2021/2
Driebuizige Polarimeter

Driebuizige Polarimeter J. De Puydt (ca. 1870, Schmidt & Haensch).

De werkgroep Academisch Erfgoed van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) trad in 2020 naar buiten met de brochure Tot nut van het algemeen. Het academisch erf- goed in Vlaanderen. Een landschapstekening. De landschapstekening getuigt van een intense samenwerking tussen de KU Leuven, UAntwerpen, VUB, UHasselt en UGent; bovendien toont ze dat elke universiteit, met haar eigen snelheden en keuzes, investeert in het academisch erfgoed. Jeroen Vanden Berghe (UGent) en Geert Vanpaemel (KU Leuven) spreken met veel liefde over het academisch erfgoed, de toekomst van de erfgoedwerking en de vraag om als universiteiten erkend te worden als volwaardige erfgoedspelers in het veld.

Wat was je drijfveer om deel te nemen aan de werkgroep Academisch Erfgoed?

Jeroen Vanden Berghe: Ik ben naast voorzitter van deze VLIR-werkgroep ook logistiek beheerder van de UGent. Net na mijn benoeming als beheerder aan de Universiteit Gent had ik meerdere gesprekken met de collega’s die in onze faculteiten zorg droegen voor de erfgoedcollecties. Hun enthousiasme en liefde voor de collecties werkten zo aanstekelijk dat ik hen mee begeleidde in een traject om de hele erfgoedwerking binnen de universiteit te professionaliseren en structureren. Samen met hen is intussen een hele weg afgelegd, met de opening van het Gents Universiteitsmuseum (GUM) in 2020 als voorlopige mijlpaal. 

Maar mijn echte persoonlijke drijfveer ligt gewoon in mijn opleiding. Hoewel ik tegenwoordig dagelijks met centen en gebouwen bezig ben, ben ik archeoloog van opleiding. Als student maakte ik al kennis met de archeologische collectie van de universiteit. Daarnaast was mijn vader professor in de wiskunde en de rode draad doorheen zijn carrière was het bestuderen van de geschiedenis van zijn vakgebied. Zo kun je stellen dat wetenschapsgeschiedenis er bij mij van kleins af aan in zit. Die twee zaken, mijn opleiding en mijn vader, zijn eigenlijk mijn persoonlijke triggers geweest om met veel overtuiging en plezier rond dat academisch erfgoed te willen werken.

Geert Vanpaemel: Ik herinner me nog toen Jeroen een lezing gaf in het voormalige Museum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen. Hij kondigde aan wat er in Gent stond te gebeuren, iets wat vandaag geleid heeft tot het GUM. Ik was onder de indruk van de gedrevenheid van Jeroen. Mensen die erfgoed beheren zijn uiteraard vol van dat erfgoed, maar soms vergeet men weleens dat er ook een hele zakelijke kant aan het verhaal is. Ik was onder de indruk van de nuchtere degelijkheid waarmee de erfgoedwerking in Gent aangepakt werd. Ik kom zelf van een andere insteek dan Jeroen. Ik heb fysica gestudeerd, maar ik ben altijd met wetenschapsgeschiedenis bezig geweest. Dat is mijn onderzoeksdomein.

Erfgoed is daar natuurlijk mee verbonden. In het bijzonder hield ik me bezig met de universiteitsgeschiedenis van onder meer de Lage Landen. Daar kom je heel vaak met het academisch erfgoed in aanraking en dat heeft me ertoe gebracht om het erfgoed en de collecties zelf te waarderen. Eerst en vooral door er gebruik van te maken als onderzoeker en vanaf 2005 ook door mee in het beleid te stappen. Ik ben op dit ogenblik directeur van de Dienst Academisch en Historisch Patrimonium van de KU Leuven. Dat is voor mij een logische evolutie van wetenschapsgeschiedenis naar de valorisatie van collecties.

Jeroen Vanden Berghe in het Gents Universiteitsmuseum.

Jeroen Vanden Berghe in het Gents Universiteitsmuseum. Het universiteitsmuseum opende in oktober 2020.

Wat was de aanleiding voor de oprichting van de werkgroep Academisch Erfgoed in 2019?

