7, 1/2023

“De erkentelijkheid die ik verschuldigd ben voor wat ik ontvang, tracht ik te voldoen door gebed en door mij toe te wijden aan mijn ambt, opdat de Polen in België hun geloof zouden doorgeven aan toekomstige generaties.” Zo besluit Carlos Bressers zijn homilie bij de aanvaarding van de titel van erekanunnik van het aartsbisdom Gniezno in 1987. Waarom werd die prestigieuze titel, toegekend door de aartsbisschop van het oudste rooms-katholieke aartsbisdom van Polen, verleend aan een priester uit het verre Gent in Vlaanderen? Uit Bressers’ archief, onderdeel van een rijk familiearchief, komt een opmerkelijk verhaal naar voren van ontmoetingen tussen Oost en West tijdens de Koude Oorlog.

Aankondiging van een feest in Gent ten voordele van ‘onze Poolse bevrijders’ (1945). Carlos Bressers maakte deel uit van het organiserende comité.

Aankondiging van een feest in Gent ten voordele van ‘onze Poolse bevrijders’ (1945). Carlos Bressers maakte deel uit van het organiserende comité.

Polen in Gent

De aanwezigheid van een zichtbare Poolse diaspora in België kreeg vorm in het begin van de twintigste eeuw. Vooral de vlucht die de Limburgse steenkoolwinning nam, leidde tot de komst van meer en meer buitenlandse ‘gastarbeiders’ uit onder meer Polen, die als goedkope arbeidskrachten werden aangeworven. In diezelfde periode ontstonden in de steden kleinere gemeenschappen van Pools-Joodse families en Poolse studenten. De Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog veranderde de Poolse diaspora in België evenwel ingrijpend. Polen die door de Duitsers in werkkampen in West-Europa waren ingeschakeld, kwamen na afloop van de oorlog als zogenaamde Displaced Persons (DP’s) onder andere in België terecht. Ze beschikten vaak niet over de middelen noch de motivatie om naar huis terug te keren. Voorts vestigden zich in het  land veteranen van de 1ste Poolse Pantserdivisie, die aan de zijde van de geallieerde troepen hadden gevochten voor de in Londen gevestigde Poolse regering in ballingschap, en Poolse leden van de Britse Royal Air Force.

Soldaten van de 1ste Poolse Pantserdivisie onder leiding van de gedecoreerde Poolse generaal Stanisław Maczek hadden onder meer geholpen bij de bevrijding van Gent in september 1944. In haar midden had ze dodelijke slachtoffers en tal van gewonden te betreuren. Sommige veteranen integreerden later geleidelijk in de Gentse samenleving door bijvoorbeeld te huwen met een Belgische vrouw of er aan het werk te gaan. Anderen hadden wellicht een heel andere motivatie om te blijven. De Poolse regering in ballingschap slaagde er vanwege de opkomst van de door de Sovjet-Unie gesteunde Volksrepubliek Polen niet in haar gezag te herstellen. De communistische regering, in navolging van haar bazen in Moskou, stond bij de verdeling van Europa vijandig tegenover de westerse mogendheden. Om die reden ontnam ze veel van de veteranen en DP’s – zelfs hoge officieren in ballingschap zoals Maczek – het staatsburgerschap of weigerde ze hen de toegang tot het land. Veel Polen van hun kant zagen de regering in hun thuisland, met name in haar steun aan het staatsatheïsme in Sovjetstijl, als een belediging voor de diepkatholieke Poolse nationale identiteit. Mede daarom wendden ze zich tot een vertrouwde hoeksteen in hun nieuwe thuisland: de kerk.

Tekening van een soldaat en gevechtsvliegtuig met opschrift in het Pools: ‘De verschrikkelijke oorlog heeft ons geleid tot bij jullie… Extreem vriendelijke Belgen. Zottegem! … Het blijft voor altijd in onze harten.’ Poolse soldaten lieten deze boodschap achter in het gastenboek van Leopold Bressers, pastoor in Zottegem en broer van Carlos in het jaar 1945

‘De verschrikkelijke oorlog heeft ons geleid tot bij jullie… Extreem vriendelijke Belgen. Zottegem! … Het blijft voor altijd in onze harten.’ Poolse soldaten lieten deze boodschap achter in het gastenboek van Leopold Bressers, pastoor in Zottegem en broer van Carlos (1945).

