#10

Kunstschilder Michaël Borremans koesterde als jonge snaak de ambitie om striptekenaar te worden. Omdat hij in één en hetzelfde stripverhaal uiteenlopende stijlen deed voetjevrijen, bleek de stiel niet voor hem weggelegd. Laat er echter geen twijfel over bestaan: de impact van stripverhalen op de carrière van de duurste Belgische kunstenaar is niet gering. Borremans: “Niet Rembrandt, maar Jef Nys heeft me doen tekenen.”

Was jij als kind een stripfanaat?
“Oh ja. Stripverhalen tekenden mijn jeugdjaren en puberteit. Gelukkig herinner ik me daar nog aardig wat van. Alles wat voor mijn twintigste gebeurde, doemt kraakhelder op. Daarna wordt het alsmaar diffuser. (lacht) Het is alsof de verste herinneringen het meeste indruk maken. En stripverhalen maken daar deel van uit.”

Dat komt goed uit!
“Zeker. Mijn vader vond strips, en kunst in het algemeen, redelijk verderfelijk. Ik voelde me ongemeen aangetrokken tot die verboden vruchten. De illegaliteit ervan bracht me nog meer in de verleiding. Laat ons zeggen dat pedagogie niet de sterkste kant was van mijn vader. (lacht) Mijn moeder stimuleerde stripverhalen lezen dan weer wel. Op zolder bivakkeerden een heleboel verzamelbanden uit haar jeugd, zoals Robbedoes en De avonturen van Kuifje. Ik verslond ze stuk voor stuk in het geniep, of toch ver weg van mijn vader. Als ik ziek was, stak mijn moeder mij een stripverhaal toe.”

Ben jij voor een stuk gevormd door stripverhalen?
“Zeer zeker. Net als veel van mijn generatiegenoten, vermoed ik. Met een stripverhaal in mijn handen was ik in mijn element. Ook het ritueel sprak me aan. Stripverhalen brachten me al op jonge leeftijd in een veilige cocon. Ze maakten me tot iemand die graag alleen in een hoekje zit te lezen of te tekenen, terwijl andere jongens buiten voetbalden.”

Tekende jij meer dan een ander? 
(denkt na) “Eigenlijk herinner ik me geen periode waarin ik niet tekende. In de kleuterschool doet iedereen het, toen tekende ik niet meer dan mijn klasgenootjes. Jammer genoeg bouwen ze tekenen met de jaren af in het onderwijs. Voor mij persoonlijk ging dat niet op, ik bleef verwoed verder kribbelen. Ik kon het gewoonweg niet laten, het was een oncontroleerbare drang. Ik tekende ook tijdens de lessen. De marges van mijn schriften uit het lager onderwijs staan boordevol kleine tekeningen. Ik ben zelfs een paar keer gestraft voor tekenen tijdens de les.”

Jommeke, 1955

Jommeke, 1955

Als je terugblikt op die tijd: waren je tekeningen enigszins goed? 
“Als kind was ik er niet zo goed in. Of toch: mijn tekeningen werden niet meteen opgemerkt. Ze hingen bijvoorbeeld nooit aan de eremuur in de klas. Zonde! Ik dacht bij mezelf: ze kennen er niets van. Ik vond mezelf natuurlijk zeer goed.” (lacht)

Uiteraard. Toen nog een miskend tekenaar… Welke stripreeksen passeerden de revue bij jou als kind? 
Goh, ik las Jommeke, Suske en Wiske, De avonturen van Nero… Ik vond de humor in Nero heerlijk. Eigenlijk vind ik dat nog steeds zo. Momenteel liggen er nog enkele albums naast mijn bed. Ik heb nooit nare dromen als ik een album van Nero opensla voor het slapengaan. Dat is toch heel wat? Nero is een onderschatte reeks, maar je moet de strip wel in zijn tijdsgeest plaatsen. Er worden grapjes gemaakt over de politieke situatie of de eerste minister van toen. De avonturen van Kuifje is daarentegen minder tijdgebonden, maar die vond ik als kind nogal moeilijk. Wij haalden de Franstalige albums in huis en die reeks bulkte van de tekst. Ik bladerde er toen vooral door.”

“Wat ik mooi vind aan een stripverhaal is dat je een hele film kan creëren, een totaal nieuwe sfeer, setting en wereld, met enkel en alleen een potlood en een stukje papier.”

Beelden op zich kunnen ook al veel zeggen…
"Ja, maar als ik de beelden niet begreep, hielden ze mijn aandacht niet bijster lang vast. Ook vond ik de humor in Kuifje maar een armzalige boel. Kapitein Haddock die alweer een glas whisky achterover kiepert of dat belachelijk gevloek en geneuzel altijd. Toen ik in Brussel woonde en dagelijks Frans sprak, herlas ik de reeks. Naar mijn gevoel ben je als volwassene beter gewapend om Kuifje te lezen. Neem het album On a marché sur la Lune, met heel wat tekst en wetenschappelijke uitleg. Dat is toch niets voor kinderen? Wanneer je de finesse in de taal eenmaal begrijpt, wordt de leeservaring geestiger. Dan merk je bijvoorbeeld dat de Zuid-Amerikaanse indianen fonetisch Brussels dialect spreken. De tekeningen zijn ook oh zo gesofisticeerd. Dat viel me pas op als ik al wat jaren op de teller had staan. Het is onwaarschijnlijk hoe aandachtig de tekeningen gemaakt zijn. Kuifje is niets minder dan een meesterwerk.

