Beeld: Joëlle Dubois, Teardrop (2024)
Rouw. Het is opmerkelijk hoe achter één enkel woord (één lettergreep, vier letters) zo’n complexe menselijke ervaring schuilgaat. Een universeel fenomeen dat we tegelijkertijd hoogstpersoonlijk ervaren. Het doet ons steeds opnieuw nadenken over wat rouw eigenlijk is, hoe dit werkt en hoe we dit in woorden kunnen onderbrengen.
Tijdens een leven bouw je vele intieme relaties op: met je geliefden en naasten, je lichaam, je gemeenschap, de niet-menselijke natuur, objecten, de wereld om je heen. Aan de hand van dat geheel geven wij onszelf op fragiele wijze vorm. Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. In één zin vangt Jeroen Brouwers de kwetsbaarheid die ons tot voelend wezen maakt. Het verheldert waarom er altijd iets op het spel staat. Wie leeft en liefheeft, doet dat in het onbenaderbare besef dat er gaandeweg verlies zal moeten worden geleden.
Rouw vernietigt, maar dwingt ook tot herschepping. Het dwingt ons onszelf opnieuw vorm te geven, maar ditmaal zonder de of het ontbrekende ander. Meer dan het cliché van het Japanse kintsugi (de kunst van de gouden barsten), is rouw manieren vinden om het porseleinen kopje in stand te houden terwijl er een stuk uit is weggeslagen. Het is de continue spanning tussen stil te willen staan bij gemis en het bevel verder te moeten gaan, er nog ‘iets van te maken’. Rouw is een rekker die diep in je rug is vastgenaaid. Soms strak gespannen, andere momenten losjes bungelend, maar nooit nog verdwijnend.
Het nummer verkent deze gelaagde en soms verborgen dimensies van rouw, waar de ervaring even concreet is als verwarrend en onherbergzaam. Dit roept vragen op die een individuele beleving kunnen overstijgen. Is rouw onderhevig aan interacties met macht en onderdrukking? Maakt dit rouw altijd politiek? En is rouw überhaupt in taal te vatten? Houdt fictie stand waar de werkelijkheid instort? Welke rol speelt literatuur tijdens verwerking? Gaat de overleden dierbare niet ook verloren in de fictie van de herinnering?
DEM193 is een uitnodiging om stil te staan bij wat we hebben verloren, maar ook bij wat ons nog voortstuwt. Om rouw te zien als een daad van helen binnen een gemeenschap. Laten we samen, schouder aan schouder, een nest bouwen, waarin we, ondanks enkele ontbrekende takken, een nieuwe thuis vinden.
Met teksten van: Maria Xilouri (vertaald door Eveline Mineur) Evangeline Agape Odilia te Gussinklo-van der Heijden Maria Magdalena de Cort, Jürgen Pieters, Hannah Jamin Zaouad, Ramzi Salem (vertaald door Lore Baeten), Dounia Mahammed, Mira Bryssinck, Maliqa Fye, Lisanne van Sadelhoff, Siska van Daele, Zoë Ghyselinck, Caro Van Thuyne, Sytse Jansma, Zindzi Tillot Owusu Leel-Össy Stevens, Jozefien Mombaerts en klimaatdichters Pieter Van de Walle, Shari Van Goethem en Xavier Roelens. Naast het themagedeelte bevat het nummer ook Nieuw werk van Anke Van Oostveen, Dinie Sophie Fintelman, Nikki Ong, Sandra Roobaert en Christiaan Ronda.
De beelden zijn van de hand van kunstenares Joëlle Dubois.
Het nummer werd samengesteld door Lander Govaerts en Stefanie Huysmans-Noorts. De vormgeving is van Jelle Jespers.