2021, 2

Hoe te leven als je dood elk moment kan komen, maar je toch niet sterft? In De volgende scan duurt vijf minuten (2018) schreef Lieke Marsman in een combinatie van poëzie en essay al over de manier waarop de bij haar vastgestelde kraakbeen- kanker haar uit de alledaagse tijd duwt: ‘kanker / heeft geen kalender’. In haar nieuwste poëziebundel In mijn mand keert deze tijdservaring terug.

Marsman weet zich van elk alledaags toekomstperspectief afgesneden:

Wat heeft het voor zin om te fantaseren

over waar je over tien jaar zou kunnen wonen

als de dokter morgen kan bellen

om te zeggen dat het klaar is?

Er is geen toekomst, alleen een lang

en stroperig hier en ik zijn.

Er rest slechts ‘het ultieme “leven in het nu”’, wat ‘gekmakend’ is omdat het almaar door lijkt te gaan. De onzekerheid is telkens niet te weten waar in het ziekteproces de zieke zich bevindt.

De theoretische grenzeloosheid van tijd en ruimte breekt deze kleverige temporaliteit open en creëert relativering: ‘in wat alles omvat geen plek voor residu. // Oneindigheid van tijd houdt me overeind nu’. Voor de langdurig, mogelijk ongeneeslijk zieke kan het leven aanvoelen als een residu: dat wat overblijft van tijd, maar ook – zo lezen we – van vrienden, onschuld, toekomstdromen en bewegingsvrijheid. Hoe dan een leven te leiden dat niet in het teken staat van dat verlies; hoe poëzie te schrijven wanneer de wereld vlak en glansloos is geworden: ‘ik voel mij onttoverd / er is niets magisch aan dit leven’.

Portret Lieke Marsman

Maar misschien stel ik de verkeerde vragen. Twee zaken vallen immers op. In mijn mand bevat amper verwijzingen naar de alledaagse ervaring van de ziekte. De bundel valt niet te lezen als een memoir in verzen, noch valt er een verhaalboog te ontwaren van strijd, verlossing of aanvaarding. Niettemin zorgt de ziekte voor de breking van Marsmans kenmerkende poëtische reflecties waardoor ze, zoals de weerkaatsing in een gebroken spiegel, soms centraal komt te staan en soms slechts zichtbaar is aan de randen. In ieder geval is de ziekte altijd (ergens) aanwezig.

Daarnaast valt op hoe de ziekte Marsmans hechting aan de wereld, kennis en poëzie niet teniet heeft gedaan. Uiteraard spreekt de bundel over pijn, spijt, ongeloof, uitputting en zelfs de wens dat het allemaal gewoon voorbij is. Daartegenover staan zowel momenten van eenvoudig liefdesgeluk en natuuruitstapjes als ervaringen van het sublieme in ‘een barmhartig vennetje’. Tevens is er, zoals we dat kennen van De volgende scan maar ook van Marsmans roman Het tegenovergestelde van een mens (2017), de woede om het politieke bestuur van het leven: ‘steek die bureaucratie maar in je hol!’ – in tijden waarin de moordende effecten van het Nederlandse staatsapparaat voor ieder helder te zien zijn, moet deze regel het land voldoening geven. Om met de slotregels van ‘Verzet’ te spreken, is de algemene indruk er kortom een van aangeslagen, maar niet moegestreden.

Deze affectieve veelzijdigheid is sterk aanwezig in het titelen slotgedicht. ‘In mijn mand’ bezit alle typische vormkenmerken van Marsmans dichtende denken: de verhalende impuls, de nevenschikking van scènes en gedachten, het snelle tempo waarin het subject ideeën en verlangens overweegt en toetst, de veelheid ervan die nooit overdadig wordt. In het gedicht is Marsmans alter ego zowel in de hemel als in haar doodskist. Ze speelt kaart met Immanuel Kant en Jean-Paul Sartre en hoort hoe de engelen ‘In je mand’ naar hen roepen. Herinneringen passeren als geuren de revue en het subject vraagt zich aan het einde herhaaldelijk af: ‘Is het mijn sterfdag?’ Het is een gedicht waarin Marsman de dood heel dichtbij laat komen en ze die in de ogen kijkt met al het aardse dat ze verlangt: ‘Vergeet engelen en psalmen / Ik wil het vanille van een oud boek / Ik wil een koud flesje bier’.

In de bundel zijn de geëngageerde en introspectieve gedichten met elk hun eigen tonaliteiten van elkaar gescheiden. In de tweede afdeling ‘Lichamen / kadavers’ vinden we de eerste groep, terwijl de zelfreflecterende teksten in het eerste en derde deel staan. Ze kruisen elkaar in enkele lijnen van ‘Verlate kamervragen’, een gedicht dat de coronacrisis evoceert:

[…] blijkt

dat in leven blijven

het belangrijkste

in het leven is

De voortzetting van het naakte leven is de inzet in Marsmans bestaan, en hetzelfde geldt in deze crisis: wie kan een lichaam blijven, en wie wordt een kadaver? In het gedicht zijn economische, geografische en etnische scheidslijnen hiervoor beslissend.