Welke reeksen waren wel meer op kinderen afgestemd?
Jommeke is echt op maat van kinderen gemaakt. ‘Suske en Wiske’ voelde dan weer wat verfijnder. De albums waren sfeervol, ze voerden de lezer mee neer een andere plek. Ik hou warme herinneringen over aan ‘Suske en Wiske’ uit de jaren zeventig. Ze waren geweldig. (benadrukt) Ge-wel-dig! ‘De kaartendans’ van Suske en Wiske is één van mijn lievelingsalbums. Wat een fantasie. Ik zeg het u: begin jaren zeventig was Willy Vandersteen op zijn best!”

En wat las je als in je puberteit?
“In mijn puberteit begon ik de ietwat serieuzere strips te lezen. Ik haalde toen wekelijks Spetters in huis, het Belgische striptijdschrift. Dat was het jaar voor ik de schoolbanken van Sint-Lukas versleet. Ik wilde eigenlijk al op mijn twaalfde naar Sint-Lukas, maar dat mocht niet. Dan maar wachten. (lacht) In die tijd rijpte het idee om striptekenaar te worden.”

Tekende jij zelf stripverhalen?
“Ik heb dat geprobeerd, ja. Maar ik werkte ze nooit helemaal af. Ik was een jonge puber zonder literaire ambities. Vergelijk mijn stripverhalen alstublieft niet met Proust. Ik zette mijn strips wel ambitieus op. Ik wou realistisch tekenen; geen kinderachtig gedoe of half werk. Echt hardcore.”

Vampirella

Vampirella

Waar gingen je strips over?
“Ik tekende echte machostrips vol met auto’s, motors, stoere gasten en mooie meisjes. Ik las in die tijd Tanguy en Laverdure, twee playboys die met leuke autootjes reden. Nogal oppervlakkig en kinderlijk als ik er nu op terugkijk. Mijn stripverhalen handelden bijvoorbeeld over een motorracer die gechanteerd werd door gangsters en over achtervolgingen met zwarte Cadillacs. Een beetje zoals James Bond. Te ambitieus. Echt véél te moeilijk. Ik begon zeer minutieus te tekenen, maar twee bladzijden verder was die stijl al helemaal geëvolueerd. (lacht) Om een deftig stripverhaal te maken, moet je consequent één stijl ontwikkelen en aanhouden. Het begon me langzaamaan te dagen dat ik de kwaliteiten van een striptekenaar misschien toch niet in me had. Ik besefte toen ook nog niet dat je een heleboel jaren moet investeren om een ware krak te zijn. Van stripverhalen moet je je levenswerk maken.”

Hoe verliep je opleiding vrije grafiek op de kunsthumaniora?
“Verschillende klasgenoten droomden ervan om striptekenaar te worden. Er heerste een gezonde en prettige competitie tussen ons. We stimuleerden elkaar om beter te worden. Toen we met de klas naar de tentoonstelling van de Spaanse kunstschilder Francisco Goya gingen, werd ik totaal omvergeblazen. Dat was een beslissend moment in mijn carrière. Zoiets had ik nog nooit gezien! Die etsen grepen mij enorm aan en ik besefte toen dat gewoon één sterk beeld ook genoeg kan zijn. De tentoonstelling deed me beseffen dat ik een kunstenaar pur sang ben. Mijn ambities om striptekenaar te worden verschoven naar de achtergrond. Het keurslijf van een striptekenaar was waarschijnlijk te strak voor me. (denkt na) Daarna flirtte ik met het idee om illustrator te worden voor kranten of tijdschriften. Dat leek me een mooi bestaan. Ik heb nog een kaftje vol met illustraties, maar ik ben ze uiteindelijk nooit gaan aanbieden. Ik was weer veel te ambitieus en wilde meteen naar The New Yorker stappen.”

Hebben stripverhalen je leren kijken?
“Jazeker. Ze leerden me kijken en hebben me zowaar mee opgevoed. Ik schetste vroeger altijd! Echt altijd! Ik was er maniakaal mee bezig. Op een terras, op een bankje of tijdens de lessen die ik gaf als leerkracht. Ik tekende vaak mee met de studenten. Het grappige is: ik tekende altijd in kadertjes.”

Wat vind je sterk aan een stripverhaal, aan het tekenen in kadertjes, als je wil?
“Wat ik mooi vind aan een stripverhaal is dat je een hele film kan creëren, een totaal nieuwe sfeer, setting en wereld, met enkel en alleen een potlood en een stukje papier. Je hebt daar geen subsidies, geld of andere mensen voor nodig. De strip is een onderschat medium. Een degelijk stripverhaal draagt zoveel power in zich en laat nog wat over aan de fantasie. Net omdat het getekend is. Het is een soort aangeven van wat de context is, maar de verbeelding van de lezer maakt het verhaal zelf af.”