Jeroen: De aanleiding was vooral het feit dat we, hoewel we aan de vijf universiteiten allemaal andere sporen bewandelen, samen op een punt beland zijn waar elke universiteit – binnen haar eigen context – een herkenbare structuur, aandacht, middelen en energie heeft voor het erfgoed. Hoewel de erfgoedwerking niet rechtstreeks behoort tot de kerntaken (onderwijs, onderzoek en dienstverlening) van een universiteit, zijn we er wel allemaal op onze eigen manier en met onze eigen snelheid mee bezig geweest.

Ook op het bestuursniveau is er veel aandacht om het erfgoed te bewaren, te borgen, te inventariseren, en er ook actief mee naar buiten te treden. Die bijna gezamenlijke vaststelling heeft ertoe geleid dat we binnen de VLIR de werkgroep opgericht hebben. We hebben er in eerste instantie veel van elkaar geleerd inzake aanpak, structurering, knelpunten en valkuilen. Daarnaast kwamen we ook, en dat is de aanleiding geweest voor de publicatie van onze landschapstekening, tot de gezamenlijke vaststelling dat er veel opportuniteiten liggen, maar dat er ook veel hindernissen zijn die we graag samen willen wegwerken.

Welke hindernissen kwamen jullie tegen?

Jeroen: Elke universiteit heeft keuzes gemaakt en dat zijn in financieel moeilijke tijden absoluut geen evidente keuzes. Toch heeft elke universiteit zich op een of andere manier gestructureerd, zowel voor de archieven, de erfgoedbibliotheken en de erfgoedcollecties. Daar zitten serieus wat investerings- en personeelsmiddelen in. Wij worden voor deze werking niet rechtstreeks gesubsidieerd door de overheid. Dat maakt dat onze keuzes rond dat erfgoed heel broos zijn.

Ik durf namelijk niet te voorspellen wat er binnen tien of twintig jaar gaat gebeuren. Daarom vragen we aan de Vlaamse regering, aan minister van Cultuur Jan Jambon, om de universiteiten als volwaardige spelers binnen het culturele-erfgoedveld te erkennen. Dat zou een van de belangrijkste garanties zijn die we kunnen krijgen om die erfgoedwerking – zowel op het vlak van collectiebeheer als op het vlak van het ter beschikking stellen van expertise aan andere erfgoedspelers – voor de toekomst te verankeren.

Kurkmaquette Pantheon door Antonio Chichi (1743-1816)

Kurkmaquette Pantheon door Antonio Chichi (1743-1816), erkend in het kader van het Topstukkendecreet.

Wat verstaan jullie eigenlijk onder de term ‘academisch erfgoed’?

Jeroen: Het is een term die we nergens in de Vlaamse regelgeving en beleidsdocumenten zien terugkomen. Wij definiëren academisch erfgoed als alle objecten en collecties die ontstaan zijn vanuit de context van het onderwijs en onderzoek dat binnen de universiteit plaatsvindt en we voegen daar ook graag de hogescholen aan toe. Dat gaat zowel over objecten, archieven als bibliotheken, en over alle disciplines. Dat kunnen wetenschappelijke instrumenten, herbaria, anatomische modellen of skeletten zijn.

Academisch erfgoed kan alle mogelijke vormen aannemen en dat is ook het leuke eraan. Het erfgoed behelst alle onderzoeksdisciplines, maar ook de verhalen achter dat erfgoed zijn belangrijk. We hadden hier aan de UGent een expert die de evolutie van de microscoop bestudeerde. Als je beseft in welke onderzoeksdisciplines microscopen ingezet worden, bijvoorbeeld in de biologie, de plantenwetenschap of de medische wereld, gaat er een hele wereld open.

Geert: Als een universiteit een collectie aanlegt, doet ze dat om wetenschappelijke redenen. Dat betekent dat je een collectie vormt die omvattend en representatief is. In die zin doen wij aan een andere collectievorming dan zeg maar een museum. Onze collecties zijn niet aangelegd als een verzameling topstukken, maar om hoogwaardig onderwijs te kunnen geven. Dat zorgt ervoor dat je die collectie enkel goed kunt begrijpen als je de academische context erbij ziet.

In de landschapstekening spreken jullie van een nieuwe erfgoedspirit, waar komt deze volgens jullie vandaan?

