2022 nr. 1

Zeg om middernacht drie keer “taboes in het theater” in de spiegel en daar verschijnt Milo Rau. De Zwitserse regisseur is zijn hele loopbaan lang nooit moeilijke onderwerpen uit de weg gegaan. Sinds 2018 staat Rau aan het roer van Gents stadstheater NTGent, waar OPENDOEK-magazine hem ontmoette voor een gesprek over tegen de schenen schoppen, vriendschap en de laatste nazifilm die ooit gemaakt zal worden.

Milo Rau

Wat is je persoonlijke definitie van een taboe?

“Als regisseur zijn mijn taboes die van de mensen op scène. Zij beslissen wat ze voelen, waarover ze willen spreken. Vaak komen we dan bij onderwerpen terecht waar ik me zelf ongemakkelijk bij voel, die ik niet getackeld zou hebben omdat het net voor mezelf een te groot taboe is. Aan de andere kant schuw ik dan weer bepaalde onderwerpen niet, die andere regisseurs moeilijker behandelen in hun werk. Als regisseur ben ik zo afhankelijk van andere mensen dat ik in zekere zin mijn persoonlijke relatie tot taboes uit het oog verloren ben.”

Hoe ga je dan precies te werk?

“Binnen het team praten we eerst, dan proberen we iets, en dat opnieuw en opnieuw. Het proces van trial and error stopt ook niet als we in première gaan: soms voelt een performer zich niet langer comfortabel bij een bepaalde scène en zijn we genoodzaakt die te schrappen. Bij een stuk over ziekte, bijvoorbeeld, sprak een van de actrices over haar vader die in het ziekenhuis lag. Toen hij daar ontslagen werd, vond ze het niet langer gepast erover te spreken, terwijl het een belangrijke metafoor voor de voorstelling was. Maar hij was beter, wat konden we doen?”

“Ik heb ook geleerd dat de vraag ‘Wat is hier taboe?’ een goede manier is om een repetitieproces mee te starten. Zo ging het laatste stuk dat ik deed, ‘Grief & Beauty’, over de dood en euthanasie. Persoonlijk had ik moeilijkheden met dat thema, maar de vrouw wiens reis met euthanasie we volgden, sprak er met zo’n gemak over. De manier waarop ze ermee omging, maakte het voor mij een pak makkelijker en gaf me meer zelfvertrouwen. Ik wou eerst de dood niet op scène laten zien, maar door mijn gesprekken met haar heb ik dat zelfopgelegde taboe toch doorbroken.”

“Een regisseur is trouwens altijd het eerste publiek, dus je bent niet alleen een filter voor de acteurs, maar ook voor het publiek. Wat jij aankan, kunnen zij ook vaak aan.”

Het lijkt me niet eenvoudig om als regisseur aan de slag te gaan met een onderwerp waarmee je zelf moeite hebt. Bestaan er dan nog wel taboes voor jou?

“Er zijn nog altijd zaken die ik niet zou accepteren. Een platform geven aan een fascist die zonder context gekke ideeën gaat spuien, bijvoorbeeld. Dramaturgie speelt ook een vitale rol in welke ‘choquerende’ zaken worden getoond: een scène kan zodanig sterk zijn dat het moeilijk een plaats vindt in het geheel en uiteindelijk geschrapt moet worden.”

“De scène is anderzijds dé plek om het over onderwerpen te hebben die we anders liever onder de mat vegen. Maar natuurlijk is het ergens wel goed dat er nog taboes zijn: als we elke ochtend opstaan en het enkel maar over de dood hebben, zonder iets van schroom, dan zou de wereld maar somber zijn.”

“Taboes verschillen natuurlijk ook naargelang het land of de cultuur. Zo gaat ‘5 Easy Pieces’ over de zaak Dutroux, een onderwerp dat alle Belgen enorm raakt. We werkten met kinderen op scène. Geen evidente keuze en toch had het Belgisch publiek hier weinig problemen mee. In andere landen, zoals de Verenigde Staten of Taiwan bijvoorbeeld, kenden ze Dutroux niet, maar kon de voorstelling voor het publiek niet door de beugel.”