Bressers en de Midden-Europeanen

Carlos Bressers (1912-2010) werd geboren in een invloedrijke Gentse familie. Zijn grootvader, vader en broer Adrien waren allen werkzaam als kerkdecorateur of architect. Twee andere broers werden priester. Carlos koos eveneens voor het priesterschap en werd in 1942 kapelaan in de Gentse Sint-Baafskathedraal. Zijn belangstelling voor Midden- en Oost-Europa vond zijn oorsprong in zijn kindertijd. Het uiteenvallen van de Dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije en de daaropvolgende crisis waarin Hongarije in het begin van de jaren 1920 wegzonk, inspireerde tot een internationale ‘kinderactie’. In België, waar de actie een uitgesproken katholiek karakter had, en bijvoorbeeld ook in Nederland, werden Hongaarse kinderen tijdelijk bij gastgezinnen ondergebracht om het leed en de armoede van de naoorlogse chaos te verzachten. Bressers’ familie nam deel aan de actie en ontving een jong meisje uit Boedapest, Sára Gáspárdy. Hoewel haar verblijf in België van korte duur was, bleven Bressers en Gáspárdy hun hele leven contact houden. Bressers noemde haar vaak zijn ‘zuster’.

Tegen de tijd van zijn priesterwijding in 1942 had Bressers’ belangstelling voor Midden- en Oost-Europa vaste vorm aangenomen en beheerste hij zowel het Pools als het Hongaars. De groeiende aanwezigheid van de Poolse gemeenschap in Gent, die op dat moment ongeveer honderd personen telde, naast een kleiner aantal Hongaren, was ook de Gentse bisschop Karel Calewaert niet ontgaan. Om hun integratie in de Gentse katholieke gemeenschap te bevorderen, hadden die migranten volgens hem behoefte aan een aangepaste zielzorg, bij voorkeur in hun eigen taal. Calewaert schatte de interesses en vaardigheden van Bressers goed in en benoemde hem in 1948 tot aalmoezenier van de Poolse en Hongaarse gemeenschappen. 

Vanuit het bescheiden kapelletje Schreiboom in de Kortrijksepoortstraat zou Bressers zijn Midden-Europese gelovigen aanmoedigen hun religieuze en culturele identiteit te beleven. Zo was hij betrokken bij herdenkingsplechtigheden, paas- en kerstfeesten, dansfestijnen en zelfs bij politieke belangenbehartiging van gevangen geestelijken en dissidenten in landen aan de andere kant van het IJzeren Gordijn. Bressers steunde en was soms ook medeoprichter van tal van maatschappelijke organisaties, liefdadigheids- en andere initiatieven van de Gentse Polen en Hongaren. Op die manier bouwde hij mee bruggen tussen de migrantengroepen en het bredere religieuze en verenigingslandschap van Gent.

Poolse Gentenaars worden

Bressers speelde een centrale rol in de identiteitsbeleving van zijn gelovigen, die tegelijk Pools én Belgisch was. Reeds in 1951 zorgden hij en de Poolse gemeenschap ervoor dat bisschop Calewaert een vlag van de nog prille Katholieke Poolse Vereniging van Gent inwijdde. Joseph Oborski, uit Poolse ouders geboren in Aalst en kolonel in het Belgische leger, en graaf Henri de Hemptinne, een vooraanstaande Gentse edelman, tekenden present voor de ceremonie, waar voorts maar liefst driehonderd Poolse  aanwezigen waren. Het vaandel zelf was ontworpen door leden van de vereniging onder leiding van veteraan Ryszard Łuczak (1920-2016) en werd door de lokale pers onthaald als een ‘heerlijk kunstwerk’. Het symboliseerde de vorming van een gedeelde identiteit tussen Belgen en Polen. Aan de ene zijde stond de Zwarte Madonna van Częstochowa, een symbool van de weerstand van het Poolse katholicisme tegen buitenlandse bedreigingen, afgebeeld met de bede: ‘Hemelse Koningin van de Kroon van Polen, breng ons terug naar ons land’. De andere zijde bevatte de Poolse adelaar én de leeuw van Gent. De opname van de wapens van hun vaderland en gaststad in het vaandel gaf blijk van de groeiende dubbele affiniteit van de Polen met zowel Polen als België. Bij dat alles stond het katholicisme centraal. 

