De bibliotheek is aan een wederopstanding bezig. Waar de afgelopen jaren steeds meer vestigingen werden gesloten, profileert de publieke instelling zich vandaag als dé plek waar je kennis kunt opdoen en anderen kunt ontmoeten. Hoe zien deze ‘huiskamers van steden en dorpen’ er precies uit? En zijn er verschillen tussen Nederland en Vlaanderen?
Er was een tijd dat je in de bibliotheek stil moest zijn. Wie herrie maakte, werd door een bibliothecaresse achter een balie, terugbrengstempel in de hand, tot de orde geroepen. Een boek te laat terugbrengen zorgde voor torenhoge boetes en het merendeel van de romans in de kasten was ernstig verjaard.
Of dat is toch het beeld dat bij veel Vlamingen en Nederlanders leeft wanneer je hen vraagt naar de sfeer van de bibliotheek. Maar wie er nog steeds dergelijke ideeën op na houdt, heeft de afgelopen jaren enkele belangrijke ontwikkelingen in het bibliotheekveld gemist. Achter de balie vinden we tegenwoordig jonge mensen, boetes worden door steeds meer bibliotheekorganisaties afgeschaft en de collectie staat er fris bij.
Eén van de bibliotheken waar die transformatie heeft plaatsgevonden, is De Krook in Gent. Sinds 2017 prijkt midden in de binnenstad een modernistisch strak gebouw, met meerdere verdiepingen aan boeken, leesplekken, exposities en zelfs een eigen café. De bibliotheek wordt door jong en oud omarmd als een plek waar je niet alleen een boek komt halen, maar gerust urenlang kunt verblijven.
Toch is De Krook eigenlijk nog een vrij klassieke bibliotheek, geeft directeur Krist Biebauw toe. Dit vlaggenschip van het Gentse vestigingsnetwerk, dat verder veertien wijklocaties kent, is nog hoofdzakelijk op het boek gericht: kasten met fictie en non-fictie nemen een groot deel van de ruimte in. Wel zijn die collecties samengesteld “in relatie tot de vraag van de burger”, legt Biebauw uit. “De diversiteit van de Gentse bevolking blijft maar toenemen. Op onze planken zie je die meertaligheid meer en meer terug.”
‘De diversiteit van de Gentse bevolking blijft toenemen. Op onze planken zie je die meertaligheid steeds meer terug’
Ook mag je de randprogrammering in De Krook niet vergeten. De bibliotheek vormt een platform voor allerlei activiteiten die door de stad en haar inwoners worden georganiseerd, zoals lezingen en cursussen. Al die activiteiten sluiten nog steeds aan bij de missie van de bibliotheek zoals die al meer dan honderd jaar bestaat: volksverheffing. Hoewel: vandaag formuleren we dat liever anders, aldus Biebauw. “We willen mensen helpen om de wereld van vandaag beter te begrijpen.”
Die wereld is tegenwoordig in hoge mate ook een digitale wereld. Daarom helpt de bibliotheek aan balies en in spreekuren in het contact met de digitale overheid. Verder zijn in De Krook onderzoeksgroepen van de universiteit gevestigd, die bezig zijn de grootste technologische uitdagingen van onze tijd te tackelen. Denk bijvoorbeeld aan het aanleren van digitale vaardigheden of de inzet van robots in de zorg.
Hoort dat allemaal nog wel bij de bibliotheek? Daar twijfelt Biebauw niet aan. “Je hebt nog steeds het gevoel dat je hier in een bibliotheek rondloopt. We adresseren maatschappelijke vraagstukken, het liefst met onze collectie in de hand. En we helpen mensen kennis op te doen door een omgeving te bieden waar ze zich kunnen concentreren.”
Dat werkt: steeds meer jongeren strijken met hun studieboeken neer in de openbare bibliotheek, waar ze door de sociale controle minder op hun telefoon kijken, weet Biebauw uit onderzoek. Zo komt toch die technologie weer om de hoek kijken.