“Als regisseur ben ik zo afhankelijk van anderen dat ik mijn persoonlijke relatie met taboes uit het oog verloren ben.”

Context is key

De zaak Dutroux is nochtans een Belgisch trauma. Hoe verklaar je dat het stuk in het buitenland dan moeilijker verteerd werd?

“Op voorhand gaf ik interviews, verscheen er al informatie over het stuk… We creëerden een context. Alle heisa eindigt ook met de première. Het publiek betreedt de zaal met allerlei wilde ideeën in hun hoofd, maar zodra ze zien hoe we met de materie aan de slag gaan, bedaren de gemoederen meestal.”

De context is dus alles.

“Vaak zitten er in de marketing van mijn stukken maar bepaalde aspecten van de voorstelling. Als teaser, met veel geweld en naakte mensen. Maar als mensen effectief komen kijken, zien ze hoe bewust we met het onderwerp omgaan, hoe goed we over de inhoud hebben nagedacht. Soms zijn de schandalen die voor de première ontstaan stom, maar moet ik toch reageren.”

Zoals de polemiek bij de voorstelling ‘Familie’? In het stuk staan Filip Peeters en An Miller samen met hun dochters op scène en was er op voorhand al veel te doen over de zelfmoordscène.

“Mensen verwachtten een hit in the face, maar ‘Familie’ was intiem en simpel. Mijn stukken zijn geen pamfletten of manifesten, maar ik confrontéér het publiek wel met de onderwerpen die ik aanhaal. Als het dan over een thema als zelfmoord gaat, dan ben ik het aan mezelf verplicht het op een realistische manier te laten zien. Niet op de romantische ‘Romeo en Julia’-manier, of achter de schermen.”

Zie je het als een essentieel deel van theater om zulke onderwerpen te behandelen? Moet een kunstenaar die sociale rol opnemen?

“Het blijkt vaak uit de praktijk van een kunstenaar of die maatschappelijk geëngageerd is. En in sommige landen kan je ook niet anders, geloof ik. Als je bijvoorbeeld in Iran of Rusland kunstenaar bent, zie ik niet in hoe je apolitiek kan blijven.”

“Een van mijn motto’s is: let’s politicize it. Laat ons net onder de loep nemen wat we niet willen zien en waarom. Machtsmisbruik en religie zijn bijvoorbeeld thema’s die in mijn werk vaak aan bod komen. In religie was niemand geïnteresseerd tot het jihadisme aan zijn opmars begon en het plots een hot topic werd. Het is interessant om debatten te houden over het politieke in kunst, maar soms gaat het zó ver dat er drastische consequenties buiten de theaterzaal zijn. Ik mag bijvoorbeeld Rusland niet meer binnen.”

“Kunst wordt trouwens vaak niet verboden om politieke redenen, maar omdat het te persoonlijk is voor iemand. Bij een voorstelling van ‘Lam Gods’ in Parijs verscheen in de media een open brief dat het kindermishandeling was om de kinderen die op de bühne stonden naar een seksscène te laten kijken. Terwijl er toestemming van de ouders was! Het weerwoord van de ouders werd dan weer niet opgepikt door de media.”

De controverse wordt dus opgepikt, maar niet de ontkrachting door de betrokkenen. En jij hecht net veel belang aan de betrokkenen bij je stukken.

“Praten met de betrokken partijen is een essentieel onderdeel van het proces. Dat is een kwestie van professionaliteit. Voor ‘La Reprise’, mijn stuk over de homofobe moord op Ihsane Jarfi, heb ik ook met een van de moordenaars gepraat. En de vader van Jarfi werd zelfs een persoonlijke vriend. Dat zijn de mensen die me groen licht moeten geven. Ik moet voelen dat wat ik doe legitiem is. Echte waarheden heb je niet op scène, maar je kan wel inschatten wat juist of fout is. Het gaat niet over hoe Jarfi exact is gestorven, maar of het beeld dat we daarover laten zien juist is.”