Het katholicisme speelde inderdaad een belangrijke rol in het bewaren van de culturele identiteit van de Poolse diaspora en bood tegelijk mogelijkheden om zich af te zetten tegen de antireligieuze houding van de communisten in het thuisland. Voor Polen overal ter wereld was het jaar 1966 een mijlpaal in de bekrachtiging van hun verbondenheid met de katholieke kerk. En dat gold ook voor de gemeenschap in Gent. Naar aanleiding van het ‘Poolse millennium’, waarbij duizend jaar christendom in Polen werd herdacht, liet Stefan Wyszyński, de aartsbisschop van Gniezno en Warschau, replica’s van de Zwarte Madonna van Częstochowa verspreiden onder diasporagemeenschappen over de hele wereld. Het belang van die gemeenschappen was niet nieuw voor de aartsbisschop. De communistische regering had Wyszyński in 1953 gevangengezet. Zijn vrijlating tijdens de hervormingen van de ‘Poolse oktober’ in 1956, een tijdelijke ‘dooi’ waarbij de sovjetcontrole op Warschau milderde, schreef hij toe aan de ‘meer dan een miljoen Poolse pelgrims’ die zijn zaak over de ganse wereld hadden gesteund.

Foto: de Polen van Gent en Carlos Bressers, tweede priester van links, tijdens een bedevaart naar Scherpenheuvel (eind jaren 1950).

De Polen van Gent en Carlos Bressers, tweede priester van links, tijdens een bedevaart naar Scherpenheuvel (eind jaren 1950).

Een van de exemplaren van die Zwarte Madonna werd overhandigd aan de Polen in België. Het stond centraal bij manifestaties in onder meer Brussel, Luik en Antwerpen. Bij de aankomst in Gent liet Calewaerts opvolger, Léonce Albert Van Peteghem, het beeld niet opstellen in de Sint-Baafskathedraal, maar in het kapelletje Schreiboom, waar Bressers zijn tweewekelijkse Poolse mis vierde. De geloofsgemeenschap rond Bressers en de leden van de Katholieke Poolse Vereniging verwelkomden het met bloemen. De vrouwen hadden zich voor de gelegenheid uitgedost in traditionele Poolse klederdracht. Tijdens de viering bedankte Van Peteghem de Poolse natie voor haar bijdragen aan de geschiedenis van de katholieke kerk en sprak hij over de ‘geestelijke band tussen onze twee landen’. De publieke erkenning van die band door de bisschop bij zo’n belangrijke gelegenheid werd ongetwijfeld toegejuicht door de diepgelovige gemeenschap en haar hardwerkende aalmoezenier. 

Bressers ijverde in het bijzonder voor het behoud van het militaire verleden van de Poolse Gentenaars en leidde jaarlijks een herdenkingsviering voor de Poolse piloten die bij een verrassingsaanval van de Duitse luchtmacht op 1 januari 1945 in Sint-Denijs-Westrem waren omgekomen. Het  vliegveld fungeerde op dat moment als basis voor de Royal Air Force en werd bemand door Poolse eskaders, die militaire operaties in Nederland uitvoerden. In de naoorlogse jaren richtte Bressers samen met Łuczak en medeveteraan Bronislaw Recki (1923-2015) de vzw Vrienden van de Poolse Luchtmacht op. Het bestuur organiseerde jaarlijks een wake voor de vliegeniers, beginnend met een kerkdienst in de stad en aansluitend een kranslegging in Sint-Denijs-Westrem. Die herdenkingen werden bijgewoond door notabele Gentenaars, zoals leden van de familie de Hemptinne. Toen het terrein van het voormalige vliegveld in de jaren 1970 steeds meer werd bedreigd door projectontwikkelaars, steunde Bressers Recki, die kunstenaar was, bij het ontwerpen van een beeld, compleet met een replica van een vliegtuigschroef uit de Tweede Wereldoorlog. Het monument kreeg een plaats op de kleine Poolse Winglaan nabij het vliegveld. De onthulling ervan in september 1974 werd voorafgegaan door een mis van bisschop Van Peteghem. Verschillende delegaties waren aanwezig op het evenement, onder wie een vertegenwoordiger van het Belgische koningshuis. De Poolse gemeenschap had duidelijk haar stempel gedrukt op Gent en op België

Foto: Bloemenhulde voor de overleden Poolse piloten op het kerkhof van Sint-Denijs-Westrem (tweede helft jaren 1940).

Bloemenhulde voor de overleden Poolse piloten op het kerkhof van Sint-Denijs-Westrem (tweede helft jaren 1940).

Ontwerptekening van het monument voor de gesneuvelde Poolse piloten in Sint-Denijs-Westrem door veteraan Bronislaw Recki.

Ontwerp van het monument voor de gesneuvelde Poolse piloten in Sint-Denijs-Westrem door veteraan Bronislaw Recki.

