3, september 2021

De vorige editie van faro opende met een editoriaal dat verwees naar twee opiniestukken. Historicus Koen Aerts (UGent en Cegesoma/Rijksarchief) en een aantal collega’s klaagden op 17 mei aan dat de gerechtelijke dossiers die vlak na de Tweede Wereldoorlog van collaborateurs zijn opgesteld niet door iedereen raadpleegbaar zijn, ook meer dan 75 jaar na de feiten. Dat opiniestuk werd gevolgd door een ander, geschreven door magistraat op rust Henri Heimans, kind van ouders die in het verzet zaten. Ook hij pleit voor een makkelijkere toegang tot dit relevante en betekenisvolle bronnenmateriaal, voor onderzoek en duiding. faro bracht beide auteurs bij elkaar voor een gesprek.

faro: Wat is het probleem met deze gerechtelijke dossiers?

Koen Aerts: “De gerechtelijke archieven van de collaboratie worden grotendeels in het Rijksarchief bewaard. Echter ... de toelating tot raadpleging van deze archieven wordt niet door de archivarissen van het Rijksarchief verleend, maar wel door het College van procureurs-generaal. Dat feit zorgt niet alleen voor een omslachtige maar ook problematische procedure. Een omzendbrief van het College van procureurs-generaal uit 2013 bepaalt dat enkel onderzoekers van universiteiten en een aantal onderzoekscentra en directe nabestaanden toelating kunnen vragen om deze archieven in te kijken. De rechtstreekse nabestaanden moeten daarbij het akkoord kunnen voorleggen van alle nog levende nabestaanden van de eerste graad – zussen en broers dus. Samen met een aantal collega-historici deed ik daarom een oproep om iedereen onder bepaalde voorwaarden toegang te geven tot de gerechtelijke archieven van de collaboratie.”

Henri Heimans: “Vooraleer ik de dossiers kon inkijken, moest ik inderdaad toelating vragen aan het College van procureurs-generaal. In de correspondentie wordt vermeld dat ik uitzonderlijk toelating kreeg.”

faro: Wat zit er zoal in deze archieven?
Henri Heimans: “In de strafdossiers die ik kon inkijken vond ik gedetailleerde verklaringen van slachtoffers en getuigen; bekentenissen en verklaringen in zowel het voor- als nadeel van de verdachten. Ook documenten om die verklaringen te ondersteunen, zoals een toetredingsformulier tot de Vlaamse nazipartij NSVAP, of een overzichtslijst van de categorieën van gevangenen. Daarnaast zijn er ook documenten over de inbeslagname van formele bewijsstukken. In tegenstelling tot wat soms wordt aangenomen zijn deze dossiers niet snel snel opgesteld na de oorlog, maar werden ze heel nauwgezet en uitgebreid voorbereid tijdens het vooronderzoek en opgetekend tijdens de proceszittingen. De dossiers bevatten onder meer zeer omstandig gemotiveerde akten van inbeschuldigingstelling door de krijgsauditeur.”
 

faro: Waarom vinden jullie deze kwestie zo belangrijk en relevant?
Henri Heimans: “Als samenleving moeten we open zijn over wat er gebeurd is; elke burger heeft recht op informatie. Door deze bronnen open te stellen voor een ruim publiek kan er enkel meer duidelijkheid komen, en kan dit bijvoorbeeld ook bespreekbaar gemaakt worden in het onderwijs. Op persoonlijk vlak was dit belangrijk om het verhaal van mijn ouders te kunnen verifiëren. Mijn vader tekende zijn levensverhaal op toen hij al op leeftijd was. Ik wilde zijn relaas met officiële archiefbronnen vergelijken om na te gaan of het waarheidsgetrouw was, en of hij bijvoorbeeld niet overdreven had. En wat bleek? De realiteit van de wreedheden kwam nog meer tot uiting.”


Koen Aerts: “Het verhaal van Henri toont aan dat verificatie inderdaad een belangrijke reden is om die archieven open te stellen. Daarnaast kan het ook therapeutisch werken, zowel voor slachtoffers als voor kinderen van de collaboratie. Recent is er heel wat onderzoek gedaan naar zo’n transgenerationele traumaverwerking. Voor onderzoekers is er uiteraard de wetenschappelijke waarde. De analyse van deze archieven biedt namelijk inzicht in de juridische waarheidsvinding na de Tweede Wereldoorlog: hoe werden zulke dossiers samengesteld? Hoe uitgebreid en gedetailleerd zijn de getuigenverhoren? Enzovoort. Er was een enorme bewijsgaring in een korte tijdsperiode. Inzicht in die procedures vormt de basis voor onze historische waarheidsvinding. Dat kan een antwoord bieden op de mythevorming die er vandaag nog steeds is over willekeurige ‘repressie’, de ‘lichtzinnige’ veroordeling na de oorlog en het bewust ‘verbergen’ van archiefmateriaal hierover. Het helpt vaak ook om reliëf te brengen in het beeld over de vermelde personen: de combinatie van alle informatie uit de verweerstukken of uit de genadedossiers bijvoorbeeld laat toe om een gelaagd beeld te schetsen. Dergelijke archieven moeten natuurlijk met de nodige historische kritiek gelezen worden. De raadpleging moet goed omkaderd gebeuren. Maar de raadpleegbaarheid van deze archiefstukken mag niet zo rigide benaderd worden. De argumenten die vandaag gebruikt worden om een beperkte groep recht op inzage te geven, zijn achterhaald. Het gaat om archieven die ouder zijn dan 30 jaar. GDPR-gerelateerd is er meestal geen probleem omdat de dossiers gaan over mensen die in de meeste gevallen overleden zijn. Raadplegers zouden een verklaring kunnen ondertekenen om op een verantwoorde en omzichtige wijze met de inhoud van deze documenten om te gaan. Ook de vrees dat het openstellen van deze archieven tot controverse en publieke opruiing zou leiden, is ongegrond. Dat toont bijvoorbeeld het Nederlandse beleid aan, waarbij een veel ruimere toegang mogelijk is.”