De Krook is niet de enige bibliotheek die haar takenpakket verbreed heeft. In de Nederlandse wet is die uitbreiding sinds januari 2015 zelfs vastgelegd, in de zogenaamde Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob). Daarin staat aangegeven dat de bibliotheek niet alleen verantwoordelijk is voor een collectie, maar ook voor de bijbehorende leesbevordering, het faciliteren van ontmoetingen, het organiseren van debatten en meer.
Daarmee is de bibliotheek terug van weggeweest. De bibliotheek werd in 2023 zelfs genoemd in de troonrede van de koning, waarin hij toelichtte hoe de budgetten in 2024 verdeeld worden. Er worden miljoenen vrijgemaakt om weer een dekkend bibliotheeknetwerk te krijgen, inrichtingen te vernieuwen en vestigingen langer open te laten zijn.
Zo’n financiële heropleving is in België nog niet te zien, moet Biebauw toegeven. “Na jaren en jaren van besparingen klimt het Nederlandse bibliotheekveld weer op. In Vlaanderen is de wetgeving die we sinds de jaren 1970 op het gebied van bibliotheekwerk hadden juist verdwenen. De verplichting richting gemeenten om zorg te dragen voor een volwaardige bibliotheekvoorziening is daarmee weg.”
Wat ook niet helpt, is het complexe Belgische – en daarmee ook Vlaamse – systeem. “Er is weliswaar een overkoepelende nationale bibliotheek (de KBR in Brussel, AvdD), maar die heeft geen zeggenschap over openbare bibliotheken omdat die lokaal aangestuurd en gefinancierd worden”, weet Biebauw. “Dat verschilt sterk met de Nederlandse situatie. In Nederland is de KB, de nationale bibliotheek, sinds de intrede van de Wsob juist sterker geworden: die zet zich bijvoorbeeld in voor een landelijk dekkend netwerk van digitale informatiepunten, schoolbibliotheken en aanbod op het gebied van digitaal burgerschap.”
Ook dat digitale is in Nederland een stuk beter geregeld. De KB runt daar een grootschalig e-boekenplatform, dat door alle leden van Nederlandse bibliotheken kan worden gebruikt. In Vlaanderen is er een soortgelijke dienst, maar daar zijn uitgeverijen een stuk minder happig op het verschaffen van de rechten voor digitale exemplaren. “In Nederland heeft de overheid een pot geld beschikbaar gesteld die deze transactie voor uitgeverijen een stuk aantrekkelijker maakt”, vergelijkt Biebauw. “Verder is de afzetmarkt in Vlaanderen natuurlijk een stuk kleiner: wij hebben maar zes miljoen potentiële lezers, in plaats van de Nederlandse achttien miljoen. Het ontwikkelen van een kwalitatief goed product wordt daardoor bemoeilijkt”
Extra lastig is de Vlaamse situatie omdat het bibliotheeklandschap zo versnipperd is. Waar Nederland begin deze eeuw een grote verschuiving kende richting grotere bibliotheekorganisaties, heeft in Vlaanderen iedere gemeente een eigen bibliotheek. De gemiddelde afzetmarkt ligt daardoor tussen de tien- en dertigduizend inwoners, tegen meer dan honderdduizend in Nederland.
Toch is niet alles in Vlaanderen slechter geregeld, meent Mark Deckers, een van Nederlands grootste bibliotheekkenners, mede bekend van zijn blog markdeckers.net, waarop hij met grote regelmaat bibliotheektrends analyseert. “In Nederland hebben we het nog niet voor elkaar gekregen om een centraal bibliotheeksysteem te implementeren; in Vlaanderen is daar, ondanks de versnipperde aansturing, wel gezamenlijk in geïnvesteerd. Ook ligt in Vlaanderen het abonnementsgeld voor de bibliotheek veel lager: dankzij forse overheidssubsidies kost dat de burger vaak maar een tientje per jaar, terwijl je in Nederland al gauw vijftig euro kwijt bent. In Vlaanderen leeft veel meer de overtuiging dat de bibliotheek een basisvoorziening is waar iedere burger, of die nu een grote of een kleine beurs heeft, toegang toe zou moeten hebben.”
