Jelle Van Riet verwelkomt me in haar keuken met een uitgebreid ontbijt, overwint de mensenschuwe misantroop in mij vrijwel onmiddellijk met de sfeer van intimiteit die daar hangt en zegt even later dat keukentafelmomenten essentieel zijn in haar podcastreeks. Vandaag hoeft zij de vragen echter niet te stellen.
Ik ben ambassadeur van het Huis van de Dichter in Watou, dat in 1841 werd gebouwd als kapelaanswoning, maar dat wij vooral kennen als het huis waar dichter Gwy Mandelinck en zijn vrouw Agnes Hondekyn lang hebben gewoond: de aartsvader en aartsmoeder van Kunstenfestival Watou. Zij zijn er dik veertig jaar geleden mee begonnen in de zomer dichters en kunstenaars naar Watou te halen. De huidige eigenaren, Peter De Roo en Krista Viaene, hebben het huis opgeknapt als vakantiewoning, maar zetten het als eerbetoon aan zijn rijke geschiedenis ook zestien weken per jaar open als schrijfresidentie voor dichters.
Als ambassadeur wil ik graag focussen op wat kennelijk mijn taakje is in deze wereld: een medium zijn tussen aan de ene kant een auteur of kunstenaar en aan de andere kant een mogelijke lezer of toeschouwer. Ook als freelancejournalist voor De Standaard ben ik zo’n doorgeefluikje. Ik verdiep me in iemands werk en probeer dat vervolgens zo liefdevol mogelijk aan te reiken. Er wordt waanzinnig veel goede poëzie geschreven, maar bitter weinig poëzie gelezen. Poëzie zal nooit voor de grote massa zijn, dat hoeft ook niet, maar ik geloof dat er nog rek op zit.
Vandaar: een podcast, waarin we laten horen dat poëzie geen wiskundige formule is die je moet ontcijferen, maar dat ze over het leven gaat, over de essentie ervan. In elke aflevering heb ik een van mijn lievelingsdichters een dag, een nacht en een ochtend te gast in het Huis van de Dichter. We praten niet alleen aan de keukentafel – intiem, met audiomaker Pauline Augustyn als vlieg op de muur – maar gaan ook op pad in Watou. We cirkelen rond één gedicht en reiken de luisteraar zo handvaten aan om zelf poëzie te gaan lezen. Het is zeker géén poëzieles.
Ja, ik ben dol op de lezerspoule: vijf zeer diverse mensen die het centrale gedicht lezen en beoordelen. Zij laten horen hoe persoonlijk men een gedicht kan ervaren. Zal ik al drie namen verklappen? Actrice Alice Toen, die binnenkort honderd wordt – je ben nooit te oud voor poëzie –, nieuwsanker Wim De Vilder en acteur Koen De Bouw.
Ik wil een medium zijn tussen aan de ene kant een auteur en aan de andere kant een mogelijke lezer.
Alle zes de dichters hebben me geraakt, maar natuurlijk denk ik het eerst aan Johanna Pas. Zij is vorig jaar kort na de opnames gestorven op 22 juni. Ik ben onlangs teruggegaan naar die solitaire boom waar Johanna en ik dat babbeltje hadden en ik stroomde meteen over. Ik ben zo blij dat we die podcast hebben, met daarop haar levendige, zalvende stem.
Johanna had zo’n uitzonderlijk mooi-menselijke manier van kijken en denken. Ze was geweldig slim en belezen, en zette al die wijsheid in om de wereld een stukje mooier te maken en onze blik een ietsje bij te sturen. Als Johanna sprak, luisterde je. Zoals zij over de dood sprak, dat neem ik mijn hele leven mee.
O, dat was om te lachen, natuurlijk. Bij alle opnames zat de sfeer optimaal. Met dank ook aan Watou zelf. Als je na een lange rit Watou binnenrijdt, die groene velden, die trotse hopranken en die spitse kerktoren ziet, dan vertraagt je hartslag al. En dan het huis, waar de voetstappen van zo veel dichters en kunstenaars mee de vloer hebben uitgesleten. Ik heb dus al veel mee nog voor ik begin.