“Kuifje is niets minder dan een meesterwerk”

Het is je nooit veel om de tekst gegaan, vermoed ik?
“Niet echt, nee. Ik verkies stripverhalen die je meenemen en onderdompelen in een welbepaalde sfeer. Ik verdrink graag in de beelden, de atmosfeer en de fantasie. Soms is dat puur visueel, zoals bij Thorgal of Bernard Prince, een stoere jonge gast met grijs haar. Maar wie niets minder dan meesterlijk tekent, is François Schuiten. Je hoeft zijn albums niet te lezen, enkel kijken is meer dan voldoende. Hij tekent hallucinaties en fantasieën die de lezer veel ruimte geven om het verhaal zelf in te vullen. De Brusselverhalen van Schuiten spelen zich af in een fictief Brussel dat gebaseerd is op het echte Brussel, een soort ondergronds Brussel. Zoiets is enorm prikkelend voor de fantasie, want elke scène heeft een link met Brussel. Ter illustratie: de Marollen zijn uiterst gedetailleerd getekend en het Justitiepaleis wordt opgebouwd met 19de-eeuwse stellingen, zoals dat ook in het echt het geval was.”

Jij vindt Sesamstraat enorm educatief. Kunsteducatie is één van je stokpaardjes. Dragen stripverhalen daar ook toe bij?
“Maar ja, natuurlijk. (enthousiast) Strips brengen kinderen zoveel bij. Het is een fantastisch medium. Ik ben oh zo dankbaar dat ik opgegroeid ben in een tijd met vele stripverhalen. Als je nu kijkt wat Studio 100 allemaal uitvreet voor de kinderen… Dat is zo hopeloos slecht, puur entertainment. Studio 100 is McDonalds voor de geest. Daar gaan we een prijs voor betalen. (stilte) Wij kregen in het eerste leerjaar het educatief tijdschrift Zonnekind. Mijn lievelingsitem uit Zonnekind was de strip Rikske en Fikske. Ik herinner mij de ontgoocheling nog levendig toen Zonnekind in het derde leerjaar werd ingeruild voor Zonnestraal, en Rikske en Fikske uit het tijdschrift verdween. Ik was daar het hart van in.”

Heb jij een all-time favourite?
“Hét summum is Corto Maltese van de Italiaan Hugo Pratt. Met die reeks kom je ook educatief aan je trekken, want die speelt zich af in geschiedkundige contexten, zoals de Balkan, Rusland of Afrika. En er komen historische figuren en gebeurtenissen aan te pas. Corto Maltese beïnvloedde mijn manier van tekenen. Ik tekende een tijd in zijn stijl, dat waren zwart-witbeelden met vele schaduwen.”

Kan je nog redenen bedenken om stripverhalen te lezen naast het visuele of educatieve?
“Ja, voor de humor en de saamhorigheid met je vrienden. Alle jongens van mijn leeftijd lazen De Rode Ridder. Vooral omdat de verhalen afstammen uit de middeleeuwen en de reeks amusant taalgebruik hanteert. De Rode Ridder herhaalt vaak: ‘Bij Sint-Joris!’ of ‘Schurken, galgenaas!’ Mijn vrienden en ik speelden die taal na in onze puberteit. Hoe vaak wij ‘Schurken, galgenaas!’ herhaalde, dat valt niet te tellen. De Rode Ridder redde ook ettelijke jonkvrouwen. Hoe verder de reeks in de tijd evolueerde, hoe groter de borsten van de vrouwen werden. En hoe hoger de split van hun jurk. Ik vond het vreemd dat de Rode Ridder altijd omgeven was door vrouwelijk schoon, maar er nooit het bed mee deelde. Hij is verliefd op de fee Galaxa, maar dat is slechts een platonische relatie. Arme Rode Ridder. Bij Sint-Joris!” (lacht)

Zelfportret Rembrandt

Zelfportret Rembrandt, (c) Rijksstudio

Had jij enige love interest in stripverhalen?
“Een echte love interest is te zwaar uitgedrukt, want ja, die vrouwen bestaan niet echt hè! Maar Vampirella deed wel iets met me! (lacht geniepig) Die had een leuk pakje aan. Het was een soort stof dat enkel haar borsten en kruis bedekte. Ze was bijna helemaal naakt, met hoge zwarte botjes. Vampirella was een powerwoman die je met één uppercut kon vloeren. Ze was geen trut, eerder een vrouw om bang van te zijn. Ik heb graag sterke vrouwen.”

Dat horen wij graag. Durf ik te concluderen dat stripverhalen mee aan de wieg stonden van je loopbaan?
“Stripverhalen hebben er zeker toe bijgedragen. Ze waren mijn eerste aanraking met beeldende kunst. Niet Rembrandt, maar Jef Nys heeft me doen tekenen.”