“Momenteel werk ik aan een film over een Frans dorp dat tijdens de Tweede Wereldoorlog werd weggevaagd door de SS. Hoewel er nog maar twee overlevenden zijn, is het hele dorp nog getraumatiseerd. De bewoners stemden eerst niet toe met het project. Pas na een jaar zeiden de eersten ja en nog een half jaar later werkten we pas volwaardig samen in het proces.”

“Je leert dat je iedereen die ook maar een beetje betrokken kan zijn moet inlichten. En dan nog kan iedereen elk moment van mening veranderen. Je sluit constant compromissen, herbekijkt die en komt soms nog bij het oorspronkelijke idee uit. Mijn projecten vertrekken ook altijd vanuit een general interest: ik moet begeesterd zijn door een onderwerp vooraleer ik ermee aan de slag ga. Daarom evolueren mijn producties vaak zo: ik ontmoet interessante mensen, laat hun verhaal mij leiden, en dan komen we ergens uit waarvan ik nooit had gedacht dat we zouden terechtkomen.”

“Een regisseur is altijd het eerste publiek. Wat jij aankan, kunnen zij vaak ook aan.”

Milo Rau

Zelf aan de slag met taboes

Je werkt met professionele én niet-professionele acteurs en je geeft aan dat dat laatste soms makkelijker is. Hoe ervaar je dat?

“Amateurs kunnen een bepaalde intelligentie over het leven of theater hebben, een perspectief dat het mijne uitdaagt, of nieuw is voor mij. Het is een beetje als vrienden vinden. Er zijn mensen die vriendschap ook echt een van mijn methodes noemen, ik zoek die klik op. Met sommige professionele acteurs, is die klik er niet. We kunnen correct samenwerken en daar stopt het.”

“Bij de casting van ‘Lam Gods’ ontmoette ik honderden figuranten en dat bepaalde mee dat ik naar NTGent kwam. Ook met veel ouders van de kinderen uit ‘5 Easy Pieces’ ben ik nog bevriend. Ik ga niet graag naar bars, dus vind ik mijn vrienden dan maar op die manier (lacht).”

Die belangrijke bouwsteen voor mooi theater hebben amateurgezelschappen dan misschien al: vriendschap.

“Vriendschap is cruciaal, maar daar mag het niet bij stoppen. Je hebt wel die sterke band, maar theater is ook sport. Alles draait om techniek, je hebt gewoon oefening nodig, en zo word je elke dag een beetje beter.”

Welke onderwerpen kunnen amateurgezelschappen het best kiezen als ze met taboes aan de slag willen gaan? Iets wat ver van hen afstaat, of net niet?

“De vraag is hoe je het onderwerp zelf aanvoelt. Sommige mensen hebben een grote emotionele klik met Shakespeare en vinden hedendaagse teksten en onderwerpen minder interessant. Maar zelf verkies ik toch onderwerpen die bij onze tijd passen, close aanvoelen. Dat staat toch wel dichter bij het publiek. Ja, je kan Shakespeare ook vóélen, maar hoe je het ook draait of keert, zijn teksten staan in tijd en thema verder van ons af. De dood bijvoorbeeld niet. That’s close to us all, no discussion.

Mijn laatste vraag zou normaal zijn wat we binnenkort nog van je mogen verwachten, maar die heb je daarstraks al beantwoord.

“Inderdaad. Momenteel werk ik aan een film. De film verschijnt volgend jaar in de cinema en zal ‘The Massacre heten. Hij zal niet alleen gaan over het bloedbad in dat Franse dorp, maar ook over hun weerstand en verzet. Ik breng echte mensen samen met acteurs. We maken de laatste nazifilm en we hopen dat er hierna geen nood meer aan is.”

De allerlaatste nazifilm. Laten we daarmee afronden!

Milo Rau