Scheidslijnen vormen een impliciet motief in de bundel. Wie ziek is, past immers niet meer in de sociale verbeelding van wat een (goed) leven is. Dat is een politieke kwestie omdat het gaat om wie al dan niet iets verdient: bijstand, hulp, zorg, burgerrechten, nationaliteit, verblijfsrechten. Ook op dat vlak raakt Marsmans persoonlijke verhaal aan de aangekaarte politieke kwesties waarin velen het leven ontzegd wordt. In ‘Spelen’, wat mij betreft het absolute hoogtepunt van de bundel, karakteriseert Marsman emancipatie als een spel. In verschillende rondes laat ze zien hoe emancipatie geen weg naar vrijheid is, maar een blootstelling aan een aanhoudende taxatie langs de maatstaven van ‘de rechten die men oer-Hollandse waarden noemt / die nog geen twintig jaar bestaan’. De diverse situaties tonen hoe instituten en publieken steevast menen te mogen ingrijpen in het schijnbaar private of intieme: de homoseksuele vluchtelingen die moeten ‘bewijzen […] homo genoeg’ te zijn, of de transvrouw die naar het toilet moet: ‘Mag dat? Laten we erover discussiëren / in de krant’. Emancipatie is een zero-sum-spel dat minderheden tegen elkaar uitspeelt en vrijheid perverteert:

De essentie van het spel

is dat ze steeds wanneer iemand om hulp schreeuwt

terugschreeuwen dat hun handen gebonden zijn

in vrijheid.

Cover van de bundel 'In mijn mand' van Lieke Marsman

De ethisch scherpe observaties, conceptuele kracht en esthetisch kernachtige formuleringen van dit gedicht beloven wat voor Marsmans recente aanstelling als Dichter des Vaderlands.

Ook in de literatuur werd Marsman buiten de grenzen van de legitimiteit geduwd. In het vierdelige openingsgedicht ‘Universele esthetiek’ spreekt ze over critici die vinden dat ze ‘beter helemaal met dichten kon stoppen’, ‘mannen met verstand van de canon’ die haar werk ‘pathetisch’ noemen, en over hermeneutische interpretaties die ‘een stilte’ betonneren ‘waarin ik probeerde een gedachte te formuleren’. Het gedicht eindigt met een aansporing door vrienden om zich opnieuw tot de kunst te wenden: ‘Dans jezelf nog eens naar dat licht’. Het schrijven als een levenslijn.

Naast de kunst creëert ook de ‘onontgonnen wereld van natuur’ verbazing en verwondering, en in extreme gevallen zelfs barmhartigheid:

Eén overwoekerde wegwijzer

en je staat oog in oog met het sublieme

[…]

De waarheid behoeft geen nooduitgangen meer

en alsof er een soort fotosynthese plaatsvindt

verschrompel je niet, maar scheidt zelfs zuurstof uit.

Genade.

Het is een moment waarop het subject zich opnieuw volledig en aanwezig kan voelen. Hoewel de ziekte in de vorm van de dood vaak opduikt als iets wat zowel betovert als angst aanjaagt, is In mijn mand een opmerkelijk vitale bundel waarin de dichter ruimte creëert voor zichzelf door werelds onrecht te bekampen, vast te houden aan het naakte bestaan en het zo niet bezingen dan wel waarderen van al wat het leven zijn sier geeft: de natuur, de geliefde, de hond, de kunst, het licht, et cetera – al dat houdt de dichter bij zich in haar mand.

Over In mijn mand

Lieke Marsman (1990) debuteerde met de dichtbundel Wat ik mijzelf graag voorhoud. Daarvoor won ze de C. Buddingh-prijs, de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs en de Liegend Konijn Debuutprijs. Drie jaar later verscheen De eerste letter. In 2017 verscheen haar eerste roman, Het tegenovergestelde van een mens en eveneens Man met hoed, een bundel verzameld werk, waarin ook vertalingen van haar hand zijn opgenomen. In De volgende scan duurt vijf minuten (2018) onderzoekt zij in tien gedichten en een essay hoe een ziek lichaam zich verhoudt tot een zieke wereld. Op de dag van de bekendmaking dat ze de komende twee jaar is aangesteld als Dichter des Vaderlands, verscheen In mijn mand.

Ontdek het volledige nummer

Smaakt dit artikel naar meer? Ga snel naar de website van Poëziecentrum en bestel het nummer!