Dat we in Watou zijn, voel je in elke aflevering, want we nemen iedere dichter mee naar een onverwachte plek. Zo hebben we met Nisrine brouwerij Sint-Bernardus bezocht. Net als poëzie vraagt bier tijd om te rijpen. Het is al rustend dat het op smaak komt. Bovendien vertrekken de bierflesjes vanuit die brouwerij naar de hele wereld – het was dus de ideale plek voor een dichter die de vleesgeworden Toren van Babel is. Haar prachtige, polyfone gedichten uit Oeverloos (2022) doen verlangen naar elders. Wat bleek? Nisrine is gek op bier en wil zelfs leren brouwen. Zo mooi had ik het niet kunnen bedenken. Wat dat spelevechten betreft, ik stel inderdaad soms zeer directe en stoute vragen, maar de dichters voelen, denk ik, dat ik die vragen uit hun werk haal. 75%
van wat ik doe is voorbereiding. Ik ben niet uit op de anekdotiek van hun leven, ik wil weten hoe ze in het leven staan. Aan Mustafa Stitou heb ik bijvoorbeeld de vraag gesteld of hij alles wat hij tot dusver bereikt heeft, inclusief de prijzen, zou ruilen voor de goedkeuring van zijn ouders. Die vraag kwam hard binnen, Mustafa vroeg zelfs even een time-out, maar uiteindelijk zei hij: ‘Een harde, maar goede vraag. Jij hebt mij gelezen tot op het bot’. En nee, hij zou niet ruilen. Zonder de poëzie zou hij niet bestaan.
Ik heb me helemaal laten gaan bij Benno (lacht). Ik koos voor zijn gedicht ‘Goede raad’ uit Het trouwservies (2017). Daar geeft hij zijn zoon advies voor het leven, zoals ‘verander geregeld van mening’. Dus ja, even gepolst of Benno zijn raad ook zélf ook opvolgt (lacht).
Een wondermooi gedicht is dat, waarin hij zijn zoon duidelijk maakt dat hij in liefde is verwekt, en hem goede raad geeft om die vervolgens weer onderuit te halen. Hij heeft, dicht hij, het goud in het haar van de moeder van zijn zoon altijd goed begrepen maar is haar schoonheid desalniettemin ontrouw geweest. ‘Hang dus maar niet aan mijn lippen’, zo eindigt het. Dat vind ik heel erg Benno.
Eerst vertelt hij ons met veel bravoure en eruditie hoe het moet, om daarna naakt en twijfelend aan ons te verschijnen. Benno vormt zijn gedachten al discussiërend, pratend en schrijvend – en verandert zo van mening. Omdat hij de dichter van het sublieme is, maar tegelijk ook stelt dat het sublieme niet zonder het aardse en vleselijke kan, hebben we hem in een overall en caoutchouc laarzen gestoken en hem naar een varkensboerderij meegetroond. Benno hing aan de lippen van de boerin.
Ik ent de locaties altijd op het werk van de dichter, maar probeer daar ook onvoorspelbaar in te zijn. Je hoorde Luuk Gruwez niet eerder schieten op de kermis, toch? Van Luuk koos ik vorig jaar het geweldige gedicht ‘Bokser’, waarin de dichter zich Mohammed Ali waant, maar toch vooral slaag krijgt en knock-out eindigt. Meer Gruwez wordt het niet. Hoewel het om een schijngevecht gaat, is de inzet totaal. Net als op de kermis, want hoewel hij voor ’t eerst schoot, bleek hij een natuurtalent.
Hoezo? Wie is nog Klimaatdichter naast Moya De Feyter?
(lacht) Hoera voor de Klimaatdichters, maar laten we Moya daar niet toe reduceren. Ik vond haar al van haar debuut af een zeer eigen, fascinerende stem. In haar jongste bundel, Een heel dun laagje (2022), gaat ze op alle mogelijke manieren op zoek naar het licht – poëtisch, filosofisch, wetenschappelijk et cetera – waarbij licht natuurlijk ook staat voor warmte, liefde, inzicht, geluk en – belangrijk – lichtheid. Moya is op zoek naar speelsheid. Ze was, zoals ze ergens dicht, ‘een kleuter met grootheidswaanzin’ en een ambitieuze en ernstige tiener, maar gaat nu voluit op zoek naar het licht. Moya hebben we gesloopt in Watou, want inspelend op het licht en het donker uit haar bundel, zijn we ’s nachts gaan wandelen in het bos en hebben we haar ’s morgens uit bed gelicht voor de zonsopgang.
Als je na een lange rit Watou binnenrijdt, die groene velden, die trotse hopranken en die spitse kerktoren ziet, dan vertraagt je hartslag al.
