de dood zou gewoon, meer zelfs, vertrouwd worden. Kan een stad vrede sluiten met de dood? De ene doodstoet na de andere zou in de stad en het omringende platteland volgen. Doodskisten en doodskisten, tientallen, honderden. Wanneer de ziekenhuizen en de begraafplaatsen overstelpt zullen worden met doodskisten, de straten met overlijdensberichten, de huizen met foto’s met zwarte rouwlinten en de harten met geweeklaag, zal doodgaan werkelijk een alledaags werkwoord worden.
Maar wat er die dag in de Innabeh-straat gebeurde, zal mijn kindertijd en mijn kijk op mijn stad voor altijd vergiftigen, want het is een vat vol toenemende sektarische gevoeligheden en opkomende gevaren. Bijna niemand kan voorspellen waar dit zal eindigen: interne conflicten en regeringsrepressie die onontkoombare angst in de harten zullen zaaien.
Maar wie zegt dat de tijd statisch en onveranderlijk is?
Als kind gaat de tijd heel traag voorbij, als een bejaarde schildpad die de kracht niet heeft om te bewegen. De dag strekt zich eindeloos uit. Vooral tijdens de vakantie weten we niet hoe we die eindeloze zeeën van tijd moeten vullen. Wanneer we opgroeien slaat de tijd op hol, naarmate we ouder worden steeds sneller, tot we hem in zijn vaart haast niet meer opmerken. De momenten ontglippen ons. Maar wie zegt dat de tijd statisch en onveranderlijk is? Wie dit denkt vergist zich! De tijd is niet statisch, maar steeds in verandering. Zo speelt hij zich in ons innerlijk af, los van de buitenwereld. De tijd verloopt op basis van ons gemoed. In het koortsachtige wachten op het verstrijken van de tijd gaat hij traag voorbij, maar op momenten van vreugde en liefde raast hij voort terwijl hij spottend zijn tong naar ons uitsteekt.
Het probleem is dat wanneer we dit ontdekken ons leven al voorbij is!
De trage momenten die als een molensteen draaien waren een heus probleem tijdens mijn kindertijd. Mijn zus en ik wisten niet hoe we de lange zomerdagen moesten doorkomen. We verzonnen verhaaltjes, toneelstukjes en vermakelijke spelletjes, maar de tijd ging niet voorbij. De enige momenten die de tijd luchtig voorbij deden gaan waren de momenten waarop ik las! Dat begon vanaf het ogenblik waarop ik het boek vastnam dat mij, en misschien wel de hele mensheid, het meest beïnvloed heeft: Duizend-en-één nachten. Ik had het boek nog niet in mijn handen of daar kwamen mijn ouders al thuis van hun werk. Eigenlijk waren ze zeven of acht uur weggeweest, maar het leken eerder zeven of acht minuten in mooi gezelschap!
In mijn kindertijd deed lezen de tijd voorbijrazen en het zal precies het tegenovergestelde doen wanneer ik ouder word! Lezen bedaart de tijd die naar de ouderdom snelt en maakt hem minder zelfingenomen. In de loop van mijn leven zal de tijd bereid zijn een momentje naast me te komen zitten om me van hem te laten genieten!
Het belangrijkste in Duizend-en-één nachten waren de romantische en seksuele details, die me door hun schokkende gehalte de ziel van de oosterse erotiek deden ontdekken. Tegelijk kwam ik in de ban van een hartstochtelijke verrukking, een gevoel waar ik de rest van mijn leven naar zou blijven zoeken. Die erotische wereld waarvan ik in ons dagelijkse leven zelfs geen vage schaduw kon vinden. Verboden seks waar ik alleen maar toevallig iets over hoorde. Een abstract woord, zonder kleur, smaak of geur. In ons stadje en in onze kleine gemeenschappen waren er niet veel mogelijkheden om de essentie van dit raadselachtige woord te doorgronden: seks! Er waren immers geen satellietzenders, videofilms of verboden tijdschriften. De enige televisiezender was de officiële staatszender. Geen enkele scène met een kusje, stiekem in een of andere fragmentarische film geschoven, ontsnapte aan de censor. Enkele jaren later zouden we Libanese zenders ontvangen. In vergelijking met onze officiële zender lijkt een Libanese zender op een danseres in verleidelijk, glamoureus damesondergoed in een musical naast een strenge directrice van een kostschool die nog nooit door een man werd aangeraakt. Kunnen jullie je het verschil voorstellen?