Geert: Dat is niet iets dat de Vlaamse universiteiten uitgevonden hebben, het is al een tijdje internationaal aan de gang. Universitaire collecties stonden aan het eind van de vorige eeuw op een kruispunt. Veel academische collecties waren in onbruik geraakt en werden niet meer in onderzoek gebruikt. Universiteiten vroegen zich af: Wat doen we er nu mee? Wat gaan we behouden?

Maar tegelijkertijd ontstond ook het bewustzijn dat universiteiten via deze collecties een culturele rol konden opnemen. Wij zijn altijd wel opleidingsinstituten geweest en dat is op zich een culturele rol voor de mensen die bij ons een opleiding volgen. Maar de laatste jaren is een nieuw inzicht gegroeid dat de universiteit zich sterker moet manifesteren op het culturele toneel. Door ons erfgoed te delen met de hele samenleving kunnen de universiteiten beter hun maatschappelijke rol vervullen.

We vragen aan de Vlaamse regering om universiteiten als volwaardige spelers binnen het culturele erfgoedveld te erkennen

Jeroen Vanden Berghe

Jeroen: Het is eigenlijk een algemene maatschappelijke tendens. Zowel voor materieel als immaterieel erfgoed is er steeds meer belangstelling. Mensen hebben interesse om de verhalen erachter te leren kennen. Het is inderdaad niet verwonderlijk dat de universiteiten, met hun rijke en diverse collecties, mee in dat verhaal stappen. Overal ter wereld zijn er universiteiten die vanuit hun erfgoedbeleid connectie zoeken met de samenleving; ook hier in Vlaanderen willen we hiermee de deuren van de universiteiten opengooien.

Is die erfgoedspirit een respons op de crisis van de twintigste eeuw rond het academisch erfgoed?

Geert: De crisis had te maken met het feit dat collecties snel verouderen. Het wetenschappelijk onderzoek schuift op, mensen worden vervangen en het erfgoed blijft verweesd achter. Maar de crisis was ook het gevolg van bredere reflectie op een nieuwe museumbenadering die vooral in Engeland opgestart was. Een modern museum moest veel actiever zijn en een sterkere participatie van het publiek nastreven. In die context heeft men ingezien dat universiteiten, als beheerders van een omvangrijk en uniek erfgoed, ook onderdeel moeten zijn van die verandering van museale context.

Jeroen: Je kunt het ook heel plastisch zien. Als er nu een professor op pensioen gaat, is het niet meer evident dat hij of zij de hele collectie die hij of zij in de tientallen jaren aan de universiteit opgebouwd heeft, ofwel meeneemt naar huis of in de container laat belanden. Dat gebeurt niet meer. Er is een bewustzijn dat wat er is op een of andere manier bekeken moet worden.

Kan dat bewaard worden? Past dat in een collectieplan? Is dat zinvol? Dat leidt er ook toe dat organisaties, families of individuen van buiten de universiteit in die universiteit een heel betrouwbare partner zien om collecties aan te schenken. Ik denk dat elke universiteit meermaals per jaar een aanbod of een schenking krijgt van collectiestukken. Dat is ook opvallend. We worden beschouwd als een evidente partner om een collectie te bewaren en die presentatie op ons te nemen.

Geert Vanpaemel

Geert Vanpaemel met eerste editie 'De Humani Corporis Fabrica' (1543) van Andreas Vesalius. KU Leuven Bibliotheken.

Speelt ook de onderzoeksrol van een universiteit mee in de beschouwing als evidente partner in het erfgoedlandschap?

Jeroen: Dat is een van onze belangrijkste kenmerken. Wij beheren heel grote, diverse en rijke collecties, dat is het eerste aspect. Maar het andere aspect, die onderzoeksrol, is het minstens even belangrijk. Universiteiten hebben alle mogelijke onderzoeksdisciplines binnen hun muren. Dan is het heel evident dat er ook samenwerkingen met die onderzoeksdisciplines gevonden worden. Dat kan in de eerste plaats gaan over conservatie, behoud en beheer.