Dank voor het harde werk

Hoewel Gent, met zijn industrieel verleden, bekend stond als een socialistisch bolwerk en bezwaarlijk de meest katholieke stad van België kon worden genoemd, gebruikten Bressers en zijn kleine maar toegewijde groep Poolse gelovigen hun kerkelijke connecties om zich stevig te verankeren in de Gentse katholieke gemeenschap én in de bredere Poolse katholieke internationale gemeenschap. Bressers was zeker niet van plan zijn kudde te isoleren van die wereldwijde diaspora. Hij correspondeerde niet alleen met priesters en leken aan de andere kant van het IJzeren Gordijn, maar ook in Frankrijk, de Verenigde Staten en Canada. 

Bressers ontving in Gent ook twee Poolse priesters die in de jaren 1940 kwamen studeren aan het Sint-Jozef-Klein-Seminarie in het nabijgelegen Sint-Niklaas, waar zijn broer en medepriester Leopold Bressers lesgaf. Een van de priesters, Witold Marchel (1922-1990), kwam als naoorlogse DP naar Gent en zou na zijn vertrek uit Sint-Niklaas door Europa reizen, studeren aan het Poolse seminarie in Parijs en uiteindelijk jarenlang als priester actief zijn in Luzern. Een andere DP die bij Bressers verbleef tijdens zijn studies, Walenty Nowacki (1908-1994), werd priester van de Poolse kolonies in Erechim (Brazilië). Bressers’ steun was van grote invloed op de jonge priesters: in 1988 schreef Nowacki in een brief dat Bressers ‘hen [de Polen] altijd helpt wanneer ze in moeilijkheden zitten’ en noemde hem een ‘goede vriend sinds 1944’. De steun van Bressers was inderdaad cruciaal om de ontheemde priesters de mogelijkheden te bieden hun theologische studies voort te zetten en later pastorale zorg te verlenen aan gelovigen in de diaspora. 

Bressers’ onvermoeibare inzet voor zijn Midden-Europese geloofsgemeenschap bleef niet onopgemerkt voor hun verwanten thuis. Naast kardinaal Wyszyński correspondeerde Bressers ook regelmatig met andere hoge geestelijken in Polen, onder wie de aartsbisschop van Poznań Antoni Baraniak, die in de jaren 1950 genadeloos was gefolterd door de communistische autoriteiten. In Bressers’ archief zijn ook brieven te vinden van Karol Józef Wojtyła, aartsbisschop van Krakau en de latere paus Johannes Paulus II. In de jaren 1980 ontving Bressers officieel erkenning voor zijn pastorale zorg en sociale ondersteuning. Aartsbisschop László Lékai, de primaat van Hongarije, verleende hem in 1984 de titel van erekanunnik van het aartsbisdom Esztergom voor zijn inzet voor de Gentse Hongaren. Drie jaar later volgde zijn benoeming tot erekanunnik van Gniezno door de Poolse aartsbisschop Józef Glemp. Hoewel die hoge onderscheidingen de nadruk legden op het religieuze aspect van zijn engagement voor de uitgeweken katholieken uit Midden-Europa, viel hem na de val van de Poolse socialistische staatsregering in 1989 ook een seculiere erkenning te beurt.  Ter gelegenheid van Bressers’ vijftigjarig priesterschap in 1992 ontving hij de Orde van Verdienste van de Republiek Polen uit handen van president Lech Wałęsa, de eerste niet-communistische leider van het land sinds de Tweede Wereldoorlog. 

Tijdens zijn bezoek aan België in 1985 bezocht paus Johannes Paulus II verscheidene Belgische steden, waaronder Gent. Op verzoek van Ryszard Łuczak en de Katholieke Poolse Vereniging hield de Poolse paus halt bij het monument voor de soldaten in Sint-Denijs-Westrem, waar hij een openluchtmis opdroeg. En ook vandaag is deze geschiedenis niet vergeten. Vertegenwoordigers van de Poolse gemeenschap en het Belgische leger leggen nog elk jaar in september kransen neer bij het monument. Hoewel Gent sinds het begin van de Koude Oorlog een andere stad is geworden en de Gentse Polen of Carlos Bressers in het huidige België niet bepaald een ‘begrip’ zijn, hebben de fascinerende geschiedenis van die kleine gemeenschap en de doorwerking ervan tot vandaag veel te danken aan het werk van aalmoezenier Bressers en zijn gelovigen.

Luke Dodds is historicus en bereidt bij KADOC-KU Leuven een proefschrift voor binnen het CELSA-project ‘Emigré Europe’.