Naar Daniëlle Zawadi heb ik bouche bée zitten luisteren. Amper vijfentwintig en al zo to the point je gedachten kunnen formuleren… Zij heeft de spoken word-wereld verder voor me kunnen ontsluiten, toch een wereld op zich naast de klassieke poëzie, al vertrekken alle dichters vanuit de drift om vorm te geven aan wat er in hen leeft. Spoken word bestaat haast niet los van zijn maker. Net omdat dat samen beleven voor Daniëlle zo belangrijk is – ze wil de afstand tussen haar en de ontvanger overbruggen – aarzelt ze om te publiceren. Zij heeft Congolese roots en behoort tot Gen Z, heerlijke potgrond om het over grote thema’s te hebben: identiteit, de hyperobsessie met het individualisme en het met je duim aan je gsm gekleefd hangen. Allemaal dingen die in haar werk terugkomen en waar ik van smul. Veel mensen gaan in de literatuur op zoek naar herkenning, maar ik zoek net wat ik níét ken. Ik ben de eeuwige student die almaar nieuwe werelden wil leren kennen.
Ik houd zielsveel van jeugdliteratuur. Goede jeugdliteratuur is ook voor grote mensen. Vorig jaar had ik mijn heldin Joke van Leeuwen te gast en koos ik haar gedicht ‘Nou kijk’ uit de bundel Hee daar mijn twee voeten (2020). In die podcastaflevering bestond de lezerspoule uit kinderen van De Waaier, de dorpsschool van Watou, maar in ons gesprek hadden we het ook over eenzaamheid,
Jokes afkeer van stelligheid, de tover van woorden en ‘moedermelkmuziek’. Ook haar bedwelmend mooie bundels Levenslust (2019) en Aan tafels (2022) zongen mee. We maken de podcast niet voor kinderen, maar voor volwassenen die dan hopelijk een bundel van Joke willen lezen én hun of andermans kinderen willen laten kennismaken met haar kleinemensenpoëzie. Joke is als Monopoly, voor het hele gezin.
Dit jaar heb ik Ted van Lieshout met open armen ontvangen, ook zo iemand. Hij heeft onvergetelijke kinderpoëzie geschreven, maar zijn jongste bundel Ommouw me (2024) richt zich tot adolescenten and up. Ted heeft altijd het idee gehad dat de kleren die je uitgedaan hebt, zich op de een of andere manier herinneren dat jij erin hebt gezeten. Hij ziet kleren als een gedicht waaruit iemand verdwenen is. In die bundel geeft hij een stem aan die verlaten kledingstukken en hun dragers, onder anderen zijn jonggestorven broer. Het boek is prachtig vormgegeven, met in de etiketten van de kledingstukken ook verzen.
Pauline en ik hebben zo gelachen toen Ted te gast was. ‘Wat wil je nog doen vanavond?’, vroeg ik, waarop hij: ‘Seks!’. ‘Daar kan ik je niet bij helpen’, verontschuldigde ik me, waarop hij weer: ‘Ik anders jou wel!’. (lacht)
Zot, nee! Met Ted ging het net over nuancering, ook wat betreft zijn eigen ervaring als kind met een volwassen man zoals beschreven in zijn roman Mijn meneer (2012).Ted aapt nooit de gangbare, ‘correcte’ opvattingen na. Hij is theatraal leuk, maar ook ernstig wanneer dat gepast is. Ik ben trouwens wél in een bed beland met Bart Moeyaert. Veel kan ik daar nog niet over kwijt, maar het was heel leuk.Ted aapt nooit de gangbare, ‘correcte’ opvattingen na. Hij is theatraal leuk, maar ook ernstig wanneer dat gepast is. Ik ben trouwens wél in een bed beland met Bart Moeyaert. Veel kan ik daar nog niet over kwijt, maar het was heel leuk.
Veel mensen gaan in de literatuur op zoek naar herkenning, maar ik zoek net wat ik níét ken. Ik ben de eeuwige student die almaar nieuwe werelden wil leren kennen.
Met Bart heb ik het, hoewel hij te gast was als dichter, ook over Een ander leven (2024) gehad, zijn nieuwste uit de ‘Privé-domein’-reeks. Een nieuwe stap in zijn schrijven, vind ik. Via zijn gedicht ‘Het wonder van de goede koffie’ hebben we het gehad over het feit dat je in het leven geen genoegen moet nemen met drab. Aangezien Barts moeder de dochter was van de huisbewaarster van een kasteel in Oostkamp, hebben we thee gedronken in Kasteel de Lovie in Poperinge. De uitleg over upstairs en downstairs greep hem zeer aan.
Al mijn gasten zijn voor en boven alles goede dichters en al onze gastdichters hebben genereus hun hart geopend. Het zijn intense ontmoetingen in Watou, met de poëzie die altijd tussen ons in ligt. Dichters zijn gevoelige wezens met fijn afgestelde voelsprieten, waardoor een gesprek heel snel de diepte in gaat. ‘Het binnenste’, zo definieerde Daniëlle Zawadi poëzie. Welja, precies daarover gaat de podcast, over het binnenste. Praten over poëzie is praten over het leven.