In de landschapstekening kun je voorbeelden lezen van elke universiteit waar er objecten of hele collecties onderhanden genomen zijn. Dat kan gaan van papier bewaren tot houtconservatie. Maar het gaat ook verder. Het kan gaan om museale technieken, participatie en betrokkenheid van burgers of bezoekers bij een tentoonstelling of een museum. Daar zit veel in waar een universiteit kan optreden als evidente partner voor collectiebeheerders.

Geert: Elk erfgoed heeft nood aan een context, een verhaal dat de betekenis van het erfgoed duidelijk maakt. Vaak wordt de studie van die inhoud aan universiteiten opgenomen, bijvoorbeeld in het kader van doctoraatsonderzoeken. Een archief kan geordend en onderzocht worden. Mensen die erfgoed schenken aan de universiteiten verwachten ook dat daar onderzoek of valorisatie op of mee gebeurt.

Een universiteit kan een expertise voorleggen die bij andere spelers in het erfgoedveld niet altijd aanwezig is. Wij vervangen de musea niet in die zin, maar wij zijn wel een instelling met specifieke mogelijkheden. Onder meer voor het onderzoek van conservatie, maar zeker ook voor het onderzoek van de inhoud en de context.

Architectuurmaquettes UHasselt.

Architectuurmaquettes UHasselt.

Wat is de kracht van academisch erfgoed?

Jeroen: De context die Geert aanhaalt, is ook net de kracht van dat academisch erfgoed. De context van het onderwijs en onderzoek waarin het erfgoed ontstaan is, gebruikt is en waarin we het nu ook tonen. Ik heb mijn achtergrond vandaag op MS Teams bewust gekozen (het interview werd afgenomen via MS Teams, n.v.d.r.). Je ziet een opstelling in het Gents Universiteitsmuseum waar een kurken maquette van het Pantheon in beeld gebracht is. Het is mijn favoriete stuk van de collectie.

De maquette dateert van de achttiende eeuw en is gemaakt door een onbekende Italiaanse kurk-ambachtsman. Ze diende als een soort souvenir voor rijke West-Europeanen die in die periode een toer maakten rond de Middellandse Zee en vanuit de renaissancistische gedachte de klassieke oudheid leerden kennen. Zij brachten dan zo’n grote maquette van een van de klassieke gebouwen mee naar huis. Zo is dit stuk in de collectie van een vermogende Gentse familie terechtgekomen.

Toen de Universiteit Gent 203 jaar geleden gesticht werd, schonk de stichter, koning Willem I van Nederland, enkele didactische collectiestukken. Ook zijn netwerk riep hij op om collectiestukken aan de universiteit te schenken of te verkopen. De koning had een duidelijke onderwijsvisie, om studenten aan de hand van objecten inzichtelijk en tastbaar onderwijs te bieden. Die context, het onderwijs, is voor academisch erfgoed belangrijk.

Vandaag staan die objecten in een museum, maar de sporen van het gebruik in het onderwijs zijn nog zichtbaar en dat blijft een typisch kenmerk. Wij verbloemen niets, we zullen geen collectiestukken restaureren, omdat er een keer een student een post-it opgeplakt heeft. Nee, net dat post-itje op die stukken maakt het interessant door het verhaal dat erachter schuilt. De context waarbinnen die collecties ontstaan, gegroeid, uitgebreid of geschonken zijn, daar zit volgens mij de kracht in.

Geert: Wat ook belangrijk is, is dat je via het erfgoed de academische wereld midden in de maatschappij plaatst. De academische wereld is de wereld van discussie en debat. Universiteiten zijn niet zomaar een bedrijf, maar een intellectuele vrijhaven van meningen en discussies. Met het academisch erfgoed kunnen we net dit soort verhalen, discussies, veranderingen van mening en van geesten en conflicten laten zien. Ik denk dat dat een bijzondere meerwaarde is van ons erfgoed om zo die al te vaak gesloten wereld van academisch onderzoek open te stellen en te delen met een breder publiek.

Jeroen: Ook in tijden van fake news en een coronacrisis waarin de ontwikkeling en betrouwbaarheid van een vaccin met argusogen bekeken wordt door de hele samenleving, is het wel heel relevant om te tonen hoe het wetenschappelijk bedrijf werkt, met vallen en opstaan, met tegenspraak en reactie op die tegenspraak, met voorstellen en hypotheses. Als je dat kunt doen aan de hand van het erfgoed en de geschiedenis van de collecties, dan denk ik dat we een serieuze bijdrage kunnen leveren aan de samenleving én kunnen participeren in die samenleving.