Bewijs van toetreding tot de NSVAP van een verdachte, ondertekend op 20 maart 1942.  Collectie: Rijksarchief

Bewijs van toetreding tot de NSVAP van een verdachte, ondertekend op 20 maart 1942. 

Archieven worden nog te vaak als een kostenpost gezien, zonder economisch rendement, maar de maatschappelijke waarde is onschatbaar.

Koen Aerts

faro: De persoonsgebonden informatie in deze dossiers is ook elders te vinden. Welke bronnen zijn dat?

Koen Aerts: “In het boek Was opa een nazi? (Lannoo, 2017) worden heel wat bronnen opgelijst waarin geïnteresseerden kunnen speuren naar het oorlogsverleden. Persoonsgebonden informatie over veroordeelden is te vinden in het Belgisch Staatsblad. De vonnissen werden bij uittreksel gepubliceerd ter kennisgeving aan de gemeentebesturen, en dus ook de bevolking, om de veroordeelden te schrappen van de kieslijsten. Ook informatie over mensen die in andere dossiers vernoemd worden zijn in andere archiefstukken terug te vinden die wel al raadpleegbaar zijn, mits het ondertekenen van een onderzoeksverklaring over een verantwoorde raadpleging. Daarom vragen we een gelijkaardige toegang voor de gerechtelijke dossiers.”

faro: In hoeverre wordt jullie oproep ondersteund door het Rijksarchief?
Koen Aerts: “Het Rijksarchief is gewonnen voor een totale bevoegdheidsoverdracht voor deze archieven. Daarmee wordt zowel het beheer en de ontsluiting bedoeld, als het verlenen van toelating tot raadpleging van deze archieven. Archivarissen van het Rijksarchief geven nu de facto al deontologisch advies op basis van de aangehaalde omzendbrief, waarna de aanvraag door een magistraat ondertekend wordt. Daarbij pleit het Rijksarchief wel voor voldoende personeel en infrastructuur. We vragen financiële middelen om alle gerechtelijke dossiers te ontsluiten. Archieven worden nog te vaak als een kostenpost gezien, zonder economisch rendement, maar de maatschappelijke waarde is onschatbaar. De valorisatie daarvan heeft dus nood aan investeringen.”

faro: Hoe zit het in andere landen, met vergelijkbare archieven?
Henri Heimans: “Op basis van mijn ervaring in buitenlandse archieven kan ik stellen dat er in het buitenland meer aandacht voor is, dat de archieven daar meer raadpleegbaar zijn. De nood om zich te informeren en antwoorden te krijgen over het verleden lijkt daar prominenter.”

Koen Aerts: “Duitse archieven bijvoorbeeld zijn veel toegankelijker. Er werken niet alleen veel onderzoekers op de materie maar er kunnen bijvoorbeeld ook scans van archiefdocumenten opgevraagd worden vanuit het buitenland. Ook in Frankrijk en Nederland worden er meer middelen vrijgemaakt om de toegankelijkheid tot deze archieven te verzekeren. België is een van de slechtste leerlingen van de klas, ook in vergelijking met de toegankelijkheid van archieven van geheime diensten uit voormalige communistische dictaturen in Oost-Europa.”

Welke rol speelt historisch onderzoek over WO II, de Holocaust en specifiek de collaboratie en straffen in het maatschappelijk debat?
Koen Aerts: “Historisch onderzoek is in eerste instantie dienstbaar in bepaalde debatten. Daarnaast helpt het om historische bewustwording te creëren. Daardoor kan men de eigen positie en dynamieken in de samenleving herkennen en remediëren op bestaande verschillen en gelijkenissen. Het is goed om te weten waartoe bepaalde groepsdynamieken kunnen leiden, wat bepaalde vlagposten zijn. Daarbij moet men wel oppassen om niet teleologisch of deterministisch te denken: een bepaalde gebeurtenis leidt niet automatisch tot een bepaalde uitkomst. Het is een van de potentiële mogelijkheden. Maar het is interessant om via historisch onderzoek bijvoorbeeld de vatbaarheid voor sloganeske taal in het verleden te duiden en zo waakzaam te zijn.”