Voorts zetten Vlaamse en Nederlandse bibliotheken zich grotendeels voor dezelfde zaken in. “In beide landen zien we een herwaardering van de bibliotheek en een verbreding van het takenpakket. Lange tijd was het zoeken waar de rol van de bibliotheek precies lag, maar nu lijkt iedereen – zowel bib als burger – haar rol als huiskamer van een dorp of stad volledig te omarmen”, zegt Deckers.
In België wordt daar nog in mindere mate geld voor vrijgemaakt dan in Nederland. Dat komt misschien ook omdat de noodkreet rondom de achteruitgang van leesvaardigheden van jongeren daar steeds luider klinkt. Internationale onderzoeken onder Nederlandse middelbare scholieren tonen dramatische scores op het gebied van taalbeheersing, maar ook waar het gaat om het plezier dat men aan lezen beleeft.
“Bibliotheken proberen dat tij te keren”, zegt Deckers. “Dat doen ze niet alleen, maar samen met partners, zoals kinderdagverblijven, basis- en middelbare scholen en mbo’s. In heel Nederland werken die samen volgens landelijk vormgegeven programma’s. Daarin speelt niet alleen een mooie collectie een rol, maar ook een deskundige docent, een sterk onderliggend beleid, enthousiasmerende activiteiten en begeleiding vanuit de bibliotheek.”
De bibliotheek heeft de afgelopen jaren, kortom, een aantal duidelijke taken gekregen: laaggeletterdheid terugdringen en onderwijs en ondersteuning bieden op het vlak van digitale vaardigheden. In Nederland zijn die taken in een aparte wet vastgelegd; in Vlaanderen wordt in beleidsteksten over bovengenoemde zaken herhaaldelijk naar bibliotheken verwezen als onderdeel van de oplossing – helaas zonder daar ook budgetten aan te verbinden.
‘De bibliotheek is een van de laatste publieke ruimtes zonder entreekaartje of verplichte consumptie’
Ook het bieden van een laagdrempelige plek voor burgers om ongestoord te kunnen verblijven valt volgens Deckers binnen dat takenpakket. “De bibliotheek is een van de laatste publieke ruimtes waar je niet hoeft te betalen voor een entreekaartje of verplicht consumpties moet afnemen. Die functie van third place waar verschillende bevolkingsgroepen elkaar kunnen ontmoeten wordt in deze tijd van toenemende polarisatie steeds belangrijker.”
Niet iedereen is zo enthousiast over de nieuwe koers van de bibliotheek. Jan Van Herreweghe, alias Jan Bib, werkte meer dan veertig jaar in verschillende Vlaamse bibliotheken, en is niet bang om zich uit te spreken. “Door het verdwijnen van de Vlaamse wetgeving rondom bibliotheken zijn onze bibliotheken loslopend wild geworden: er komt geen inspecteur meer langs om te controleren of het nog wel goed gaat. Ooit waren er allerlei normen over het minimale aantal boeken dat je per vestiging moest hebben, nu is daar geen sprake meer van.”
‘Door het verdwijnen van de Vlaamse wetgeving rondom bibliotheken zijn onze bibliotheken loslopend wild geworden’
Ook de inhoud van de collecties van bibliotheken heeft daaronder te lijden. Sinds zijn pensionering twee jaar geleden checkt Van Herreweghe uit pure interesse nog weleens de catalogi van een twintigtal Vlaamse bibliotheken om te kijken wat ze zoal in huis hebben. “Het is bijzonder treurig gesteld. Budgetten zijn drastisch verlaagd en de mensen die ooit boeken aanschaften, gaan met pensioen en worden vervolgens niet vervangen. Of er komt iemand zonder bibliotheekopleiding voor in de plaats, die geen idee heeft wat een goede collectie inhoudt.”