Gulden Boek van Geen Taal, Geen Vrijheid

Gulden Boek van Geen Taal, Geen Vrijheid, de Vlaamse studentenkring aan de ULB (1886) – Collectie CAVA-VUB.

Wat zijn toekomstmogelijkheden?

Geert: Ik zie zelf nog drie verschillende zaken die kunnen gebeuren op niet zo lange termijn. Allereerst is het academisch erfgoed een moeilijk soort erfgoed. Het zit niet in de klassieke erfgoeddefinities en -benaderingen. Wat we nodig hebben, is dat we met alle academischerfgoedbeheerders in Vlaanderen, maar ook internationaal, klaarheid krijgen in de kwaliteitsnormen en de waarderingsoefeningen van dat erfgoed. Daar moet nog heel veel in gebeuren. Academisch erfgoed is heel divers en op het vlak van essentiële kenmerken heel anders dan wat in andere musea te vinden is. Daar moet nog veel rond gewerkt worden.

Dat kan een universiteit niet alleen doen, dat moet je in een samenwerkingsverband doen. Een tweede uitdaging is: wat doen we met het recente erfgoed? Want een universiteit maakt elke dag nieuw erfgoed bij. We moeten daar een beleid over kunnen ontwikkelen. Wat houden we bij en wat niet? Het is gemakkelijk om te beslissen om oude dingen bij te houden. Die zijn heel mooi en waardevol. Maar als we nu een elektronenmicroscoop of een cyclotron als erfgoed willen bewaren, hoe houden we dat bij? Welk verhaal kunnen we vertellen? Hoe zullen we dat aanpakken? En wat doen we met het digitaal erfgoed van onze tijd? We moeten nu een visie op die toekomst ontwikkelen.

Wij verbloemen niets, we zullen geen collectiestukken restaureren, omdat er een keer een student een post-it opgeplakt heeft

Jeroen Vanden Berghe

Een derde punt is dat we moeten nadenken over hoe we die verhalen en onze boodschappen naar een publiek zullen brengen. We willen graag jongeren bereiken, maar ook een algemeen en internationaal publiek. We moeten nadenken over welke middelen daar het best voor geschikt zijn. We kunnen dat natuurlijk doen op een manier zoals de meeste erfgoedliefhebbers dat graag doen, met het tonen van tastbare objecten en het inrichten van musea.

Maar je moet ook zoeken naar innovatieve manieren. Het nieuwe GUM van de Universiteit Gent is daar een mooi voorbeeld van, maar er is nog een hele weg te gaan. De erfgoedwereld staat niet stil en ik denk ook dat universiteiten daar een rol in kunnen spelen. Wat zijn de mogelijkheden om een divers publiek te bereiken met ons erfgoed? Dat is een uitdaging voor de wereld van het academisch erfgoed en een bijdrage die het academisch erfgoed kan leveren aan de veel ruimere wereld van het erfgoed.

Jeroen: Er moet sowieso nog veel gebeuren, we zijn niet op een eindpunt beland. Integendeel. Op elk van de functies omtrent behouden, beheren, collectieplannen maken, inventariseren, digitaliseren, depotomgevingen maken tot en met het publieks- en participatieluik, kunnen we nog volop stappen zetten. Dat is ook een nooit-eindigend verhaal. De tendens van de samenleving met de publiekswerking voel je met het verloop van de tijd beter aan.

Daar nieuwe initiatieven in nemen, nieuwe verhalen brengen, participaties met burgers, met buren en in ons geval met alumni opzetten, daar ligt nog een groot speelveld. Wat ik persoonlijk daarin belangrijk vind, is het aanbieden van dat brede scala van onderzoeksdisciplines aan het erfgoedveld. Ik geloof heel sterk dat als de Vlaamse overheid de universiteiten erkent in hun dubbele rol als erfgoedbeheerders én als expertisecentra, die deuren nog veel wijder opengaan. Dat is voor mij de grootste winst die nog geboekt kan worden.

Zin in meer artikels, o.a. over het vastleggen van het coronatijdperk en de uitdagingen van de koloniale archieven?