Deze zenders maakten werkelijk een groot verschil. Ze schokten de statische, conservatieve maatschappij. Er waren momenten waarop je niemand op straat aantrof. Een lege straat als in een scène uit een thriller van Hitchcock omdat op dat moment een Mexicaanse of Spaanse dramaserie of zo uitgezonden werd, vol met verboden liefdesverhalen, mooie opwindende meisjes met korte rokjes en knappe jongens met atletische gestalten en voluptueuze lippen, geschikt voor koortsachtige kussen waar deze series van uitpuilden. Deze aanblik van een verlaten stad kon alleen maar geëvenaard worden tijdens de ramadan op het moment van de iftar. We noemden het al lachend een vrijwillig uitgaansverbod.
Wanneer ik mijn kleine stadje zou verlaten naar de hoofdstad Damascus zullen niet alleen de straten en gebouwen, de drukte en het lawaai me treffen, maar ook de sociale structuur. Een vergelijkbare angst verschuilt zich in de harten, naast voorzichtigheid en de geur van verborgen vijandigheid tussen de mensen. Maar er waren ook die vertrouwelijke zaken die openlijk onder vrouwen besproken werden in Damascus of zelfs een gelegenheid tot opscheppen vormden. Zaken waar in ons stadje alleen maar in het geheim over werd gepraat. Volgens een bij ons veelgebruikt spreekwoord is de echtelijke slaapkamer ‘een van de diepst bewaarde geheimen die niet onthuld mogen worden’. Seksuele naïviteit woog op alle dorpsmeisjes. Een van de meisjes van ons laatste jaar aan de universiteit deelde chocolaatjes uit om te vieren dat ze haar menstruatie gekregen had en dus niet zwanger was. Dit deed ze nadat een opdringerige jongeman haar intieme delen geramd had tijdens een verwerpelijke daad toen ze terugkeerde naar haar studentenkamer in de universiteitswijk. Het geheim werd door haar vriendin verklapt, die blijer was dan zijzelf! Seksuele naïviteit, net zoals onwetendheid over de werelden van het vrouwelijke lichaam, gaf aanleiding tot spot in de vrouwelijke milieus van de hoofdstad.
In het begin leek Damascus, de reuzin, zich te verzetten tegen mijn dorpse naïviteit. Ze wees me af. Ze was onbereikbaar. Het was een onbeantwoorde liefde. Het vergde veel tijd vooraleer de stad haar geheimen aan me prijsgaf, me haar liefde en haar bijzondere verscheidenheid schonk. De vrouwelijke ziel van Damascus bestaat uit meerdere vrouwen. Er is het strenge Damascus, het heilige Damascus, Damascus-de-moeder, Damascus-de-hoer, het intellectuele Damascus, het vrije Damascus en het conservatieve Damascus. Damascus bestaat uit al deze vrouwen! De minnaar moet al deze vrouwen aanvaarden; meer nog, hen passioneel liefhebben als hij wil dat Damascus hem haar hart schenkt.
Op de ochtend van mijn eerste werkdag in de hoofdstad waren de getrouwde Damasceense vrouwen in geuren en kleuren aan het vertellen over de donderdagnachten met hun echtgenoten. Hun vurige nachten waarvan de glans niet verdofte. Een van hen had het damesondergoed dat ze had gekocht meegebracht om het ons te tonen. Een andere toonde ons de blauwe liefdesbeten verspreid over haar hals en borst. Zelfs mevrouw Umm Tawfiq die enkele dagen geleden de zestig gepasseerd was en uitkeek naar haar pensioen vergezelde ons bij elk winkeltochtje dat we maakten om nieuwe sexy lingerie te kopen voor haar dekhengst Abu Tawfiq. De man was waarschijnlijk ouder dan vijfenzestig maar kon nog steeds tweemaal per week intieme omgang hebben als een onstuimig paard.
‘Ik heb Abu Tawfiq, moge God hem voor me bewaren, eraan laten wennen dat ik elke maand nieuwe lingerie draag. Soms koop ik tweemaal per maand nieuwe. Hij houdt van mij in opwindend ondergoed … Weet je, dat maakt van hem een opgewonden hengst die me helemaal opeet …’
Umm Tawfiq lachte luid terwijl ze me op de schouder klopte. Daarna herhaalde ze voor de zoveelste keer haar favoriete theorie dat een vrouw haar man seksueel moet verzadigen zodat hij nooit naar andere vrouwen kijkt.