De neerwaartse spiraal in de kwaliteit van de Vlaamse en Nederlandse literatuurproductie helpt daar volgens Van Herreweghe niet bij. “Tegenwoordig is het vooral Engelstalige fantasy wat de klok slaat. Natuurlijk moet je alle vormen van lezen aanmoedigen, maar deze trends gaan ten koste van de Nederlandstalige literatuur. Ook op middelbare scholen krijgt het lezen nauwelijks nog een plek. Ik zie het bij mijn puberdochter: we hebben meer dan veertienduizend boeken in huis, maar ze leest geen woord.”
Blijer wordt Van Herreweghe van Nederlandse bibliotheken. Als groot voorbeeld noemt hij de LocHal in Tilburg, een monumentaal pand waarin ooit treinstellen werden opgeknapt, en dat sinds een aantal jaren een van de paradepaardjes van het Nederlandse bibliotheekwezen is. Nederland heeft wel meer recent gebouwde of opgeknapte bibliotheken. Opvallend vaak krijgen gebouwen met een lange geschiedenis daarbij een geheel nieuwe functie. Denk bijvoorbeeld ook aan de bib in Leeuwarden, gehuisvest in een oude gevangenis en de centrale bibliotheek van Schiedam, te vinden in de voormalige korenbeurs.
Ook de hoofdlocatie van de Bibliotheek Utrecht is er zo eentje: sinds een paar jaar vind je die in het oude postkantoor. Na een slepend nieuwbouwtraject dat telkens maar weer op de klippen liep, werden in een week de handtekeningen gezet onder de huisvesting van de bibliotheek in dit historische gebouw, dat ook in een vorig leven al een belangrijke rol speelde op het gebied van het delen van kennis en het faciliteren van ontmoetingen.
Dat is precies waar de Utrechtse bib in deze tijd voor staat, legt directeur Deirdre Carasso uit. Enkele jaren geleden maakte zij de overstap van het museumwezen naar de bibliotheeksector, waarbij ze de bagage van het samenwerken met lokale gemeenschappen meebracht. “De bibliotheek mag nog meer een plek worden waar je als burger niet alleen kennis ontvangt, maar ook jouw eigen kennis mag delen. De uitdagingen waarvoor we als maatschappij vandaag staan, zijn te groot om vanuit één invalshoek op te lossen, is mijn overtuiging.”
Die manier van werken komt steeds meer in het DNA van de bibliotheek terecht. Ook in Utrecht, waar al collecties en programma’s worden ontwikkeld in samenwerking met allerlei gemeenschappen. Denk aan voorleesuurtjes in verschillende talen en de Japanse collectie die door bewoners zelf werd aangeleverd. Onlangs werd ook het HiphopHuis geopend, een collectie samengesteld in cocreatie met Utrechters.
Tegelijkertijd is die manier van denken geenszins nieuw, benadrukt Carasso. “Veel bibliotheken, ook die in Utrecht, zijn gesticht door particulieren. Ook onze collectie was altijd al pluriform, met collecties uit allerlei verschillende deelgebieden: van fictie tot non-fictie, van natuurwetenschappelijk tot psychologisch.”
Zit de burger wel op die nauwe betrokkenheid te wachten? Daar twijfelt Carasso niet over. “Natuurlijk moeten we mensen expliciet uitnodigen. In het begin reageren ze soms wat terughoudend, maar uiteindelijk wint de nieuwsgierigheid. Met deze manier van werken sluiten we aan bij de behoefte ergens bij te horen. De bibliotheek is een plek waar je deelt: niet alleen boeken of ruimte, maar ook kennis en verhalen. Daar ligt onze toekomst.”