Henri Heimans: “De blijvende noodzaak aan historisch onderzoek over de nazirepressie en de Holocaust bleek bijvoorbeeld uit de Pano-reportage over Schild & Vrienden, waarin de nazigenocide schromelijk werd geminimaliseerd door de verbrandingsovens en gaskamers te banaliseren en er de spot mee te drijven.”

faro: Hebben jullie opiniestukken effect gehad?
Henri Heimans: “Ik heb geen grote effecten gemerkt. Ik heb daarentegen wel een aantal positieve reacties gekregen van mensen uit de eigen kenniskring.”

Koen Aerts: “Het is natuurlijk geen nieuw verhaal. Samen met collega-historici kaart ik dit al meer dan tien jaar aan. Ik heb het gevoel dat opiniestukken als deze de geesten masseren. Hoewel de minister van Justitie omzichtig te werk wil gaan, lijkt er wel een bereidwilligheid te groeien om vanuit de FOD Justitie en het Staatssecretariaat voor Wetenschapsbeleid samen het gesprek aan te gaan. Ik heb echter nog geen signalen gekregen dat er zo’n debat met historici en deskundigen zou opgezet worden. Maar de tijd lijkt rijp voor concrete verandering. Zo werd op 29 juni jl. een wetsvoorstel ingediend door André Flahaut (PS) om de procedure tot raadpleging van de archieven te vereenvoudigen.1 Op papier lijkt er een meerderheid mogelijk voor dit wetsvoorstel. Het is nu afwachten wat er verder gebeurt.”

faro: Tot slot: in welke mate helpen programma’s als Kinderen van … om meer bewustzijn over een bepaald thema te genereren?

Koen Aerts: “Deze programma’s zijn een mengvorm van wetenschapscommunicatie en publieksgeschiedenis. Het historisch onderzoek naar thema’s als collaboratie, verzet en de Holocaust wordt zo op een bevattelijke manier naar het brede publiek gecommuniceerd. Dat er met pakkende getuigenissen kan gewerkt worden, zoals die van Henri in Kinderen van het verzet, is een grote meerwaarde. Deze programma’s bereiken een veel groter publiek dan wetenschappelijke artikels. Het blijft dus nodig om het publiek hiermee te laten kennismaken. Het lijkt mensen zeker ook zelf aan te zetten om in de archieven te duiken. Zowel collega-historici als ikzelf ontvingen na de uitzendingen talloze vragen van mensen die de collaboratie- of verzetsgeschiedenis van hun familie wilden uitspitten. De boeken Was opa een nazi? en Was opa een held? werden dan ook geschreven als toegankelijke bronnengidsen voor wie zelf op onderzoek wil. In die reeks zou nog een publicatie over Was opa een slachtoffer? moeten komen, om archiefbronnen aan te reiken voor onderzoek naar burgerslachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog.”

Henri Heimans: “Ik nam zelf deel aan het programma Kinderen van het Verzet. Dat hielp mij in het verder reconstrueren van het verhaal van mijn ouders. Naar Kinderen van de collaboratie kijken gaf me een dubbel gevoel. Tot dan toe wilde ik daar niks mee te maken hebben. Maar die reeks opende mijn ogen, in zekere zin. Zo heb ik nu een aantal contacten met mensen uit die reeks – dat had ik me van tevoren nooit kunnen inbeelden!”

Koen Aerts: “De kracht van deze reeksen ligt in de menselijke verhalen. Die geven een intieme blik op beide kanten, van zowel de collaboratie als het verzet. De reeksen bereiken en raken veel mensen en zetten velen ook aan om het thema breder te zien en zelf de archieven in te duiken. Laat ons hopen dat een dergelijk archiefbewustzijn ook in de politieke wereld groeit, en het momentum gegrepen wordt om de gerechtelijke dossiers voor een breder publiek open te stellen.”

Henri Heimans (l.) en Koen Aerts (r.)

Henri Heimans (l.) en Koen Aerts (r.)

WIE ZIJN…

Henri Heimans

  • Magistraat op rust
  • Legde in de televisiereeks Kinderen van het Verzet getuigenis af over zijn leven als kind van ouders die, omwille van hun activiteiten in het verzet, door de bezetter zijn opgepakt, gemarteld en afgevoerd naar Breendonk, Auschwitz en Ravensbrück.
  • Verrichte archiefonderzoek in binnen- en buitenland om de geschiedenis van zijn ouders uit te zoeken en af te toetsen aan het verhaal dat zijn vader hierover zelf op papier zette.
  • Legde in september 2018 een klacht neer tegen de extreemrechtse beweging Schild & Vrienden en stelde zich ook burgerlijke partij, op basis van de wet ter bestrijding van het negationisme.

Koen Aerts

  • Docent en postdoctoraal onderzoeker aan de UGent en werkleider in het Rijksarchief/Cegesoma.
  • Initiatiefnemer van de spraakmakende televisiereeksen Kinderen van de collaboratie, het verzet en de Holocaust.
  • Expert in de geschiedenis en herinneringsoverdracht van collaboratie, verzet en straf na de Tweede Wereldoorlog.
  1. 1. Zie: https://www.dekamer.be/flwb/pdf/55/2099/55K2099001.pdf