In mijn stad, en in mijn sektarische gemeenschap in het bijzonder, werden vrouwen na hun huwelijk verwaarloosde wezens. Ze werden oud op hun veertigste, op hun vijvenveertigste in het beste geval. Waren deze lichtjaren van verschil te wijten aan onze verschillende sociale achtergrond? Of was het de manier waarop mannen met de lichamen van hun vrouwen omgingen? Of kwam het door het verschil tussen de stad en het platteland? Of misschien door onwetendheid en afzondering? Of iets helemaal anders? Deze vraag zou me lange tijd kwellen voor ik me erover zette en ermee ophield mijn hoofd over te breken. Kortom, Umm Tawfiq en haar Damasceense evenknieën hebben me veel geleerd. Niet alleen om mijn vrouwelijkheid te waarderen, zelfs al word ik tachtig, om de lust te koesteren en te vergoddelijken en het lichamelijke te verheffen en dat vrijheid niet slechts te maken heeft met ons uiterlijk maar ook met het diepste van onze ziel. Daarnaast leerden ze me ook dat mannen snel vergeten en dat wij, vrouwen, die niet makkelijk vergeten, hiervan gebruik moeten maken en de tijd en het geheugen moeten manipuleren. Iets wat ik nooit naar behoren heb beheerst.
Er hing ook iets onduidelijks in de vrouwelijke milieus in de hoofdstad. Een onduidelijkheid die de dingen opwindender maakte. Tijdens vrouwenbijeenkomsten kwamen moeders een bruid uitzoeken voor hun zonen. Ze benaderden een meisje, roken haar lichaamsgeur en adem, raakten haar haren aan en hadden misschien de moed haar borsten te betasten. Dat alles deden ze onder het voorwendsel dat ze onder de indruk van het meisje waren of haar wilden begroeten. Ook de meisjes beheersten dit spel tot in de puntjes en speelden hun rol uitmuntend. Elk van hen moest haar hoofddoek afdoen van zodra ze de vrouwenbijeenkomst betrad. Ze ging een andere tijd binnen die niet op de tijd in de buitenwereld leek, een tijd waarin ze vaardig haar vrouwelijkheid moest tonen en bewonderende blikken aantrekken die van haar een partner zouden kunnen maken voor een toekomstige schoonmoeder. Ze verplaatste zich van een ‘tijd van de buitenwereld’ die haar lichaam behandelde als een ʻawra, iets beschamends dat bedekt en beknot moet worden, naar een ‘innerlijke tijd’ waarin haar lichaam als een met vrouwelijkheid bekroonde koningin moest zijn. Zoniet zou ze haar kansen op een tijdig huwelijk verspelen.
In de kringen van mijn stadje en mijn sektarische gemeenschap heerst er sociale duidelijkheid. Meisjes lopen over straat met onbedekte haren. Familiebijeenkomsten zijn er gemengd. Vrouwen vieren er ongedwongen feest samen met mannen. Om die reden is het onduidelijke haast niet meer aanwezig in onze levens, maar ook de opwinding van intieme relaties en echtelijke geheimen zijn hierdoor zo goed als onbestaande.
Met uitzondering van een boek, Duizend-en-één nachten, was er niemand bij ons thuis die over zulke onderwerpen sprak. Maar ik was verslaafd aan de wereld van boeken. Eigenlijk bestond er een enorm rijke wereld in de bibliotheek van mijn vader. Wat ik niet in ons fantasieloze leven vond, ontdekte ik wel op de bladzijden van boeken. Ik verslond ze, alsof ze mijn enige brug waren naar een grote alternatieve rijkgeschakeerde wereld die ik altijd gretig wilde leren kennen en verkennen. Ze waren mijn enige venster op een ander leven, een telescoop die mijn beperkte wereld verruimde zodat die even groot werd als mijn dromen. Mettertijd, wanneer ik de wereld ging ontdekken, zouden boeken een bron van genot blijven. Mijn genot zou echter uitgroeien tot evenwicht, standvastigheid en stabiliteit. Met het ouder worden gingen ze, anders dan voorheen, een tegengestelde invloed op me uitoefenen. Net zoals de tijd.
Tegenwoordig is de ziel van de plaatsen veranderd. Mijn kuststadje is veranderd, zoals ook Damascus veranderd is.
Beide steden lijken op gekwelde vrouwen waaruit een geur van dood, bloed en haat opstijgt. De angst heeft zich genadelozer gevestigd. Maar hun zielen zitten nog diep in mijn binnenste. De ziel van de plaatsen kan mij niet verlaten, net zoals onze zielen steden niet kunnen verlaten. Nog steeds leven de ambiguïteit en de duidelijkheid in mij, de vochtigheid van de zee en de droogte van de hoofdstad, de naïviteit van het dorp en de ervarenheid van de stad. Het belangrijkste is dat een pijnlijk wreed heimw0e nog steeds regelmatig bij mijn ziel aanklopt. En daar kan ik niet aan weerstaan.
Curator Sigrid Bousset en de Libanese auteur Iman Humaydan stelden voor DW B een boeknummer samen met sterke vrouwelijke Arabische stemmen. Ze maakten een imaginaire literaire reis langs acht Arabische landen aan de Middellandse Zee. Het resultaat is een unieke en veelkantige verzameling van zestien teksten - voor elk land proza en poëzie. Benieuwd naar deze unieke stemmen?